De Zeeuwse Landbouw
in de
komende jaren
s
De redaktie had met ir. M. A. van der Beek die
sinds t februari 1966 tot waarnemend- en op 1 april
officieel tot Rijkslandbouwconsulent voor de
Zeeuwse Eilanden benoemd werd, een vraagge
sprek over de toekomstige ontwikkeling van de
landbouw in dit gebied.
VRAAG: Uw voornaamste werk bij de landbouw
voorlichting s dienst vóór uw benoeming tot Rijks
landbouwconsulent lag bij het onderzoek. Heeft u
hiervoor nu nog tijd beschikbaar?
Ir. Van der Beek: Mijn belangrijkste taak lag
vóór mijn aanstelling als Rijkslandbouwconsulent
op het gebied van het praktijkonderzoek in de
landbouw. Daar zat en zit veel werk aan. Door
mijn benoeming zal ik mij minder met bepaalde
projecten kunnen bezighouden. Maar ik probeer
toch zoveel als mogelijk is dit werk voort te zet
ten, al zal meer aan anderen overgelaten moeten
worden. Dit geeft overigens geen problemen. Het
onderzoek bijvoorbeeld betreffende de volledige
mechanisatievan de suikerbietenteelt van dit
jaar is in feite een voortzetting van het onder
zoek van het vorig jaar. Het ligt in de bedoeling
dat over de resultaten daarvan in 1966 weer een
samenvattend verslag wordt samengesteld even
als dit in 1965 is gebeurd.
VRAAG: Hoe ziet u de toekomstige ontwikkeling
van de mechanisatie bij de teelt van suikerbieten?
Ir. Van der Beek: Ik geloof dat we bij de proe
ven wat de voorjaarsmechanisatie bij de suiker
bietenteelt betreft kunnen spreken van een zeker
rustpunt. Ik zie bij deze voorjaarsmechanisatie bij
de huidige stand van zaken, bepaald niet direkt
veel andere mogelijkheden naar voren komen. Dit
is evenmin het geval in het buitenland waar op
ongeveer dezelfde wijze naar oplossingen wordt
gezocht.
In feite komen twee hoofdmotieven bij de voor
jaarsmechanisatie naar voren:
volledig machinaal dunnen
(met blinde dunner dan wel electro mecha
nische dunner)
het zaaien op eindafstand.
De resultaten met het zaaien op eindafstand
zijn echter zeer wisselend. In proeven zijn er soms
bepaald goede resultaten mee bereikt, anderzijds
zijn deze ook vaak teleurstellend geweest. Dit is
ook dit jaar in de proeven weer gebleken. De
resultaten zijn zodanig dat het geboden is met het
zaaien op eindafstand uiterst voorzichtig te zijn.
De risico's kunnen bijzonder groot zijn!
VRAAG: Er is reeds veel over de voorjaarsmecha
nisatie bij de suikerbietenteelt gepubliceerd. Hoe
is uw indruk over dè toepassing daarvan in de
praktijk?
Ir. Van der Beek: In de eerste plaats dienen we
voor ogen te houden dat de opzet van de proeven
de laatste jaren doelbewust extreem van opzet
zijn geweest om op deze wijze te trachten snel
het eindpunt te bereiken. Deze radicale werkwij
zen worden in de praktijk echter nog maar be
trekkelijk weinig toegepast. In Zeeland bijvoor
beeld zullen er aan volledig machinaal gedunde
bieten slechts een goede 100 ha liggen. Enkele
bedrijven met een lage arbeidsbezetting streven
in de verzorgingsperiode inderdaad naar een mi
nimaal aantal arbeidsuren.
De andere bedrijven doen deze voorjaarsmecha
nisatie in velerlei tussenvormen. Het zaaien met
precisiezaad geeft in feite al een fikse arbeids
besparing. Daarbij de chemische onkruidbestrij-
ding. Deze beide mogelijkheden geven bij de hui
dige arbeidsbezetting en ook bij een nog verdere
inkrimping daarvan reeds een zodanig arbeids
besparend effect dat de voorjaarsbewerking bij
suikerbieten voor de eerstkomende jaren geen
grote problemen zal geven.
Het knelpunt voor vele bedrijven ligt nl. steeds
sterker in het najaar bij het rooien. Vooral die
bedrijven die vrij veel tarwe, aardappelen en sui
kerbieten in het bouwplan hebben opgenomen,
zitten nu in het najaar met een arbeidstop. Het
onderzoek was in het bijzonder gericht op arbeids
besparende werkmethoden in het voorjaar. Nu
blijkt, nadat wij de nodige resultaten hiermee
bereikt hebben, de verwerking van de oogst in
het najaar het knelpunt te zijn!
VRAAG: Zijn er naar uw mening mogelijkheden
om dit oogstprobleem bij de suikerbieten op te los
sen?
Ir. Van der Beek: In het algemeen dacht ik dat
we naar rooiers toe moeten met een grotere capa
citeit zoals de eenrijige rooiers met bunker met
grote capaciteit dan wel de meerrijige rooimachi-
nes. Afgaande op de geluiden uit de praktijk zie
ik persoonlijk voorhands in de meerrijige rooi-
machines bepaald wel perspektief om dit knel-
De zetfrijdende eenrijige Peter Standen Solobeet bunkerrooier met een opgebouwde trekkermotor
aan het werk op de bietenrooi- en transport demonstratie in 1965 in de Wilhelminapolder.
Ir. M. A. van der Beek.
punt verder tot een oplossing te brengen. Daarbij
kan gedacht worden aan de tweerijige en drie-
rij ige rooimachines met kopapparaten terwijl ook
de 6-rijige rooimachine zeker mogelijkheden biedt
(waarbij echter het bietenblad enkele problemen
met zich meebrengt). Ook zal waarschijnlijk dit
jaar een proef worden genomen met één ol' twee
ontbladerapparaten zodat we dan ook van de re
sultaten daarvan kennis kunnen nemen.
VRAAG: Hoe ziet u het Zeeuwse bouwplan voor
de eerstkomende jaren?
Ir. Van der Beek Voor de eerstvolgende jaren
verwacht ik dat de Zeeuwse akkerbouw gecon
fronteerd zal worden met een beperkt bouwplan,
dus een bouwplan met een betrekkelijk gering
aantal gewassen. Het is daarbij de vraag of dit
beperkte bouwplan op langer termijn een haal
bare kaart is. Een bouwplan waarbij de grond in
structuur sterk achteruit zal gaan is natuurlijk in
hoge mate ongewenst. Ik geloof zelf bepaald wel
in de mogelijkheden van een beperkt bouwplan
mits voldoende aandacht wordt besteed aan het
behoud van de bodemvruchtbaarheid en de struc
tuur van de grond. De belangrijkste „basisgewas
sen" voor de nabije toekomst zijn dan suikerbieten,
aardappelen en wintertarwe. Daarbij als vierde
gewas bijv. gerst of een combinatie van gewassen
zoals lucerne, zomergerst en erwten. Een en ander
vanzelfsprekend afhankelijk van en aangepast aan
het betreffende bedrijf. Het aandeel van de gra
nen in het bouwplan dient naar mijn mening niet
boven de 50 te komen!
Voor de gemengde bedrijven kan, wat betreft
het bouwplan, ook nog gedacht worden aan een
andere mogelijkheid, n.l. de afwisseling kunst-
weide - bouwland.
Bijvoorbeeld een 3 a 4 jaar kunstweide en dan
weer 3 a 4 jaar bouwland. Voor die gemengde be
drijven waar dit systeem toegepast kan worden
zie ik daar bepaald veel mogelijkheden in. Men
kan zich dan wat de akkerbouwgewassen betreft
beperken tot de financieel aantrekkelijke hoofd
gewassen. Het probleem van de vruchtwisseling
en bodemstructuur wordt ondervangen door het
inpassen van de kunstweide in het bouwplan.
Voor de veehouderijsector kan de kunstweide,
mits deze niet langer dan een jaar of vier blijft
liggen, door zijn hoge opbrengst, eveneens gunsti
ge resultaten afwerpen. Het geeft daarnaast de
mogelijkheid op deze bedrijven ook de veehou
derij te intensiveren.
Dit systeem, mits goed toegepast, kan op de daar
toe geëigende bedrijven veel perspectief bieden.
Echter de bedrijfsvoering wordt, zowel wat de
akkerbouw als de veehouderij betreft, geïntensi
veerd en in dit geval dus geen bedrijfsspecialisa-
tie waar de laatste tijd zoveel over gesproken
wordt. Het productieniveau van het bedrijf, waar
het in feite om gaat, wordt echter opgevoerd.
VRAAG: Er wordt de laatste tijd veel geschreven
en gesproken over de rendabele bedrijfsgrootte.
Wat is uw mening hierover?
Ir. Van der Beek: Door zijn algemeenheid een
bijzonder lastig te beantwoorden vraag. Het lijkt
mij beter te spreken over een bedrijf waarop, ook
in de toekomst, de boer een goed arbeidsinkomen
kan verdienen onder verantwoorde sociale om
standigheden. In Zeeland verkeren we onder de
gelukkige omstandigheid dat met name de wat
grotere akkerbouwbedrijven nog beslist mogelijk
heden hebben om zich aan te passen. Men is nog
niet „aan het eind van zijn latijn". Een bijzonder
belangrijk punt
Is dat wel het geval dan zal gezocht moeten
worden in de richting van structurele aanpassing
van het bedrijf. En ook deze mogelijkheden zijn
er afhankelijk van de aard van het bedrijf en de
ambitie's van de landbouwer. Daar waar dit mo
gelijk is kan gedacht worden aan vergroting van
het bedrijf. De kansen daartoe zullen echter zeer
beperkt zijn. Een andere mogelijkheid is de in
tensivering.
(Zie verder volgende pag.)