Notulen vergadering Hoofdbestuur Z. L. M.
10
(Vervolg van pag. 7)
8.500,terwijl dit bij de nieuwe opzet ongeveer
plm. 9.600,— zal zijn.
De vergadering kan zich met de plannen en met
de geldlening verenigen.
De Voorzitter dankt de vergadering voor dit be
sluit.
BEGROTING 1967
De Secretaris geeft een toelichting op de begro
ting voor het jaar 1967, die sluitend is bij handha
ving van de contributie 1966. In de begroting is re
kening gehouden met een loonstijging van 3V*%,
terwijl ook de post Landbouwblad in 1967 door de
portikostenverhoging aangepast moet worden. Reke
ning is voorts gehouden met de stijging van porti-
en telefoonkosten in het komende jaar. De overige
posten geven geen belangrijke verschillen te zien.
De contributie kan gehandhaafd blijven op 15,
en 12,50 voor respectievelijk leden zonder en leden
met grond en de hectareheffing op 3,50 voor het
grondgebruik en 0,10 voor grondbezit. De donatie
der begunstigers blijft 37,50, waarvan 7,50 ten
goede komt aan Kringen en Afdelingen.
Op een vraag van de heer Roelse naar de post
Economische Sociale Voorlichting antwoordt de Se
cretaris, dat hier een verhoogd Rijkssubsidie tegen
over staat.
De vergadering heeft voorts geen op- of aan
merkingen en verlangt geen stemming over de be
groting, zodat accoord gegaan wordt met het be
sluit de begroting in ongewijzigde vorm ter goed
keuring aan de Algemene Vergadering voor te leg
gen.
De Voorzitter dankt de vergadering voor de goed
keuring en het daarmede betoonde vertrouwen.
LEDENTAL
De Voorzitter zegt verheugd te zijn over de nog
steeds verder gaande stijging van het ledental, dat
thans belangrijk meer dan 6700 bedraagt. Ook de
begunstigers namen weer aanzienlijk toe. De Kring
Oostelijk Zuid-Beveland is gerechtigd op basis van
het ledental een 4e Hoofdbestuurslid aan te wijzen.
Het aantal ha blijft ongeveer op hetzelfde peil.
De heer Timmers wijst erop, dat de verhouding
van het aantal leden en het aantal begunstigers van
Kring tot Kring nogal uiteenloopt.
De Voorzitter zegt, dat dit inderdaad het geval is,
doch dat e.e.a. te verklaren is als men het aantal
autobezitters van bijvoorbeeld Goes en Tholen ver
gelijkt. Toch mag men aannemen, dat het beleid ten
aanzien van het aanvaarden van de begunstigers in
de verschillende Kringen vrij uniform is.
DE AFZET VAN GRANEN
De heer G. H. Morsink, adjunkt-direkteur van
het CEBECO die sprak over de „Afzet van
granen".
De Voorzitter geeft vérvolgens het woord aan de
heer G. H. Morsink, adj.-directeur van CEBECO,
voor het uitspreken van zijn inleiding over „De af
zet van granen".
De heer Morsink zegt met zeer veel genoegen de
uitnodiging om hier op Uw hoofdbestuursvergade
ring over de afzet van granen te spreken, aangeno
men te hebben. Nu we over enkele maanden, op
1 juli 1967, namelijk van de werkelijk gemeenschap
pelijke markt in de E.E.G. voor granen ingaan, is
het noodzakelijk dat standsorganisaties en coöpera
ties beginnen met het opmaken van hét bestek. Al
dus de heer Morsink.
De Nederlandse graanproduktie zal op 1 juli 1967
in direct contact komen met vraag en aanbod uit en
in de gehele E.E.G. De regionale markten van Beie
ren, Parijse bekken, Brusselse agglomeratie en het
Roergebied zullen elkaar beïnvloeden als communi-
serende vaten. Dit geldt niet alleen voor de prijzen,
doch ook voor de kwaliteiten. Deze nieuwe situatie
vraagt van ons allen van standsorganisaties en coöpe
raties een nieuwe aanpak van het probleem van de
graanafzet. De coöperaties beraden zich reeds hier
over en we hopen voor 1 juli 1967 een beleid op lange
termijn te kunnen vaststellen.
Marktmechanisme
Zonder op alle details in te gaan, mogen we aan
nemen dat het marktmechanisme voor granen er on
geveer uit zal zien, zoals wij dat nu kennen in Ne
derland.
De basisrichtprijs, die geldt in het grootste tekort-
gebied Duisburg, wordt beschermd door de drempel-
prijs aan de buitengrens van de E.E.G. tegen invloe
den van het aanbod van de wereldmarkt. Verder
zullen er in het gebied van de E.E.G., althans zo
luidt het voorstel van de commissie, voor een 30-tal
plaatsen interventieprijzen worden vastgesteld, die
afgeleid worden van de basisinterventieprijs in Duis
burg. Voor Nederland zijn dat Rotterdam en Gro
ningen.
Onze Franse, Italiaanse en Duitse collega's, vooral
de eerste twee, verlangen meer interventieplaatsen.
De Fransen enkele honderden, de Italianen enkele
duizenden meer. Wij zijn echter van mening dat het
aantal dat door de commissie is vastgesteld ruim vol
doende is.
De Franse standsorganisaties pleiten vooral voor
een groter aantal interventiepunten omdat:
de teler/coöperaties steeds bij een dichtbij gelegen
interventieplaats moet kunnen aanbieden en
afleveren;
bij weinig interventiepunten de markt ondoor
zichtig wordt;
de teler niet weet wat de effectieve interventie
prijs voor hem is.
Door ons werd daar, in overeenstemming met de
3 C.L.O.'s, tegenover gesteld:
een teveel, dus meer dan de door de commissie
voorgestelde punten, belemmert de natuurlijke
ontwikkeling van de graanstroom;
een teveel aan interventiepunten brengt het graan
op plaatsen van waar het niet economisch kan
worden ver derges tuurd.
Hierbij stellen w\j verder dat de coöperaties mo
reel verplicht zjjn aan de telers een van de inter
ventieplaatsen geldende interventieprijs afgeleide
prijs te betalen op elk moment van het graanseizoen.
In CEBECO-verband zijn we het hierover eens. Maar
tevens zijn wij bereid voor iedere plaats of per regio
in ons werkgebied interventieprijzen te publiceren,
zodat de telers in deze gebieden steeds de interven
tieprijs kunnen weten en daarmede dus ook steeds
de minimumprijs!
De ontwikkeling van de graanstroom en de
prijshoogte
Wat de prijshoogte betreft zijn er in Nederland
wel eens pessimistische uitlatingen gedaan. Er werd
gesteld dat na 1 juli 1967 de tarweprijs in Neder
land wel eens op het interventieniveau zou kunnen
bewegen, omdat de E.E.G. voor zachte tarwe een
overschotgebied is. Wij zouden hier een iets opti
mistischer geluid willen doen horen, mits aan enkele
voorwaarden wordt voldaan:
Wanneer er voldoende uitvoerrestitutie voor de
uitvoer naar derde landen verleend wordt, zullen
we in de eerste plaats in Zeeland, met onze silo's
aan de coasterhavens, daarvan profiteren. De
prijsontwikkeling zal hierdoor gunstig beïnvloed
worden. De prijs zal in de richting van de drem-
pelprijs gaan;
dat wij voor onze granen een goed vermarktings-
systeem kunnen opbouwen; hierop kom ik straks
terug.
Verder is de ligging van de Nederlandse akker
bouwgebieden t.o.v. de grote tekortgebieden in W.-
Europa zeer gunstig;
Gunstig zowel t.o.v. de randstad Holland, de
maalindustrie en de brouwerijen als van het Roer
gebied, Westfalen, Rijn - waar een tekort is van ca.
700.000 - 800.000 ton tarwe en een tekort van voer
en industriegranen van meer dan 1.000.000 ton en
het Belgische industriegebied.
.Onze waterwegen vergemakkelijken het verkeer
met deze gebieden. Wij gaan dan ook de prijsvorming
met een zeker optimisme tegemoet, mits ons ver
koopapparaat goed georganiseerd is en bovenal slag
vaardig is.
Marketing
De graanmarkt heeft zich van weekmarkten te
Groningen, Goes, Rotterdam (pondgaarders) ontwik
keld tot een Nederlandse graanmarkt. De beurzen,
zelfs die van Rotterdam, zijn onbelangrijk geworden.
Het grote spel van vraag en aanbod speelt zich af
via telefoon en telex, waardoor de gróte marktpar
tijen elkaar ontmoeten. De éénwording van de geïn
tegreerde E.E.G.-markt, zal echter hogere eisen stel
len aan de presentatie van onze produkten. De Ne
derlandse landbouw is zich daarvan gelukkig be
wust, daarvan getuigt het zojuist verschenen rapport
over de valorisatie van landbouwprodukten van het
Landbouwschap.
Over de granen zegt het rapport dat er tussen de
opkomende handelaren een actieve concurrentie be
staat, waarin op zichzelf een beschermend element
voor de boer is gelegen. De commissie schat dat de
coöperatieve afzet bij de granen meer dan de helft
uitmaakt. Dat is op zichzelf voldoende groot voor een
bevredigende marktpositie. (Al zouden wij die graag
groter zien).
Verder merkt de commissie op dat: „De werke
lijke marktpositie van de agrarische producent ech
ter zwakker is dan op het eerste gezicht het geval
blijkt te zijn en wel vooreerst doordat in menig ge
val de agrarische producent aan z(jn coöperatie on
voldoende vrjjheid van handelen laat, d.w.z. in on
voldoende mate bevoegdheden delegeert en voorts
aldus de commissie, doordat de coöperaties onderling
minder samenwerken dan wel mogelijk zou zijn.
Wanneer we er voorlopig van uitgaan dat een
prijsherziening voor de granen in E.E.G.-verband de
eerste jaren, mede in verband met de Kennedy-
ronde, niet veel kans maakt, ofschoon het kostenni
veau op onze bedrijven, mede door inflatoire facto
ren steeds verder stijgt, zullen we moeten trachten
dit kostenprobleem op een andere wijze op te van
gen. We zullen er namelijk naar moeten streven dat
de Europese graanverwerkende industrieën een ma
ximaal percentage Europese granen gaan verwerken.
De Landbouw en coöperaties zullen daarvoor de
voorwaarden moeten scheppen, d.w.z. wij zullen, wat
ook in het valorisatierapport genoemd wordt, aan
marketing moeten gaan doen. Dit is meer dan ver
kopen alleen. In de Verenigde Staten heeft men het
begrip marketing met weinig woorden samengevat
in het volgende: „Marketing is het verrichten van
zakelijke bezigheden die een stroom van goederen
en diensten leidt van producent naar consument".
Het doel van marketing is om samen met de pro-
duktie te streven naar de maximale winst van de
bedrijven, dus in ons geval van de landbouwbedrij
ven met de daarmede verbonden coöperaties.
Marketing en produktie zijn aan elkaar verbon
den. Veranderingen in marketingfactoren hebben di
recte invloed op de produktie en omgekeerd. Er be
staat een wisselwerking.
We kunnen ook zeggen dat marketing een doel
bewust streven is om bij de afzet van produkten een
zo hoog mogelijke winst op langere termyn te be
halen, door een gecoördineerd gebruik van alle ten
dienste staande commerciële middelen.
Een systematische marketing moet gebaseerd zijn
op:
a. goed marktonderzoek, gebaseerd op feiten.
Dit marktonderzoek zal moeten geschieden door
de centrale coöperaties, eventueel in samenwer
king met bestaande instituten van Wageningen,
bijv. het Instituut voor Brood en Meel, of het
Nibem te Rotterdam voor brouwgerst. Dit markt
onderzoek moet uitwijzen welke eisen door de
graanverwerkende industrie aan de grondstoffen
worden gesteld t.a.v.
bakwaarde en mengwaarde van tarwe, waarbij
het mogelijke maximale verbuik van inheemse
tarwe wordt vastgesteld bij deze graanverwer
kende industrie;
en hoe de bakwaarde, de mengwaarde van de
in concurrentie aangeboden tarwe van andere
herkomst (Franse, Duitse, Canadese, Amerikaan
se) is;
hetzelfde geldt voor brouwgerst.
b. Een goed marktonderzoek moet verder gebaseerd
zijn op de ontwikkeling van de graanstroom, op
basis van de Europese regionalisatie.
Deze ontwikkeling hangt af van:
ligging van produktiegebied t.o.v. consumptie-
of tekortgebied;
de kwaliteit van het geproduceerde graan in
het produktiegebied en de vraag naar bepaalde
kwaliteiten in het consumptiegebied.
Wij zijn van mening dat de Wageningse Instituten
en het Nibem, waaraan de Nederlandse landbouw
jaarlijks beduidende financiële bijdragen levert, hier
goede diensten kunnen verlenen, vooral op het ter
rein van het macro-marktonderzoek.
(Wordt vervolgd.)
FRUIT WERD IETS DUURDER
De stemming op de Zeeuwse fruitveilingen was in
de afgelopen periode wat vriendelijker dan in de
voorgaande weken. Peren waren goed gevraagd, op
hun minst prijshoudend en soms zelfs vast (Doyenne
du Cornice). De meeste appelrassen werden duurder.
Vooral was dat het geval met de Cox's Orange Pip
pin. De grote en middelmaten van dit ras werden
verkocht tegen prijzen die lagen tussen 50 en 70 cent
per kg. Voor de maat 6065 mm klasse I werd don
derdag in Goes 4050 cent per kg betaald. Ook Gol
den Delicious kon wat aantrekken en werd in ver
gelijking met de voorgaande weken gemiddeld rond
5 cent per kg duurder. De grote maten deden van 45
tot rond en iets boven 50 cent per kg, de middelmaat
noteerde tussen 40 en 45 cent en de kleine maat rond
30 cent per kg. Minder groot was de prijsstijging
van Goudreinette, maar toch was ook voor dit ras de
stemming vriendelijk. De meest gevraagde maten van
de klasse 1 kwaliteit noteerden tussen 32 en 37 cent
per kg. Jonathan kon ook iets profiteren van de
betere stemming en steeg voor de meest gevraagde
maten rond en iets boven 30 cent per kg. Een groot
deel van de aanvoer van dit ras ging echter weg tegen
prijzen van 2025 cent. Bij de peren kon de Confé
rence uit de afzetpools zich redelijk goed handhaven
op een niveau van rond en iets boven 60 cent per
kg voor de grote en middelmaten en tussen 50 en 55
cent voor de kleine maat klasse I. Doyenné du Co
rnice was gevraagd en deed algemeen tussen 1,20 en
1,25 per kg. Legipont bleef teleurstellen en was
nauwelijks prijshoudend. De grote maten noteerden
rond 50 een per kg, de middelmaat rond 40 cent en
de kleine maat rond 30 cent. Er kwam wat vraag naar
Beurré Alexandre Lucas waarvan de prijs kon oplopen
tot 50 h 55 cent per kg. Vooral voor Westduitse re
kening was deze peer gevraagd.