De Zeeuwse Veehouderij in de komende jaren 5 VRAAG: De belangstelling voor de K.l. schijnt zowel landelijk als ook in onze provincie terug te lopen. Waaraan schrijft u dit toe en acht u dit een gevaar voor de georganiseerde fokkerij? Uitbreiding: van de melkveestapel op de ge mengde bedrijven, tot dertig a veertig koeien per bedrijf, is de kant lie we in Zeeland met de melk veehouderij uit zullen moeten gaan. Ook hier een verder doorvoeren van specialisatie! Maak vooral gebruik van de mogelijkheden in de ontwikke lingssector die het O. en S.-fonds aan de veehou ders biedt! Dit zijn enkele van de uitspraken van Ir. W. L. Harmsen, Rijksveeteelt- en Zuivelconsulent in een gesprek met de redaktie waarin hij zijn visie op de verwachte ontwikkeling van de Zeeuwse vee houderijsector geeft. VRAAG: Hoe denkt u in dit verband over de aan passing van de bedrijfsuitrusting? Ir. Harmsen: Ik ben van mening dat er hogere eisen gesteld zullen moeten worden aan de huis vesting en voeding van onze veestapel. De nood zaak om de bedrijfsgebouwen te moderniseren zal groter worden. Arbeidsbesparende en -vereenvou digde werkmethoden worden van steeds groter be lang. Dit betreft zowel de inrichting van de ge bouwen als de bedrijf suitrusting. Montagestallen, mechanisch uitmesten, machinaal melken en nieuwe melksystemen bieden mogelijkheden tot arbeidsbe sparing. Ook het melkleidingsysteem komt hierbij naar voren. Bij de modern opgezette bedrijven wordt eveneens veel aandacht besteed aan goed ingerichte melklokalen. En ook aan de koeling van de melk op de boerderij kan nog heel wat verbe terd worden. Bij een bepaalde produktieomvang behoort naar mijn mening de mogelijkheid tot mechanisch diep- koeling. Deze ontwikkeling hangt weer samen met de opslag in melktanks en de rijdende meikont- vangst. De ontwikkeling wijst ook in Zeeland in die richting. Door een aantal melkveehouders wordt al enige druk op de fabrieken uitgeoefend om hier toe over te gaan. De melkfabrieken zijn dienaangaande nogal te rughoudend. Begrijpelijk omdat twee verschillende vormen van melktransport - in tanks en met bus sen - voor hen een moeilijke en kostbare zaak is. Ophalen van de melk in tanks is slechts mogelijk indien er in een bepaald gebied sprake is van ge concentreerde aflevering in tanks. Dan zijn de hier voor noodzakelijke investeringen verantwoord en kunnen worden goedgemaakt door de lagere aan- en afvoerkosten. Deze kosten kunnen door tank ontvangst van bijv. 3 x per week. aanmerkelijk verlaagd worden. Bij deze vorm van melkopslag zal moeten worden overgegaan tot automatische reiniging van de daartoe benodigde apparatuur. Gelukkig is er een redelijke belangstelling om in het kader van de mogelijkheden van het O. en S. Fonds deel te nemen in de ontwikkelingsbedrijven. Ook de interesse voor de montagestallen neemt toe. Maak gebruik van de mogelijkheden in de ontwik- kelingssektor die dit Fonds ook aan de melkvee houders biedt! Niet alle kansen die er zijn worden benut! Dit type bedrijven richt zich van oudsher nog te veel op de akkerbouw maar zouden zich meer op de veehouderij moeten specialiseren. Ir. Harmsen: Inderdaad loopt landelijk de deel name aan de K.l. terug. Deze teruggang heeft naar het mij lijkt, te maken met de ontwikkeling naar grotere bedrijfseenheden. Door de geringe arbeids- bezetting op deze bedrijven is de belangstelling voor een eigen stier toegenomen. Daarbij wordt het houden van een eigen stier aangemoedigd door de iets grotere zekerheid van het tijdig drachtig worden. Ook de kosten van de K.l. zullen een rol spelen. Zeker is dat voor Zeeland het geval, omdat provinciaal gezien met een vrij beperkt aantal koeien moeten worden gewerkt. (Zie verder volgende pag.) Ir. W. L. Harmsen VRAAG: Hoe ziet u de ontwikkeling van de vee houderij in Zeeland in de komende jaren? Ir. Harmsen: De Zeeuwse veehouderij heeft de laatste jaren min of meer een saneringsproces ondergaan. De melkveehouderij op de grotere ak kerbouwbedrijven is bezig te verdwijnen. Een doel matiger bedrijfsbeheer, daarbij de schaarste aan arbeidskrachten en de stijgende loonkosten zijn hier ondermeer de redenen van. Daartegenover staat dat op de gemengde bedrijven de melkvee stapel wordt uitgebreid en deze uitbreiding nog steeds voortgang vindt. Ik acht dit een gezonde ontwikkeling omdat in Zeeland veel bedrijven zijn die te klein zijn voor een zuiver akkerbouwbedrijf en hiervoor door ligging en grondsoort evenmin geschikt zijn. De totale melkveestapel is dan ook niet teruglopend maar neemt toe. Voor de grotere akkerbouwbedrijven ligt het wat betreft de rundvleesproduktie anders. Hier voor zal een ik aantal bedrijven, mits de betreffen de ondernemer daartoe de geschikte instelling heeft, wel degelijk mogelijkheden. Dit wel als nevenfunk- tie, maar in wat grotere omvang dan tot nu toe en met toepassing van arbeidsbesparende vormen van bedrijfsinrichting. Uitbreiding van het Zeeuwse, aandeel in de rundvleesproduktie kan, in E.E.G.- verband, perspectieven bieden. Er zijn in onze provincie enkele zeer goede voorbeelden van deze bedrijfsopzet; akkerbouwbedrijven met wat on- scheurbaar land, die over goedkoop ruwvoer kun nen beschikken en voldoende stalruimte hebben. Zeeland zal als melkproducerend gebied zeker in belangrijkheid gaan toenemen. Hierin zitten goede mogelijkheden, omdat een belangrijk percen tage van de melkproduktie in "de consumptiemelk- sektor afgezet kan worden. Dit kan tegen goede prijzen. Daardoor kunnen de naar verhouding bij ons dure aan- en afvoerkosten worden gecompen seerd. Door de groei van de bevolking van Zeeland en niet te vergeten de vraag naar melkprodukten door de toenemende recreatie zal de melkveehou derij de tijd meekrijgen. Dit mits de melkverwer- kende industrie ook bij de tijd is en blijft! VRAAG: Acht u de gemiddelde veebezetting op de Zeeuwse bedrijven in het algemeen voldoende? Ir. Harmsen: Schaalvergroting van de Zeeuwse melkveehouderij acht ik van zeer groot belang; dit in verband met een economisch verantwoorde ex ploitatie van het bedrijf. De huidige melkveebe zetting is over het algemeen niet groot genoeg. Uit de produktiecontrolegegevens blijkt dat het aantal melkkoeien (gemiddeld) per bedrijf de laat ste jaren gestegen is van zes tot tien. Dit aantal zal, om tot een goed rendabele bedrijfsvoering te komen nog belangrijk moeten toenemen; tot 20 melkkoeien en meer. Deze ontwikkeling zal naar ik verwacht leiden tot op den duur een groter graslandareaal per bedrijf. Dan kan men tot een veebezetting van dertig tot veertig koeien komen. De bedrijfseconomische resultaten van dit type bedrijf wijzen er duidelijk op dat we het in die richting moeten zoeken.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 5