De Zeeuwse Veehouderij in de komende jaren 6 ONDERLING BOERENVERZEKERINGSFONDS SOPHIALAAN 2 LEEUWARDEN weldig veel perspectieven, omdat de Jersey een eenzijdig melkras is. Voor de vleesproduktie levert dit ras een geringe bijdrage. Het levend gewicht ligt ca. 125 kg lager dan onze eigen rassen! Bij ons wordt steeds meer gefokt naar koeien met meer maat, meer stuk, en meer natuurlijke be- spiering voor de vleesproduktie. Naast de melk- produktie is de „vleeswaarde" een niet onbelang rijk deel van het inkomen per koe per jaar. Van de jersey hebben we wat dat betreft minder te verwachten. Ook heb ik mij afgevraagd moeten wij nu persé Jersey invoeren, met een gemiddelde produktie van ca. 3200 kg melk per jaar en met een vetgehalte van 6 °/o. Ik dacht dat wij in Neder land meer behoefte hebben aan een grotere melk- gift dan aan nog meer vet! Al moet ik toegeven dat de zuivelindustrie, in het algemeen gesproken, het vetgedeelte goed waardeert in de melkprijs. Zuiver uit bedrijfseconomische overwegingen zie ik voor ons land geen bijzonder spectaculaire ont wikkeling van dit ras. VRAAG: Acht u selectiemogelijkheden op de produktie van Vlees gewenst? Ir. Harmsen: Met name de Franse vleesrassen hebben op het punt van de vleesvet verhouding een goede naam. Kwantitatief hebben deze rassen wellicht iets meer mogelijkheden dan de fokrichting VRUCHTDRAGEND VERZEKEREN Karei weet wat dat Is: lage pre mies, gunstige voorwaarden en hoge winstuitkeringen. Dat geldt voor elke OBF-polis. Bovendien deskundige en objektieve voor lichting over alles wat met levens verzekeringen te maken heeft. Een kostelijk bezit zo'n OBF-polis. (Vervolg van vorige pag.) Omgeslagen per koe, werkt dit kostenverhogend! We kunnen dit enerzijds betreuren omdat de kwali teit van de gebruikte stieren minder zekerheid biedt t.a.v. de fokwaarden dan de K.I. stieren kunnen geven. Overigens wordt in Zeeland door bepaalde bedrijven de natuurlijke dekking toegepast met geregistreerde stamboekstieren. De moeilijkheid is echter dat dit in het algemeen stieren zijn die naar het uiterlijk en naar afstamming behoorlijk goed zijn, maar nog niet bewezen hebben goed te fokken. Wordt op deze wijze wel de produktie- verhoging van de melkveestapel bereikt? De K.I. bezint zich organisatorisch op dit vraag stuk. Dit heeft er toe geleid dat na de fusie van de regionale K.I. verenigingen in Zeeland tot één Zeeuwse K.I. organisatie (m.u.v. Tholen) er ge streefd wordt naar een grotere belangengemeen schap met de K.I.-organisaties in de omliggende pro vincies. De achtergrond is o.m. een sterk gewijzigde opzet van gebruik van de K.I.-stier. In dit grote gebied worden de allerbeste koeien aangewezen om opgenomen te worden in een zgn. stiermoeder- inseminatie-programma. Uit dit s.i.p. wordt getracht jonge stieren aan te fokken en te selecteren die daarna gedurende een proefjaar voor de K.I. wer ken. De nakomelingen worden dan t.z.t. beoordeeld. Zijn de resultaten betreffende de melkbaarheid-, produktie- en vet- en eiwitgehalte-vererving gun stig dan pas zal deze stier volledig worden benut. Op dit proefjaar volgt een wachtperiode voordat definitief een beslissing wordt genomen. De stier kan daarna bij gunstige uitslag zeer intensief wor den gebruikt. In dit verband wordt veel verwacht van de nieuwe methode van invriezen van sperma in ta- bletvorm dat tijdens een proef en wachtperiode van de stier kan gebeuren. Zo kan van een bepaalde stier een zeer grote voorraad spermatabletten aan gelegd worden. De eerste proefresultaten wijzen aan dat de bevruchtingsresultaten daarvan reeds goed vergelijkbaar zijn met die van 2e dagssperma. VRAAG: Kunnen nieuwe veerassen zoals import van Jerseykoeien in Zeeland bijdragen tot verbete ring der bedrijfsresultaten in de veehouderijsektor? Ir. Harmsen: Een nieuwe ontwikkeling, mis schien enigszins te vergelijken met destijds die van de import van Piëtrain varkens. Uit het oogpunt van ruimere uitwisseling van produktierassen be staat hiertegen niet het minste bezwaar. Het zijn Deense Jerseys die via Duitsland, voor zien van duitse gegevens, naar Nederland zijn ge komen. Echter met de Jerseys zie ik niet zo ge- duktievorm die praktisch niet aan de bodem is ge bonden en biedt voor veel kleine bedrijven nog goede kansen. De varkenshouderij en/of mesterij kan zowel naast akkerbouw als melkveehouderij op zijn plaats zijn. De tijd voor het houden van enkele varkens is voorbij en de sanering zet zich voort. Zeeland zit gemiddeld per bedrijf op 11 a 12 varkens. Lande lijk is dit cijfer reeds 35 per bedrijf. Er is dus nog een grote achterstand in de capaciteit per eenheid. De georganiseerde varkensfokker- en mesters zien dit zeer wel in. Wij hebben in Zld. een tekort aan grotere mest- bedrijven! Het afmesten van de biggen geschiedt nu grotendeels nog in Brabant! Onze gedachten gaan uit naar fokbedrijven van ca. 35 a 40 zeugen en mestbedrijven van een 200 mestvarkens. Er zijn in de provincie enkele goede voorbeelden van. Uit de bedrijfseconomische gegevens van bij het ren- dementsonderzoek aangesloten bedrijven blijkt dui delijk dat het arbeidsinkomen gunstiger wordt naarmate de omvang van de eenheden toenemen. Mogelijkheden tot uitbreiding van de varkenshou derij, voor de daarvoor in aanmerking komende bedrijven, die er het ondernemersschap voor heb ben, zijn er dan ook zeker. In de schapenhouderij is er eveneens sprake van ingrijpende veranderingen. Grotere akkerbouwbe- van de zgn. gemengde rassen. Daar staat tegenover dat het een vrij dure onderneming is om deze rassen te importeren. Om ze raszuiver te houden zijn er bedrijven nodig die zich daar volledig op gaan specialiseren. Zowel uit overwegingen van selektie als van bedrijfseconomie zullen er waar schijnlijk niet veel melkveehouders zijn die hun koeien voor kruising met vleesstieren willen be schikbaar stellen. VRAAG: Hoe ziet u de ontwikkeling van de var kenshouderij- en fokmesterij? Ir. Harmsen: Hoewel de varkenshouderij in Zeeland van economisch minder belang is dan de rundveehouderij vindt de ontwikkeling daarvan in een sneller tempo plaats dan de opschuiving naar grotere eenheden in de melkveehouderij. De varkenshouderij en/of mesterij is een pro- drijven met wat onscheurbaar land zijn met succes overgegaan tot de teelt van het moderne vlees-wol schaap van Texels ras. De kuddeschapen hebben vrijwel het veld moeten ruimen. We moeten niet vergeten dat nog velen voelen voor levende have op de boerderij. Bovendien zijn de Texelse schapen arbeidsextensief en produktief. In Zeeland zijn ruim 700 schapenhouders met een 10 a 11000 schapen. Hiervan zijn er 200 goed georganiseerd in het Prov. Schapenstamboek en werken aktief mee om door selektie en aankopen dit vlees-wol-schaap kwali tatief te verbeteren. Deze schapen zijn echt tot een „bedrijfs"schaap ontwikkeld, ze groeien zeer snel, meer dan 85 #/e van de waarde zit in het vlees. Ik zie nog wel mogelijkheden tot enige uit breiding. Provinciale tentoonstellingen en fokdagen van schapen (gecombineerd met varkens en geiten) heb ben deze ontwikkeling op zeer gunstige wijze bege leid, zowel wat betreft de fok als de handel. Er is bijv. een goede uitvoer naar België. De slachtlam- meren gaan overwegend naar Frankrijk. VRAAG: Heeft u verder nog punten die u van belang acht? Ir. Harmsen: Ik zou graag nog willen wijzen op de vaktechnische verenigingen. Een verdere con centratie naar grotere eenheden acht ik van belang om rationeel voor onze boeren te kunnen blijven werken. Dit geldt zowel voor de K.I. als fok- en controle verenigingen. Aansluiting met andere ge bieden is dringend noodzakelijk. Concentratie van werkzaamheden, ook wat afzet als aanbod betreft, is nodig! Redaktie: Wij danken u voor dit gesprek.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 6