Landbouwbegroting 1967 Groeiende kennis itt iJ dat B' 3 (Vervolg van pag. 1) EVENWICHTIG BELEID ONTWIKKELINGS- EN SANERINGSFONDS DE Minister van Landbouw en Visserij stelt vast dat van een evenwichtig beleid van het Ont- wikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw kan worden gesproken. Dit nu inmiddels naast de regelingen voor beëindiging van agrarische bedrij ven, ook regelingen in uitvoering zijn, die gericht zijn op verbeteringen op korte termijn in de be drijfsstructuur. Het is mogelijk gebleken het be stuur van het fonds voor dit werk aanzienlijk rui mere armslag te geven. In de ontwerp-begroting is een post van 45 miljoen gulden opgenomen voor de Er Ts nauwelijks een bedrijfstak te noemen die zo veel onderzoek noodzakelijk maakt als het landbouw bedrijf. Grond-, water-, lucht-, lichtverhoudingen, ziekten van gewassen en veegezondheidszorg, techni sche voorzieningen, dat alles brengt problemen met zich, waar de boer oplossingen voor wenst en liefst zo snel mogelijk. In de praktijk is vaak niet bekend waar de bron ligt van de vele mogelijkheden, die via de Rijkslandbouwvoorlichtingsdienst de boer berei ken. Daardoor is „Wageningen" voor velen uit de landbouwwereld slechts een onduidelijk begrip en weet men maar ten dele wat daar in het belang van de landbouwpraktijk wordt verricht. Het tienjarig bestaan van vier onderzoekinstellin gen, gelegen in het complex de Born-Zuid te Wage ningen, vormde een goede gelegenheid naar buiten te treden met de resultaten, die gedurende tien jaar landbouwkundig onderzoek ten behoeve van de prak tijk in dit complex zijn verkregen. Bedoelde instellingen n.l. het Instituut voor biolo gisch en scheikundig onderzoek van landbouwgewas sen (I. B. S.), het Instituut voor bewaring en verwer king van landbouwgewassen (I. B. V. L.), het Proef station voor de akker- en weidebouw (P. A. W.) en het Bureau gemeenschappelijke diensten (B. G. D.) hebben nu ter gelegenheid van het jubileum een boek uitgegeven onder de titel „Groeiende kennis". Daarin geven deze Wageningse instellingen een beeld van de In die tien jaar verkregen kennis. Het boek bevat resultaten van onderzoek, de sectoren „grasland en rundveehouderij" en „akkerbouw". Voorts bevat het een overzicht over de organisatie van het onderzoek op de Born-Zuid. In de tweede plaats werd op 14 september j.l. voor een groot aantal genodigden een dag georganiseerd, gewijd aan het landbouwkundig onderzoek ten be hoeve van de praktijk. Dr. Ir. G. de Bakker, algemeen directeur van de Hoofddirectie Landbouwvoorlichting en Onderzoek van het Ministerie van Landbouw en Visserij, wees er in zijn openingswoord op, dat de overheid 1 uit geeft van de jaaromzet van alle landbouwprodukten voor het landbouwkundig onderzoek. Dit is voor 1966 omstreeks 70 miljoen gulden. Boven datgene wat de overheid doet, is er nog een omvangrijke research bij de industrieën, die hun produkten afzetten in de landbouw, zoals bijvoorbeeld de meststoffen- en be strijdingsmiddelenindustrie. De Directeur-Generaal van de Landbouw, ir. J. W. Wellen, ging als voorzitter van de Nationale Raad T. N. O. en van de Landelijke Raad voor de Landbouw voorlichting nader in op de beste vorm voor een samenspel tussen onderzoek en praktijk. In de huidige opbouw heeft iedereen gelegenheid mee te spreken over de zaken die voor hen van belang zijn. Gegevens, verkregen uit het onderzoek, moeten via de voor lichting snel naar de praktijk kunnen doorstromen. De heer F. J. Bruinsma, landbouwer in de N. O. P. en bestuurslid van het I. B. V. L., gaf vervolgens 'n groot aantal voorbeelden van het totaal andere gezicht dat dank zij het verrichte onderzoek het boerenbedrijf heeft gekregen. Daarna gaven verschillende onder zoekers een inzicht in de zeer grote gevarieerdheid van het onderzoek, dat bij de instituten wordt ver richt. Vijf excursieroutes leidden naar de objecten: aard appelverwerking, chemische vraagstukken, biologische vraagstukken, landbouwkundig veldonderzoek, als mede proefboerderij-onderzoek. In iedere route waren verschillende objecten te bezichtigen, waar de be treffende onderzoeker zelf een uiteenzetting gaf en vragen beantwoordde. Aan het slot van de bijeenkomst vertolkte dr. ir. W. Feekes, bestuurslid van het I. B. S., ieders mening toen hij stelde, dat op deze dag praktijk en onderzoek wezenlijk bij elkaar zijn gebracht. Vermelden wij tot besluit dat, zolang de voorraad Strekt, belangstellenden een exemplaar van „Groeien de kennis" kunnen aanvragen bij een der vier ge noemde instituten. Lang niet alles is in dit boek ver meld. Het geeft slechts een greep. Maar het is vol doende om te laten zien dat de overheid hier een goed toegerust onderzoekcentrum in het leven heeft geroe pen, waar wij trots op kunnen zijn en waar de boer dankbaar voor mag zijn. Degelijk onderzoek en een boerenstand die zijn vak verstaat en met zijn tijd weet mee te gaan, kunnen er toe bijdragen dat onze land bouw zijn vooraanstaande plaats weet te behouden en te versterken. bekostiging van het totaal der aktiviteiten van het fonds. De tranche-1966 bedraagt 7729 ontwikkelingsbe drijven en 762 montagestallen voor rundvee. De Minister spreekt de verwachting uit, dat bedrijfs leven en Overheid gezamenlijk de uitvoering van goedgekeurde aanvragen met verantwoorde bij stand binnen een redelijke tijd tot stand zullen kun nen brengen. De belangstelling voor de regeling tot beëindi ging van niet-voldoende levensvatbare bedrijven handhaaft zich op bevredigend peil (sedert l-12-'65 gemiddeld 255 aanvragen per maand). Per 1 april was met ruim 3100 aanvragers een definitieve over eenkomst tot bedrijfsbeëindiging gesloten, bijna 2400 aanvragen waren afgewezen, dat is 28 procent van de 8500 aanvragen in totaal sedert de inwer kingtreding van de regeling, waarvan 20 procent op grond van fiscale voorwaarden; rond 3.000 aanvra gen zijn in behandeling. STRUCTUURBELEID Cultuurtechnische werken worden in verantwoord tempo voortgezet HET cultuurtechnisch beleid blijft gericht op krachtige voortzetting van de verbetering dei- externe produktie-omstandigheden als onderdeel van het structuurbeleid. De aanpassing van de structuur van de Nederlandse landbouw is echter een proces, dat zich niet in korte tijd kan voltrek ken. Voor ruilverkaveling is de financiële lijn doorge trokken, de beschikbare middelen in aanmerking genomen. Dit houdt in, dat naarmate de voorberei ding van grotere oppervlakten zover is gevorderd dat met de uitvoering kan worden begonnen, meer gelden voor ruilverkaveling beschikbaar komen. Het stemmingsprogramma omvat circa 55.000 ha per jaar. Het nieuwe ruilverkavelingsgebied stelt de Mi nister van Landbouw tevens in staat meer de recreatiebelargen te dienen; temeer, omdat voor bepaalde projecten geldelijke steun kan worden verkregen van bijdragen uit andere hoofdstukken van de Rijksbegroting dan „Landbouw en Visserij". RENTESUBSIDIES MINISTER Biesheuvel merkt op, dat bepaalde faciliteiten voor de landbouw in partnerlan- den, geenszins betekenen, dat Nederland met zijn inspanning ten behoeve van de landbouw achter blijft en dat de buitenlandse landbouw daardoor in GELDMIDDELEN Hogere bedragen in de Landbouwbegroting 1967, o.m. voor het Ontwikkelings- en Sa neringsfonds van 11,8 miljoen in 1966 naar f45 miljoen in 1967 en voor de dier- ziektebestrijding (f 15 miljoen als bijdrage in de bestrijding van runderziekten)bleken slechts mogelijk met terughoudendheid op andere onderdelen van het landbouwbeleid. Niettemin is voor cultuurtechnische werken (ruil- en herverkavelingen, waterschaps- en gemeentewerken) weer meer uitgetrokken, n.l. f 143 miljoen tegen 139,5 in 1966. Boven dien is op de kapitaaldiens t f 48 min (vorig jaar bijna f45 min) geplaatst voor voor schotten aan belanghebbenden. Weliswaar is op de begroting verder f 26 miljoen uitge trokken voor voorschotten aan de Stichting Beheer Landbouwgronden tegen f 33 miljoen in 1966maar rekening houdende met aan kopen van landbouwgronden in het kader van het O.- en S.-fonds, met restantgelden van 1966 en met ontvangsten wegens afstoot van bezit, zal het uitgaven-totaal voor de doel einden van de Stichting f39 miljoen bedra gen. Het totaal aan uitgaven voor de onder werp ?n van cultuurtechniek beloopt f174 miljoen, de kapitaaldienst meegerekend f 248 miljoen. een bevoorrechte positie zou komen te verkeren. Zo is in de afgelopen tijd herhaaldelijk gesproken over rentesubsidies in andere landen ten behoeve van de landbouw. De Minister herhaalt zijn uitspraak, dat ook in het kader van het overleg te Brussel over de steunmaatregelen zal moeten worden nagegaan, of het structuuxbeleid in de landbouw dient te worden aangepast en dat daarbij ook het vraagstuk van de rentesubsidie bestudeerd wordt. Bij deze studie zal de budgettaire zijde moeten worden betrokken om na te gaan welke mogelijkheden er op dit punt zijn zonder dat daarbij andere instrumenten van struc tuurbeleid in het gedrang komen. Ook bij het struc tuurbeleid in de landbouw zal een afweging van prioriteiten noodzakelijk zijn. De Minister houdt staande, dat wat in ons land ten behoeve van de landbouw en van de ontwikke ling van het platteland in het algemeen gebeurt, de vergelijking met onze partnerlanden kan doorstaan en niet tot een voor ons land ongunstig beeld leidt. Dat neemt niet weg, zo besluit de Minister, dat de landbouw een bijzonder moeilijke periode door maakt. Hij streeft ernaar om in samenwerking met het georganiseerde bedrijfsleven het aanpassings proces, dat harde kanten heeft en spanningen op roept, zoveel mogelijk te verzachten en op verant woorde wijze te doen verlopen. J~\ E kinderaftrek in onze Nederlandse belas- tingwetgeving een zeer belangrijke rol speelt? We noemen slechts de Inkomstenbelasting de Loonbelasting, de Vermogensbelasting en het Successierecht. Bespreken wij eerst de Inkomstenbelasting, dan vinden wij de kinderaftrek geregeld in art. 56 van de wet Ink. Bel. 1964. Of men als belastingplichtige kinderaftrek geniet is vooral afhankelijk van de vra j of men de onderhoudskosten van dat kind voor zijn rekening neemt. De eerstgenoemde groep kinderen zijn die welke we vermeld vinden in art. 56 la., dat zijn kinderen die jonger zijn dan 16 jaar en tot het huishouden van de belastingplichtigen behoren. Van deze (jonge) kinderen wordt door de wet gever zonder meer aangenomen dat ze door hun ouders worden onderhouden. Voor de oudere kin deren vertoont de wettelijke regeling meer variatie. Hier gaat mede een rol spelen in welke mate de onderhoudskosten door de ouders worden gedragen. De wet kent een drieledige onderscheiding. De on derhoudskosten kunnen voor rekening van de ouders komen: 1. In belangrijke mate; 2. Grotendeels; 3. Geheel of nagenoeg geheel. Deze begrippen laten een zekere speelruimte. Vanzelfsprekend zijn hierover meermalen geschil len gerezen en dank zij de toelichtingen van het departement van financiën en de rechterlijke uit spraken in de genoemde geschillen hebben deze be grippen een meer bepaalde inhoud gekregen. Zo geeft de uitvoeringsbeschikking Inkomsten belasting 1964 aan dat sprake is van in BELANG RIJKE MATE indien de kosten voor de ouders be dragen hetzij tenminste f 12,50 per week, hetzij meer dan de helft van de kosten. Volgens de jurisprudentie is van GROTENDEELS sprake indien de bijdragen der ouders meer dan de helft der totale onderhoudskosten bedraagt en van NAGENOEG geheel als dit percentage negentig of meer bedraagt. >TJ het beoordelen van de mate waarin de ouders in het onderhoud der kinderen bij- drngen, speelt ook het eigen inkomen van die kin- deren een rol. Hier is in de loop der jaren wel een en ander gewijzigd. De geschiedenis laten wij nu maar rusten en bepalen ons tot de thans geldende bepalingen. Voor de MINDERJARIGE kinderen komen thans alleen vermogens-inkomsten in aanmerking, in komen uit arbeid niet meer. Voor MEERDERJARIGE kinderen worden ook de vermogensinkomsten buiten beschouwing ge laten. Deze bepalingen doen wellicht meerdere onzer lezers wat vreemd aan. Vóór we dit wat nader be schouwen moeten eerst nog enkele opmerkingen over de kinderaftrek zelf worden gemaakt. Art. 56 wet Ink. Bel. 1964, dat we hierboven even noemden, is een zeer uitvoerig artikel. Onderdeel la. noemden we boven reeds. Daarna noemt het artikel de vól gende gevallen. lb. Kinderen beneden 16 jaar die tot het huishou den behoren van degene met wie de belasting plichtige gehuwd is geweest of met wie hij ge huwd is doch van wie hij duurzaam gescheiden leeft en die grotendeels op zijn kosten worden onderhouden. lc. Kinderen beneden 16 jaar die niet als eigen kind, aangehuwd kind of pleegkind tot het huishouden van een ouder behoren, en die in belangrijke mate op zijn kosten worden onder houden. ld. Sti:derende kinderen van 16 tot 27. jaar. Ie. Zieke- en/of invalide kinderen van 16 tot 27 jaar. Art. 1 lid 2 noemt verder nog aftrek voor een kind van 16 tot 27 jaar die grotendeels in de huis houding van belastingplichtige werkt. We willen nu nagaan hetgeen de wet Inkomsten belasting 1964 omtrent deze kinderaftrek bepaalt Het is onze lezers bekend dat voor sommige kin deren een dubbele aftrek geldt en voor andere zelfs een drievoudige. In een volgend artikeltje willen we een en ander nader bespreken en dan tevens zien welke rol het eigen inkomen van de kinderen hier speelt. In dit artikeltje hebben we slechts een aantal punten aangeroerd die nog nadere bespreking vragen. MEIJERS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 3