gen reeds in de herfst maken;
ntal bewerkingen zoveel mogelijk beperken,
o.a. een chemische onkruidbestrijding over-
kan worden.
Aardappel Studie Centrum nam in
van september j.l. uit het tijdschrift
de Ned. Kali- Import Mij een door Dr. Ir.
Ier Zaag en Ir. J. Kouwenhoven, resp. Rijks-
voor Hakvruchten en Afd. grond-
van de Landbouwhogeschool te Wageningen
artikel hierop betrekking hebbende, over.
bare plaatsruimte laat niet toe deze bijdrage
er te nemen; wij moeten dan ook volstaan
gende bijzonderheden.
hiervoor nodig is, moet meestal in de geulen met schoffels of egjes
(bij voorbeeld Flier- of Rumptegjes) of met een strokenfrees (rijen-
frees) worden losgemaakt. Het aantal bewerkingen dat hiervoor nodig
is, variëert sterk.
Met deze methode is het mogelijk geworden op vele gronden ruggen
te maken met slechts weinig kluiten. Dit is een heel belangrijk resul
taat, want hierdoor is de mechanisatie van de aardappeloogst zelfs op
vrij zware gronden mogelijk geworden.
GROOTTE VAN DE RUGGEN
Een ander aspect is de grootte van de rug. Uit vele metingen in de
praktijk blijkt de doorsnede van dat gedeelte van de rug, dat uit losse
grond bestaat, gemiddeld ruim 400 cm2 te zijn en de hoogte ca. 15 cm.
In 1962 zijn in het zuidwestelijk kleigebied op 175 aardappelpercelen
waarnemingen gedaan over het groen. Men vond gemiddeld 12,3%
van de knollen met licht groen en 4,6 met zwaar groen (10% van
het oppervlak groen of de verkleurde gedeelten zijn diep groen). Men
vond tevens een duidelijk verband tussen hoogte van de rug en per
centage groene knollen. Uit deze waarnemingen blijkt:
dat in de praktijk de hoeveelheid grond boven de knollen vaak
te gering is om het groen worden te voorkomen.
Dit geeft ook een aanwijzing dat deze laag grond te dun is om
aantasting van de knollen door de aardappelziekte voldoende tegen
te gaan.
EFFECT VAN DE BEWERKINGEN
De omvang van de ruggen blijkt dus gemiddeld onvoldoende te zijn.
Mag hieruit worden geconcludeerd dat de bewerkingen minder effec
tief zijn dan wordt aangenomen
In het voorjaar van 1962, '63 en '64 zijn op vele praktijkpercelen
metingen gedaan (o.a. in Noord Friesland, Noord-Oost Polder en
Zeeuws Vlaanderen). In totaal zijn hierbij ca. 50 percelen betrokken
geweest. Daarbij bleek o.m. dat met het poten gemiddeld 1,7 cm (d.i.
ca. 20 °/o) losse grond weer vastgereden wordt. Na alle bewerkingen
bleek zelfs iets minder losse grond gemiddeld aanwezig te zijn dan
direct na het poten. Dit wil dus zeggen dat van het principe om door
gen aantal bewerkingen de grond tussen de rijen los te maken om
hiermee de rug op te bouwen, in de praktijk niet veel terechtkomt.
Men schijnt met deze bewerkingen niet veel anders te doen dan de
Aanaarders voor de wielen van de pootmachine.
grond losmaken en weer vastrijden. Dit verklaart ook het feit dat
men in de praktijk de ruggen niet zwaarder kan maken.
De uitkomsten laten duidelijk zien dat in de praktijk vaak ver
keerd wordt gewerkt. Dat is trouwens door deskundige telers ook
reeds aangevoeld. In welke richting moet nu verbetering worden
gezocht Een aantal mogelijkheden zal hier worden besproken.
EFFECT VAN KOOIWIELEN
Bij het poten wordt reeds veel losse grond weer vastgereden. Om
dit te voorkomen, maakt men wel gebruik van kooiwielen. Op de
proefboerderij Mariënhof te Westmaas (Hoekse Waard) is in het voor
jaar van 1965 op grond met 32% afslibbaar het vastrijden van de
losse grond door banden resp. kooiwielen met elkaar vergeleken. On
danks het feit dat de kooiwielen 2,6 x zo breed waren als de banden
werd met de kooiwielen méér grond vastgereden. De grotere breedte
van de kooiwielen maakte dat de totale hoeveelheid vastgereden grond
groter was dan bij banden.
Verlies van losse grond
Na het Spoor- Verlies van
rijden met breedte losse grond
Banden 100 100
Kooiwielen 260 143
aan is gedaan of alleen maar over de vórst iets is vlak getrokken,
wordt met deze combinatie de grond in een strook vóór de poot-
elementen van de pootmachine gefreesd; in deze vers bewerkte grond
worden de poters gelegd. De grond tussen de rijen blijft onbewerkt.
Na het poten wordt deze grond met een strokenfrees fijn gemaakt en
op de rug gebracht.
Een kleine wijziging in dit systeem is dat de strokenfrees onder
de trekker gemonteerd is, wat het voordeel heeft dat het geheel korter
wordt. Ook past men de z.g. Struik-verkruimelaar wel in dit systeem
toe. Hoewel deze methode lang niet algemeen wordt toegepast, hebben
verschillende telers op zware, moeilijke grond (o.a. in de kop van
Noord-Holland) hiermee goede resultaten verkregen.
Naast andere voordelen willen we in dit verband slechts één voor
deel van deze methode noemen: in nog onbewerkte grond wordt de
grond waarschijnlijk minder gemakkelijk vastgereden dan in bewerkte
grond. Bij dit systeem lopen de trekkerwielen over nog niet bewerkte
grond. De mogelijkheid is niet uitgesloten dat op deze pootwijze minder
grond wordt vastgereden dan bij de normale methode van eerst een
pootbed maken. Nauwkeurige metingen hierover zijn evenwel nog niet
gedaan.
(Zie verder pag. II)
Omvang van de rug bij verschil in afstand tussen de aardappelrijen,
bij eenzelfde dikte (6 cm) van de losse laag grond.
Deze waarneming die slechts betrekking had op één voorjaar en
een perceel (echter onder vrij gunstige omstandigheden maant tot
voorzichtigheid met kooiwielen. Het lijkt er veel op dat op deze wijze
het vastrijden van de losse grond bij het poten niet kan worden voor- 1
komen.
WEGSCHUIVEN VAN DE LOSSE GROND
VOOR DE TREKKERWIELEN
Op de Zuidhollandse eilanden zijn enige telers op de gedachte ge
komen de losse grond voor de trekkerwielen weg te schuiven, zodat
de wielen over de meer vaste grond lopen. Ze hebben hiertoe een paar
aanaarders of schijven vóór de achterwielen van de trekker gemon
teerd. Later is men ook gaan experimenteren met schijven of aan
aarders voor de voorwielen.
Enige telers hebben hier reeds gunstige ervaringen mee opgedaan.
Exacte gegevens hierover zijn nog onvoldoende bekend, zodat hier
volstaan moet worden met deze mededeling.
OROND LOSMAKEN EN POTEN IN EEN WERKGANG
Reeds in 1962 is men in Friesland begonnen een strokenfrees te
koppelen aan een pootmachine. Op land waar in het voorjaar niets