Landbouwaktualiteiten
in Zeeland 1966
Op het eenmansbedrijf is de zaaiplank overbodig.
VOORLOPIGE OPSLAG VAN AARDAPPELEN. Het ventileren van aard
appelen verdient de voorkeur als men ze zonder risico tot de winter wil be
waren. Een ventilator met bijbehorend verdeelsysteem voor de lucht (hoofd
en zijkanalen) is de minimale uitrusting.
Bij bewaring tussen stro betekent dit een investering van 2 cent per kg
aardappelen. Bij bewaring met behulp van verplaatsbare houten wanden be
nadert de investering een bedrag van 6 cent per kg.
VAKBEKWAME MEDEWERKERS VORMEN MEDE DE BASIS VOOR EEN
GOEDE BEDRIJFSVOERING. In 6 jaar tijds is het aantal geregistreerde vaste
jaarcontracten met 37 gedaald. Met minder mensen, meer machines en
andere methoden moet het werk thans rondgezet worden.
Steeds meer blijkt de noodzaak van prima vakbekwame medewerkers. De
Commissie voor de Technische Voorlichting aart land- en tuinarbeiders tracht
voor zover mogelijk haar steun te geven aan de ontwikkeling en verhoging van
de vakbekwaamheid van de agrarische medewerker.
Zij doet dit door organiseren van voorlichtingsbijeenkomsten, excursies,
(Zie verder volgende pagina)
Gewoontegetrouw is ook dit jaar „Landbouwactualiteiten in Zee
land" verschenen. In dit bijzonder aantrekkelijk boekje worden
wederom een actuele onderwerpen voor de boer aan de orde gesteld.
Uitgegeven door de beide Rijkslandbouwconsulentschappen voor Zee
land in samenwerking met de Federatie van Verenigingen voor Be
drijfsvoorlichting voor de Zeeuwse Eilanden en de Stichting ter Be
vordering van het Landbouwkundig onderzoek in Zeeuwsch-Vlaan
deren levert deze uitgave met een groot aantal artikelen op verschil
lend terrein een bijdrage voor de bedrijfsaanpassing en bedrijf svraag-
stukken waar de boer regelmatig mee te maken heeft.
Naast artikelen over onderwerpen van algemene aard worden ook
speciale onderwerpen behandeld voor de akkerbouw, rundveehouderij
en de gemengde bedrijven. Doelbewust zijn de onderwerpen zodanig
gekozen dat zij betrekking hebben op een zo breed mogelijk terrein.
BOUWPLAN EN VRUCHTWISSELING. Bij de bedrijfsvoering nemen de
factoren bouwplan en vruchtwisseling een centrale plaats in. In een artikel
van de beide rijkslandbouwconsulenten voor Zeeland worden deze factoren
geprojecteerd tegen de achtergrond van het totale bedrijf. Vanuit een min of
meer concrete situatie wordt deze materie, waarbij ook de bodemvruchtbaar
heid wordt betrokken, benaderd.
Vanuit een vrij intensief basis-bouwplan, waarop enkele variaties zijn aan
gebracht, komen schrijvers tot de conclusie dat:
1. een dergelijk bouwplan met een wat enge vruchtwisseling volgens de saldo
methode een goed arbeidsinkomen geeft;
2. het tevens arbeidsorganisatorisch is rond te zetten;
3. de basis voor het behoud van de bodemvruchtbaarheid is gelegd.
ERWTEN, EEN TEELT IN BEWEGING. Een afname van de behoefte aan
erwten heeft de oppervlakte erwten in Nederland doen terug lopen van 40.000
ha in 1955 tot thans 20.000 ha. Hiervan wordt in Zeeland 40 a 45 °/o geteeld.
Een in volle bloei staand gewas is een aantrekkelijkheid voor het oog. Voor
dat het zover is en voordat de erwten geoogst zijn, kunnen diverse teelttech-
nische problemen de boer de nodige zorgen geven.
Diverse actuele punten worden in het artikel aangestipt, zoals:
de steeds toenemende bezetting van wortelonkruiden;
de knopmade, die vooral in 1966 de nodige vragen opwierp;
nieuwe oogstmethoden, uit nood gekozen.
Ook „het onderste regeltje" werd niet vergeten.
Structuur akkerbouwgrond in het jaar 2000 Het kan worden voorkomen
HET ZOMER- EN WINTERMELKVRAAGSTUK. Het rendement van de
melkproduktie is groter naarmate de kalfdata van de koeien regelmatiger over
de verschillende maanden zijn gespreid. Voor de melkveehouder is, bedrijfs
economisch gezien, een meerwaarde van ca. 200.per koe bereikbaar wanneer
hij de kalfmaand van maart naar november kan verschuiven.
Ook arbeidsorganisatorisch gezien is deze verschuiving in de bedrijfs
voering verantwoord. Een hogere wintermelkproduktie kan door de zuivel
industrie worden bevorderd met grotere prijsverschillen tussen zomer- en
wintermeik.
ERVARINGEN MET GROTERE ÉÉNMANS AKKERBOUWBEDRIJVEN.
Verslag van een 3-jarig onderzoek dat in Zeeuwsch-Vlaanderen werd verricht
op een aantal akkerbouwbedrijven van 20 tot 30 ha. Van deze groep bedrijven
werd de helft als éénmansbedrijf geëxploiteerd, terwijl op de andere helft de
boer nog over een vaste medewerker beschikte. Beide groepen zijn overigens
goed vergelijkbaar. Aan de hand van de verkregen uitkomsten wordt aange
toond dat de winstmogelijkheden op de éénmansbedrijven gemiddeld groter
zijn. Deze bedrijven zijn arbeidstechnisch te realiseren door de loonwerker meer
in te schakelen, door samenwerking met andere bedrijven en door het toe
passen van moderne arbeidsmethoden. Dat vooral de boer, maar ook zijn bedrijf
aan een aantal voorwaarden moeten voldoen om met succes in deze richting
om te schakelen, wordt met een aantal praktijkervaringen aangegeven.