Overvloed van problemen
J
VRIJDAG 21 OKTOBER 1966
54e Jaargang No. 2852
Officieel orgaan vin de Maatschappij tol bevordering van Land- en Tuinbouw en Veeteelt in Zeeland
ONS COMMENTAAR
MAAR EXCELLENTIE
D
Frankering bij abonnement: Terne
V ORIGE week donderdag hield het Koninklijk Neder-
lands Landbouw-Comité zijn algemene vergadering.
De toen nog juist niet demissionaire Minister van Landbouw,
Mr. B. W. Biesheuvel, was ondanks de Haagse spanningen
toch naar Groningen gekomen om deze vergadering toe te
spreken.
Prijzenswaardig, want vooral achteraf bezien was het hele
maal niet verwonderlijk geweest wanneer de situatie hem in
Den Haag had gehouden.
Als de Minister van Landbouw spreekt, is het meestal de
moeite waard om goed te luisteren. Hij is niet alleen vaak
een gevat en geestig spreker -hoe graag bespeelt hij met
zijn woorden niet de zaal maar ook is zijn argumentatie,
of het nu over de E. E. G. gaat of over de eigen verant
woordelijkheid van het bedrijfsleven, meestal duidelijk en
helder.
Voor ons was de aanwezigheid van de Minister in Gro
ningen helemaal reden om goed onze oren te spitsen, want
Zijne Excellentie had het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad
bij zich.
De opmerkelijkheid van het feit, dat de Minister juist in
Groningen een nummer (van 7 okt. j.l.) van ons blad bij zich
had, bleek ons al gauw. Bij de aanvang van zijn toespraak
citeerde de heer Biesheuvel met ons blad in de hand uit
het verslag van de Dagelijks bestuursvergadering van de
Z. L. M. van 3 oktober j.l. Ik lees, aldus de Minister, dat ,,de
vergadering de woorden van haar voorzitter, ir. J. Prins, on
derstreepte dat de landbouwbegroting een somber beeld
geeft". ,,De kritiek kan ik wel met de ogen dicht weergeven,
zei de Minister zich tot de zaal richtend, „dat is de concur
rentievervalsing en de rentesubsidie". „Een te sombere si
tuatie daar hoeft in het Zuid-Westen met inkomens van
f 32.000 niet van gesproken te worden", zo vervolgde Zijne
Excellentie. „Neen, hier (in Groningen) is het somber".
De bedoeling en opzet van de woorden van de Minister
waren wel duidelijk en voorzover we dat met onze groeien
de verbazing nog konden constateren, begreep de zaal dat
direct ook: het bleef n.l. stil.
i EZE in het openbaar door de Minister gesproken
woorden vragen een openbare reactie onzerzijds.
Wij doen dat nu persoonlijk en in deze kolommen,
omdat in Groningen hiertoe geen gelegenheid was. De dis
cussie bleef namelijk achterwege omdat de Minister direct
naar Den Haag moest terugkeren. De Minister weet intus
sen al wel hoe wij over zijn woorden denken. We kregen
namelijk gelegenheid om hem nog even persoonlijk te spre
ken.
Maar Excellentie zo zouden wij onze reactie willen be
ginnen U verwart toch twee zaken, wanneer U over het
woord „somber" spreekt. Het door U aangehaalde verslag
van de Dagelijks bestuursvergadering van de Z. L. M.,
spreekt over een somber beeld wat de landbouwbegroting
geeft, niet over een somber, of een te sombere situatie in
de landbouw zelf. Overigens in navolging van de volgende
woorden in de Memorie van toelichting bij de begroting 1967
„de bijzondere moeilijke periode, die de Nederlandse land
bouw doormaakt" zouden we over de situatie in de land
bouw ook wel iets kunnen zeggen. Of hoort Zeeland er niet
meer bij?
Nu dan het „sombere" oordeel over de landbouwbegro
ting 1967. Dat berust mede op woorden door de Minister zelf
ondertekend.
Een tweetal aanhalingen uit de Memorie van toelichting
bij de begroting 1967 zouden wij in dit verband willen doen.
In de eerste plaats wordt daarin erop gewezen dat „aan ver
schillende vaak op zichzelf redelijke verlangens (van het
landbouwbedrijfsleven) evenwel niet of niet ten volle tege
moet gekomen kan worden". Toch een weinig optimistische
uitlating vinden wij. En de Minister vervolgt in deze Memorie
dan: „De zeer moeilijke positie van de schatkist blijft duide
lijk haar grenzen stellen". Maar Excellentie zo moeten
we dan wel stellen we zijn dan toch In niet zulk slecht
gezelschap, wanneer we. niet overlopen van optimisme over
deze begroting.
W OORTS nog een enkel woord, waarbij we voorbij
gaan aan bijv. belastingen en opbrengsten dit jaar,
over de inkomenssituatie in het Zuid-Westen. De Minister
(Zie verder pag. 3.)
„Zijn dit geen mooie bloemkolen, mevrouw?", zo lijkt de groenteman aan de klant te
vragen. Niettegenstaande dat onder meer 1966 een prima bloemkooljaar was, heeft de
tuinbouwsektor (in het algemeen) met vele en grote problemen te kampen.
De redaktie had met de Rijkstuinbouwconsulent ir. L^Vellekoop een vraaggesprek over
de te verwachten ontwikkeling in de tuinbouw in de komende jaren. Deze reportage is op
genomen op pagina 11 van dit nummer.
Verder vragen wij deze week onder meer de aandacht voor:
Tuinbouwklanken en „Waar het om gaat"pag. 4
De zesde les Teleac Televisiecursus: „De boerderij als onderneming" pag. 7
Het gemak dient de menspag. 10
Mr. J. F. G. SCHLINGEMANN
ER zijn zo van die dagen, dat het moeilijk is onderwerpen te vinden, waarover iets be
langwekkends te schrijven valt, maar er zijn ook weer van die periodes, dat er zo
veel is, dat het niet eenvoudig is te kiezen. Voor dit moment zitten wij in zo'n overvloed!
Een kabinetscrisis in ons land, die toch zeker ook de landbouw en het landbouwbeleid niet
onberoerd laat. De algemene vergadering van het Koninklijk Nederlands Landbouw Co
mité te Groningen die eind vorige week plaats vond met inleidingen van de voorzitter
ir. C. S. Knottnerus en de minister, mr, B. W. Biesheuvel. En tenslotte werd in Middel
burg een Havendag gehouden, waar een viertal prominente inleiders en een forum onder
leiding van Rotterdams burgemeester, de heer Thomassen, de nodige stof tot overdenking
en beschouwing aandroegen. Welnu, laat ons trachten over deze drie onderwerpen iets te
zeggen!
(Zie verder pag. 5)