Bedrijfshulp op Walcheren? RECHT De kosten van de huishouding Witt V dat.... DE Kinderaftrek waarover we in ons blad van 23 september een artikeltje schreven tal van fiscale problemen kan opwerpen? We willen nu eens enkele opmerkingen maken in verband met eigen inkomen van kinderen. s IIET is mijn bedoeling om zomaar kris-kras door de stof te springen en een willekeu rig onderwerp bij het hoofd te vatten. Door niet vast te zitten aan een vast programma houd ik dan ruimte om aandacht te kunnen schenken aan plotseling actueel geworden onderwerpen. Vandaag iets over de kosten van de huishouding van het gezin. Daarmee zitten we meteen midden in het huwelijk en wel speciaal in de financiële aspecten daarvan; het huwelijksvermogensrecht. Het huwelijksvermogensrecht regelt de onder linge vermogensrechtelijke positie van de echte lieden. Wanneer men in Nederland trouwt en men legt te voren niets vast omtrent de toekomstige onder linge vermogenspositie tussen de huwelijkspart ners, dan ontstaat volgens de wet een algehele ge meenschap van goederen. Dat wil zeggen dat alle goederen van man en vrouw, die zij op het moment van huwelijk bezit ten en alle goederen, die zij in de toekomst zullen verwerven, gezamenlijk eigendom zullen worden. Indien men dit niet wil kan men bij notariële akte afwijkende bepalingen maken en andere voor waarden voor de onderlinge vermogensrechtelijke positie vastleggen; de huwelijkse voorwaarden. Daarover een andere maal. Zo zijn er overal in de wet bepalingen, waar men vanaf mag wijken en andere waar men niets aan mag veranderen en die door dik en dun gelden. Zo zullen ook de bepalingen betreffende de kos ten van de huishouding in bijna alle gevallen blij ven gelden, ook wanneer er huwelijkse voorwaar den gemaakt zijn. Of men nu in algehele gemeen schap of met uitsluiting van iedere gemeenschap getrouwd is, dat doet in dit geval niet ter zake. DEZIEN we nu de wettelijke bepalingen over de kosten der huishouding, zoals die gelden voor een ieder, die gehuwd is en die met zijn vrouw samenwoont. In de eerste plaats rijst de vraag; wat zijn nu de kosten der huishouding, welke uitgaven mogen we als zodanig aanmerken? Het is duidelijk, dat daar zonder meer in val len de kosten voor levensmiddelen, kleding, brand stof, huishuur, geneeskundige hulp, maar ook die van normaal amusement. Zo zal een avondje uit, naar een toneelvoorstelling of naar de bioscoop in de zin van de wet ook ten laste kunnen worden gebracht van de huishoudkas. Echter vaste regels voor het begrip huishouding zijn er niet te geven, omdat dit van geval tot geval zal veranderen. Wat voor de één een normale uitgave zal betekenen, zal voor de ander een luxe-artikel zijn, dat hij zich slechts na veel moeite kan veroorloven. We moe ten hier letten op dingen als de standing van het gezin, de grootte van het inkomen, de levenswijze etc. Zo zal bijvoorbeeld in bepaalde gevallen de aan schaf van een tweede auto voor het gezin door een directeur van een groot concern tot de normale kosten van de huishouding gerekend kunnen wor den. Dit is wel een heel erg extreem voorbeeld, maar de aanschaf van een televisietoestel, radio of een koelkast zal al gauw tot de normale kosten gerekend worden. Verder worden onder kosten van de huishouding ook begrepen, de kosten van de verzorging en de opvoeding van de kinderen, als die er zijn. Dit geldt ook voor een kind, dat bui tenshuis wordt opgevoed op kostschool bijvoor beeld of elders wordt verzorgd. Waar moet het geld om dit alles te betalen nu naar de gedachte van de wetgever vandaan ko men? In het Burgerlijk Wetboek staat, dal ieder der echtelieden naar evenredigheid van zijn in komsten en als deze niet voldoende zijn vaa zijn vermogen moet bijdragen in de kosten. Hierbij is het echter mogelijk om bij huwelijk se voorwaarden afwijkende bepalingen op te ne men en de één meer en de ander minder of zelfs in het geheel niets bij te laten dragen. Verder staat er een bepaling in de wet, dat de man verplicht is aan zijn vrouw huishoudgeld ter beschikking te stellen, ten behoeve van de gewone gang van zaken van de huishouding. Om nu te be palen, wat die „gewone gang" is kunnen we de zelfde maatstaven aanleggen als we hierboven deden bij het bepalen, wat normale uitgaven van de huishouding zijn. De tweede auto voor de min der rijk bedeelde zal daar niet tot de kosten van de gewone gang van de huishouding behoren. De praktijk stelt deze grenzen niet zo scherp als de wetgever ze voorschrijft. In een goed huwelijk lopen de beurzen van vader en moeder nogal eens door elkaar en wordt er geen televisietoestel ge kocht van het huishoudgeld van moeder, dat daar ook niet voor berekend is. Evenmin zal daar de huishuur van betaald worden, of kleren gekocht. Dergelijke zaken worden veelal rechtstreeks door de heer des huizes gefinancierd en daar is ook niets op tegen. Via wiens handen de betaling geschiedt is van minder belang; belangrijk is, dat er geld beschik baar is voor de huishouding, want die moet kunnen draaien. Daarom lijkt het haast overbodig, dat ons Bur gerlijk Wetboek nog eens duidelijk op schrift zet, wat in de meeste gezinnen als vanzelfsprekend ge schiedt. Maar voor een enkeling is het goed, dat hij herinnerd wordt aan de wettelijke bepalingen en zodoende gedwongen kan worden zijn niet alleen wettelijke, maar ook zedelijke verplichtingen na te komen. W. HOOR de gezamenlijke standsorganisaties op U Walcheren werd enige tijd geleden een com missie ingesteld die de opdracht kreeg na te gaan of er voldoende belangstelling op Walcheren voor de oprichting van een instelling voor bedrijfshulp bestond. En zo dit het geval was hiertoe verdere voorstellen uit te werken en deze aan de belang stellenden voor te leggen. In eerste instantie ble ken er reeds plm. 80 geïnteresseerden te zijn zo dat de commissie nadere voorstellen heeft opge steld. Deze zullen nu behandeld worden op: WOENSDAG 26 OKTOBER des avonds om half acht in „De Schakel" aan de Bachten Steene te Middelburg. De commissie nodigt alle belangstellenden uit, deze bijeenkomst bij te wonen, opdat men dan beter omtrent de mogelijkheden geïnformeerd kan worden en mede opdat men dan inspraak heeft omtrent opzet en afspraken bij een eventuele start. De te behandelen voorstellen zijn, kort samen gevat de volgende: Bij voldoende deelname zal gestart worden met één vaste kracht in volledige dienst. Deze bedrijfs- verzorger zal in de eerste plaats hulp dienen te verlenen waar dit als gevolg van ziekte of onge val nodig is. Behoeft hij niet bij ziekte of ongeval in te springen, dan zal men een beroep op zijn hulp kunnen doen om zelf enkele dagen met va kantie te gaan, dan wel om bepaalde bedrijfs- druktes te helpen opvangen. In bepaalde perioden van het jaar zal wellicht niemand een beroep op zijn hulp behoeven te doen. Dan zal hij echter ook zijn loon moeten ont vangen. Daarom wordt voorgesteld, dat de be- drijfsverzorger dan alle werkdagen aan alle leden volgens een bepaald systeem bij toerbeurt zullen worden toegedeeld. Men zal dus de bedrijfsver- zorger dan te werk moeten stellen indien deze niet voor ziekte of vakantie ergens anders in moet vallen. Het aantal „garantiedagen" per lid zal uiteraard afhangen van het aantal leden, waar mee wordt gestart. Een voordeel van een paar dagen op het bedrijf werken kan zijn, dat de be- drijfsverzorger het bedrijf leert kennen waardoor hij bij eventueel inspringen zijn taak beter kan verrichten. HE commissie heeft berekend, dat de totale kos- ten voor de werkgever van een vakarbeider A volgens de C.A.O. 1966/67 inclusief de maxi male diploma- en waarderingstoelagen op bijna 10.000,per jaar zijn te stellen bij 2465 uren per jaar. Wanneer voorhands de overuren voor de kosten buiten beschouwing worden gelaten, maar wel rekening wordt gehouden met de a.s. loonsverho ging en er tevens van uitgegaan wordt dat een dergelijke bedrijfsverzorger een all-round man moet zijn en derhalve wel globaal 20 °,i> boven het C.A.O.-loon mag verdienen, dan komt men op een totaal van: 12.800,— loon sociale lasten van Algemene kosten Autovergoeding 1.200, Vergoeding voor werkverdeler 1.000,— Administratiekosten 500, Telefoonkosten 300, Diversen 1.000,— Totaal algemene kosten 4.000, Totale kosten bij 2465 uur 16.800,— Zouden alle kosten via uurtarief moeten wor den opgebracht, dan valt uit totale kosten en aan tal uren een uurtarief van 6,80 te berekenen. (Zie verder pag. 16) Letten we eerst eens op enkele vormen van in komen der kinderen. We kunnen onderscheiden tussen: a. Arbeidsinkomsten b. Vermogensinkomsten c. Overige inkomsten Deze inkomsten kunnen de aanspraak op kinder aftrek beïnvloeden. Onder het Besluit Ink. Bel. 1941 werden deze inkomsten bij het inkomen van de ouders geteld. Onder de Wet Inkomstenbelasting 1964 geldt dit voor de arbeidsinkomsten niet meer. Voor de kinderaftrek kunnen de arbeidsinkom sten van het kind echter wél invloed hebben, daar hierdoor een verandering kan optreden in de kosten welke de ouders voor hun kinderen zich getroosten. Nu is, teneinde veel procedures over kleine zaken te voorkomen, bepaald dat kleine bedragen tot een maximum van f 500,buiten beschouwing blijven. Als nu een kind eigen arbeidsinkomen geniet, zijn er twee mogelijkheden: a. Dit arbeidsinkomen komt aan de ouders ten goede in die zin dat hierdoor hun bijdrage voor levensonderhoud van het kind geringer wordt, b. De ouders laten de arbeidsinkomsten geheel aan het kind, waardoor dat kind in staat is dit voor „luxe" uitgaven te bestemmen of het te besparen. In het eerstgenoemde geval bestaat de kans dat nu de onderhoudskosten der ouders zodanig dalen dat niet meer van geheel of nagenoeg geheel" sprake is, maar slechts van „grotendeels" dragen der kosten van levensonderhoud, waardoor de drie voudige kinderaftrek een tweevoudige of eventueel een enkelvoudige wordt. zullen dit met een eenvoudig voorbeeld toe lichten A. heeft een studerende zoon op kamers in Am sterdam. Kosten voor studie- en levensonderhoud worden geheel door A. gedragen. De zoon ziet nu kans om naast zijn studie door eigen arbeid f 1.000, per jaar te verdienen en nu draagt vader ook prompt f 1.000,minder bij. Van geheel of nagenoeg geheel te zijnen laste komen der studie-kosten van zijn zoon is nu voor A. geen sprake meer. Immers hij draagt nu maar 80% van de totale kosten bij en dit is volgens de jurisprudentie niet voldoende voor het begrip na genoeg geheel. De H.R. stelt de grens bij 90%. Op dezelfde wijze zou een berekening zijn op te stellen waardoor de dubbele aftrek in een enkel voudige overgaat. Indien nu A. deze f 1.000,eigen verdienste van zijn zoon aan deze zoon laat en toch f 5.000,blijft bijdragen, is hij door de verdienste van zijn zoon niet gebaat en blijft de drievoudige aftrek bestaan. Het zal onze lezers duidelijk zijn dat op dit ter rein zeer wel meningsverschil met de inspecteur der belastingen kan ontstaan. Er is gegronde reden om aan te nemen dat de inspecteur hier dikwijls voor een moeilijk bewijs staat. WAT we t.a.v. de kinderaftrek opmerken betref fende arbeidsinkomsten geldt ook voor de ver mogensinkomsten. Van beslissende betekenis is de vraag wat de ouders uit eigen middelen voor levens onderhoud (w.o. studie) uitgeven en niet dus hoe veel dit (maar) zou hebben bedragen als de eigen vermogensinkomsten van het kind voor zijn levens onderhoud zouden zijn gebruikt, waardoor de bij drage der ouders zou zijn verlaagd. Tenslotte kan nog worden opgemerkt dat ook het door een aan het kind toegekende studiebeurs of een renteloos voorschot soortgelijk gevolg voor de ouders zich kan voordoen. Het vraagstuk van de kinderaftrek is uiteraard met deze korte artikeltjes niet afgehandeld. We wilden slechts antwoord geven op een ons te dezer zake gestelde vraag. MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 3