Notulen Vergadering Hoofdbestuur Z.L.M. 7 GEHOUDEN OP DINSDAG 29 NOVEMBER 19 66 TE 10.00 UUR IN HOTEL „DE KORENBEURS TE GOES OPENING De Algemeen Voorzitter, de heer Ir. J. Prins opent de vergadering en heet allen hartelijk welkom. Een bijzonder woord van welkom richt de Voorzitter tot de heer G. H. Morsink, die in de morgenvergadering zal spreken over de afzet van granen en tot de heer van der Beek, die als adviseur voor het eerst een vergadering van het H.B. bijwoont. OPENINGSWOORD VOORZITTER De Voorzitter zegt in zijn openingswoord bij en kele aspekten van het werk in de afgelopen periode te willen stilstaan. Alhoewel het landbouwkundig jaar 1966 financiëel bepaald nog niet afgesloten is meen ik niet ver mis te zijn wanneer ik het jaar beschrijf als voor de verschillende individuele on dernemers sterk wisselend en voor ons gewest over het algemeen matig tot redelijk. Het najaar heeft in tussen wel veel goed gemaakt. Het werk o.a. in aard appelen, bieten en het fruit liep vlot. En dat heeft derhalve voor de kostenkant, ook voor de productie factor zijn betekenis. Voor de nationale economie is de tweede helft van het jaar geen periode van verbetering geworden. Het mes moet er kennelijk in. Hoe dat mes ook zal snijden, ik vertrouw dat men daarbij zal bedenken, dat de 8 a 9% van de agrarische beroepsbevolking, behalve de voorziening voor eigen markt ook in zo belangrijke mate mede onze exportpositie bepaald. En dat voor deze positie de concurrentie-verhoudin- gen van groot belang zijn. Van het werk van onze Maatschappij moet ik ver melden het uitbrengen van het rapport Samenwer kingsvormen in de landbouw. Ik hoop, dat wij hier mede onze leden een wegwijzer in deze moeilijke materie hebben gegeven. Een woord van waardering voor het werk van de Commissie en rapporteur is, dacht ik, geheel op zijn plaats. De zomertijd is onderwerp van gesprek in het Da gelijks Bestuur geweest. Ook de veehouderij commis sie heeft hierover gesproken. Ons standpunt is dui delijk, maar laten we ons om deze kwestie niet te druk maken. Het is duidelijk een zaak, die in Euro pees verband moet worden bekeken. En behalve dat de Italiaanse ervaring met de zomertijd niet zo una niem schijnt te zijn, lijkt mij dat er belangrijker en dringender onderwerpen voor een Europees gesprek zijn. Een andere vermoedelijke kwestie, die ik graag wil noemen, is die der grondpolitiek. De positie van de eigendomsbedrijven - waarover ik ook al eerder sprak - is op de Bankendag in Scheveningen ook aan de orde gekomen. Ér werd daar op gewezen dat heide richting uit gaat van keuze uit twee alternatieven: nationalisatie of nieuwe financieringsvormen. Een kleine commis sie, die de afgelopên periode voor het Dagelijks Be stuur der Z.L.M. de studie t.a.v. de opvolging op de eigendomsbedrijven zo goed mogelijk bezag, dit naar aanleiding van het wetsvoorstel Cooreman, meende dat de mogelijkheid van rentesubsidie gebonden aan een taxatieprijs van de grond nader onderzocht moest worden. Landelijk heeft men deze kwestie, die ons toch ook niet los mag laten, nu in studie. Op het terrein der grondpolitiek laten ons de wetsontwerpen die Minister Samkalden juist voor zijn vertrek ons nog schonk, ook niet onberoerd. Het is een zaak voor de komende tijd, die gezien de Haagse situatie vermoedelijk nog niet veel haast vraagt. Eén aspekt waar onder andere „De Landbode" op wees wil ik noemen. Het gaat om een beheersing van een bestanddeel van de prijs van de bouwgrond. Een bestanddeel dat een betrekkelijk gering percentage is van het totaal wat de bouwgrond kost. Wat ge beurt met dat andere deel? Zo men wil beheersen, hoe wil men dat dan beheer sen? Ik stel mij voor dat door ons in het Dagelijks Bestuur bezien wordt, hoe ook wij vanuit agrarisch gezichtspunt een bijdrage in de discussie over dit wetsontwerp kunnen leveren. Een kwestie, waarop we ook - vermoedelijk de volgende Hoofdbestuursvergadering - terug moeten komen is die van de structurering van één der sa menwerkingsorganen van land- en tuinbouw. Het Landbouwschap immers is - in rustige banen welis waar - weer een onderwerp van gesprek na het uit brengen van het rapport Taak en Organisatie. Een enkel uitgangspunt wil ik mijnerzijds nu reeds op noemen: Ten eerste is een goede studie en documentatie centrum voor dé georganiseerde land- en tuinbouw een zeer grote noodzakelijkheid. Hierin ligt een be langrijke waarde van het Landbouwschap. En een dergelijk centrum moet gefinancierd worden. Ten tweede wordt een gezamenlijk standpunt in de be leidsvragen ons steeds meer afgedwongen. Men zie hiervoor o.a. naar de ontwikkelingen in de E.E.G. Dit „gezamenlijk" moet men mijns inziens zo breed mogelijk opvatten. Een probleem evenwel is dat er meerdere samen werkingsorganen zijn, die nu niet in discussie zijn en dat er in diverse situaties ook verschillende opstel lingen worden gevraagd. Gezien deze problemen en ook de ontwikkelingen, die gaande zijn kan de vraag naar voren komen, of we niet te vroeg zijn met een eventuele herstructu rering. Dit neemt niet weg dat een discussie en ook Achter de bestuurstafel v.l.n.r. de heren J. B. Becu vice-voorzitter)drs H. J v. d. Maas planoloog bij het Landbouwschap, mr E. Wage algemeen secretaris, ir. J. Prins algemeen-voorzitter en de heer P. J. J. Dekker vice- voorzitter der Z. L.M. veranderingen van grote betekenis kunnen zijn als we maar weten waar we aan toe zijn. Tenslotte wil ik nog een kwestie noemen, waar over bij ons onduidelijk- en onzekerheid bestaat n.l. de nieuwe kwekerswet. Onduidelijkheid is omtrent de materiële inhoud voor de boer. Hieromtrent is een goede voorlichting zeer noodzakelijk. Onzeker heid en ongerustheid bestaat er voorts inzake een goede bestuurlijke inspraak van teler en afnemer in de keuringsinstellingen. En de dringende noodzaak van dit laatste hoeven we niet nader uiteen te zetten. Ik wil gezien de uitgebreide agenda die wij van daag afhandelen moeten, het bij deze kanttekeningen laten. Rest mij deze vergadering voor geopend te verklaren, aldus de Voorzitter. NOTULEN De notulen van de vergadering van 4 juli 1966 worden ongewijzigd goedgekeurd en vastgesteld. INGEKOMEN STUKKEN EN MEDEDELINGEN Een schrijven van de heer Ir. J. Versteeg, waarin deze bedankt voor het adviseurschap van het Da gelijks- en Hoofdbestuur der Z.L.M. wordt voor ken nisgeving aangenomen. De Secretaris doet voorts mededelingen van een schrijven van de Groninger Mij. van Landbouw, waarin verontrusting wordt uitgesproken over de gang van zaken bij de graszaadteelt. De rationalise ring van deze teelt heeft de laatste jaren geen ge lijke tred kunnen houden met de stijging van kosten, terwijl bovendien de concurrentiepositie van het Nederlandse graszaad op de Europese markt is ver zwakt omdat met name in Duitsland en Frankrijk deze teelt belangrijk zou worden gesteund. De heer Becu is van mening, dat het gewenst is steun te verlenen aan de opzet om tot een Europese regeling te komen. De heer Klompe deelt mede, dat partijen van on bekende herkomst alle gekeurd moeten worden. In de praktijk blijkt, dat het in feite in het geheel niet nodig is om al deze kosten te maken. Op voorstel van de Voorzitter wordt besloten ad hesie te betuigen aan het streven van de Groninger Mij. De Voorzitter deelt hierna mede, dat het Be stuur van het Boekhoudbureau heeft besloten de heren C. en G. Pauwe beide tot adjunct-Directeur van het Boekhoudbureau te benoemen. Voort wordt medegedeeld, dat de heer W. Goeman is benoemd tot secretaris van het Bestuur van het Grond-, Pacht- en Taxatiebureau der Z.L.M. De vergadering gaat vervolgens accoord met een voorstel om heer Ir. W. Markusse, Directeur van de R.M.L.S. te Goes te benoemen tot adviseur van het Hoofdbestuur. SAMENGAAN Z.L.M. N. Br. My. v. LANDBOUW De Voorzitter doet vervolgens enkele mededelin gen over de mogelijkheden tot samengaan van Z.L.M. en Noord-Brabantse Mij van Landbouw. Hij verwijst naar het schrijven wat aan de H.B.-leden is toege zonden en waarin het voorstel van het H.B. nader is toegelicht. De Voorzitter wijst erop, dat het samengaan van beide maatschappijen nog wel wat nadere bespre kingen zal vergen. Enerzijds zullen op korte termijn misschien beslissingen kunnen vallen, anderzijds zul len sommige zaken op geleidelijke wijze dienen te worden aangevat. Het Hoofdbestuur verklaart zich hierop unaniem accoord met het voorstel van het H.B. om in prin cipe te besluiten tot het samengaan met de N.- Bra bantse Mij. v. Landbouw. Het Bestuur betuigt ver volgens zijn instemming met de Kandidaatstelling van de heer Prins voor de functie van Voorzitter der N.-Brabantse Mij. v. Landbouw. De Voorzitter is van oordeel, dat hiermede een historisch besluit is genomen door een Maatschappij, die in de bijna 125 jaren van haar bestaan in een ongewijzigd verband haar taak goed heeft vervuld. Onder dankzegging aan de vergadering voor het ge nomen principebesluit spreekt de Voorzitter het ver trouwen uit, dat de toekomst moge uitwijzen, dat een wijs besluit is genomen. BESLUITENLIJST D.B.-VERGADERINGEN De besluitenlijst van de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur van 5 september, 3 oktober en 31 oktober 1966 geeft de vergadering geen aanleiding tot op- of aanmerkingen. LENING VERBOUWING LANDBOUWHUIS De Secretaris geeft een nadere toelichting op de voorstellen tot verbouwing van het Landbouwhuis. De oorspronkelijk overgelegde raming blijkt aan zienlijk te zullen worden overschreden, omdat bij de thans aangevangen verbouwing vele punten naar voren komen, die een nieuwe opzet vergen. De thans opgestelde plannen, waarin tevens de aanschaffing van een nieuwe telefooncentrale is begrepen zullen een bedrag vergen van plm. 320.000,Hiervan zal direct uit het Onderhoudsfonds en andere on voorziene inkomsten een bedrag van 113.800, kunnen worden afgeschreven. De financiering kan mede door een verbetering in de rekening-courant verhouding met de Instellin gen der Z.L.M. voor een groot deel uit eigen midde len, zodat voorlopig met een lening van 130.000, kan worden volstaan, die tegen een redelijke rente bij de afdeling verzekeringen kan worden afgesloten. De Voorzitter wijst erop, dat vorig jaar werd be sloten tot verbouwing en niet tot nieuwbouw. Ge bleken is, dat de raming van het z.g. uitgestelde onderhoud van het Landbouwhuis op minstens 100.000,— kan wórden gesteld. Het is een oud ge bouw en er blijkt bij de verbouwing veel tegen te vallen. De vermogenspositie van de Z.L.M. is echter goed en de boekwaarde van het Landbouwhuis na de verbouwing bedraagt 351.800,De verzekerde waarde van het gebouw bedraagt echter ongeveer het dubbele. De heer Minderhoud vraagt of de financiering geen gevaar kan lopen, indien de gang van zaken bij de afdeling verzekering eens zou tegenvallen. De Voorzitter deelt mede, dat de afdeling ver zekeringen juist gelden moet beleggen en dat niet gevreesd behoeft te worden voor financiële moei lijkheden. De exploitatiekosten die ten laste komen van de Z.L.M.-begroting belopen jaarlijks een bedrag van 'Zie verder pag. 19)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 7