Nogmaals DE LUCHTVERONTREINIGING VRIJDAG 25 NOVEMBER 1966 54 Jaargang No. 2857 ij tot bevordering van Land- en Tuinbouw en in Zeeland ONS COMMENTAAR Frankering bij abonnement: Ternetizen IN de laatstgehouden Dagelijks-Bestuursvergaderrng der Zeeuwse Landbouw Maatschappij U hebt het kun nen lezen is met waardering gesproken over het feit dat onlangs van de zijde van Gedeputeerde Staten der Provincie een nota over de luchtverontreiniging is uitgebracht. Deze nota, die ons inziens een goed overzicht geeft van al datgene wat bij dit onderwerp aan de orde komt en reeds aan de orde kwam, is aan de Provinciale Staten aangeboden en zal de eerstkomende Statenvergadering worden behan deld. In deze nota zijn tevens een aantal voorstellen opgeno men, waarover de Staten dus binnenkort een beslissing moeten nemen. Er is dan ook alle reden, gezien de belangen van onze sector (en die van anderen) die hierbij in het geding zijn, om in deze kolommen nogmaals op de kwestie der lucht verontreiniging terug te komen. Eén van de kernpunten, waarmede de nota besluit is het voorstel tot het instellen van een Raad inzake de luchtveront reiniging. Een Raad, die volgens het voorstel, een brede samenstelling zal krijgen waardoor zowel aan de bestuur lijke als techriiéche aspekten, die bij de behandeling van het vraagstuk der luchtverontreiniging aan de orde komen, vol doende en verantwoord aandacht zal kunnen worden be steed. Het is duidelijk dat in een dergelijke Raad belangrijk en weloverwogen'advieswerk voor provincie, gemeente en bedrijven tot de mogelijkheden behoort. Het komt ons daarom wel gewenst voor dat een duidelijke structuering wordt aangebracht in het geheel van het advies werk dat in onze provincie op dit terrein wordt en zal worden verricht. Wat dit betreft denken wij bijv. aan de twee com missies (een bestuurlijke en een technische), die in de kanaalzone werkzaam zijn, maar ook aan een, in een later stadium misschien noodzakelijke commissie voor een speci fiek onderdeel der problematiek. Tussen het werk van com missies en de nieuwe Raad, zal ons inziens, toch een duide lijke (hiërarchische?) band moeten bestaan daar het gaat om hetzelfde werkterrein. Doublures zullen toch in ieder geval voorkomen moeten worden! Vooralsnog spreekt ons het voorstel van de Gewestelijke Raad van het Landbouwschap (een technische adviescom missie en een bestuurlijke) ons qua structuur nog wat meer aan. Bovendien zou hierbij Zeeuws-Vlaanderen (waar derge lijke commissies dus reeds werkzaam zijn) goed ingepast kunnen worden. Een andere kwestie, die na lezing van de nota voor ons wat vaag is gebleven is die der metingen. Vermoedelijk be wust is hierover betrekkelijk weinig gezegd, ornaat omtrent opzet en aard van een meetnet voor Zeeland het overleg kennelijk nog niet is afgesloten. We nemen aan dat het een gecoördineerde opzet wordt waar ook de agrarische instel lingen, gezien het gewicht der metingen voor onze sector, volledig in mee zullen spelen. Wel hebben wij goede nota genomen van het resultaat van de metingen van Hoechst. Deze uitkomsten zuivere lucht rondom het Sloe geven aanleiding tot de conclusie dat ook plant en dier het predicaat „zuiver" hebben. Het zou wel eens een belangrijke conclusie kunnen zijn. Tenslotte in dit commentaar nog een enkel woord over de kwestie der schadevergoeding voor onze agrarische sector; een materie van groot belang. De nota wijst in dit verband op de mogelijkheid die het Burgerlijk Wetboek geèft en merkt voorts op dat een eis tot schadevergoeding geheel in privaatrechtelijke sfeer is gelegen. Afgezien nog van het feit, dat mede door beslissingen van publiekrechtelijke aard (aanwijzing haven- en industriege bied) partfcuiieren schade kunnen gaan leiden weet ieder dat de weg van een civielrechtelijke procedure vaak een moei zame is. Niet voor niets wordt in diverse sectoren van ons maatschappelijk leven een kortere weg bewandeld, indien rechtgesproken moet worden (de arbitraire rechtspraak bijv.). Bovendien doen zich in dit geval technische aspecten voor (bemonstering, analyses en interpretatie), die ons welke weg we ook bewandelen bij deskundige instellin gen (bijv. het IPO) brengen. Waarom dan niet een korte weg? Wanneer over samenwerking wordt gesproken, vraag ik mijzelf wel eens af waarom er niet meer samengewerkt wordt om de onscheurbare weilanden gezamenlijk lo nend te exploiteren. Waarom niet een of andere samenwerkingsvorm voor de vet- weiderij doorvoeren door het gezamenlijk verzorgen in een stal. Aldus één der punten die naar voren komt in net vraaggesprek dat de redaktie met ir. L. T. J. de Wit, Rijkslandbouwconsulent voor Zeeuws-Vlaanderen, had. Meer hier over in dit nummer op pag. 5. Verder in dit nummer o.m.: Het ontwerp „Wijziging Onteigeningswetpag. 3 Tuinbouwklankenpag. 4 Teleac Televisiecursus No. 11pag. 7 Bedrijfsresultaten van Zeeuwse voorlichtingsbedrijven „De Fries- Jandhoeve" en „'t Hof Zwagerman" over de jaren 1963 t/m 1966 pag. 8 en 9 Wij denken bijv. aan 'n schadevergoedings clausule in een overeenkomst tussen over heid en een zich vestigend bedrijf (bijv. bij verkoop van de grond) met een derde beding waarop ook de boer of tuinder, die schade lijdt, zich zou kunnen beroepen. Hoewel de juristen zich over deze materie nog maar eens moeten buigen willen we ook nog herinneren aan de suggestie van dr. Ten Houten in het interview met ons gedaan, namelijk een scha devergoedingsfonds. Het is duidelijk dat met een fonds ook een oplossing kan worden gevonden voor schade door complexe luchtverontreiniging, bij aan wezigheid van meerdere industrieën, veroor zaakt. Het zal ook duidelijk zijn, dat wij bij een dergelijk fonds (de oprichting, de reglemen tering, het beheer) de provinciale overheid een belangrijke taak toedenken. Ongetwijfeld is deze laatste kwestie die wij aanvoerden ingewikkeld, maar toch zeker het bestuderen ten volle waard. Pr.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 1