Landbouwbegroting 1967
VRIJDAG 23 SEPTEMBER 1966
54e Jaargang No2848
W-
w
vz
émm
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland
ONS COMMENTAAR
MILJOENENNOTA EN
LANDBOUWBEGROTING
1967
Frankering bij abonnement: Terneuze»
1
I
ff Él
/y y
W/r
ENIGE VOORLOPIGE INDRUKKEN
Met spanning is dit jaar in den lande uitgekeken
naar de miljoenennota, die direct na de opening van
het parlementaire jaar de Kamers der Staten-Generaal
wordt aangeboden. Niet omdat er hooggestemde ver
wachtingen waren, maar omdat men benieuwd was
in hoeverre de moeilijkheden die de economie en
financiën al enige tijd te zien gaven, door de regering
het hoofd zouden worden geboden in het nieuwe
begrotingsjaar 1967.
Over die moeilijkheden en problemen zelve en over
de aard en omvang ervan is lange tijd heen en weer
en in- en uitgepraat. Nu eens sprak een kamerlid zijn
verontrusting uit over de loop van onze economie,
dan weer haastte zich een Minister om te verklaren
dat er geen reden tot verontrusting behoefde te zijn;
er waren enkele kleinere tegenslagen, die wel snel
overwonnen zouden zijn. Zo is dit een tijd in ver
schillende variaties doorgegaan. Intussen daalde de
rentabiliteit van de bedrijven, de groei van de export
daalde en de aandelenmarkt ging naar een dieptepunt.
Er werden ondernemingen gesloten.
Natuurlijk is het nu verleidelijk nog eens een aantal
oorzaken op te diepen. De buitenlandse invloeden op
de kapitaalmarkt moeten dan genoemd worden, maar
ook de verhoging in de beloning van de arbeid zonder
enig verband met de productiviteitsstijging. Dit is
immers in feite meer uitgeven dan verdiend wordt en
dat gaat nog steeds in geen enkele huishouding.
Maar laten we ons bepalen tot de zaak, waarvoor
we op dit moment staan. En dat is in de eerste plaats
de erkenning van de moeilijke situatie. „Er zijn", zo
schrijft Minister Vondeling, „duidelijke tekenen van
overbesteding. In vrijwel alle sectoren in de economie
ook bij de overheid treedt een forse stijging van
de bestedingen op." De begroting 1967 is dan ook
gericht op evenwichtsherstel.
Een aantal zaken, die wij vorig jaar wel in de plan
nen vonden zijn dan ook van het toneel verdwenen
en over het geheel gezien moet het wat kalmer aan.
Desondanks zullen de overheidsuitgaven in 1967 een
begrote stijging vertonen van 1,3 miljard in ver
gelijking met de vermoedelijke uitgaven van 1966.
Hier tegenover moeten natuurlijke nieuwe inkomsten
staan. Deze zijn vooral gevonden in de indirecte be
lastingssfeer de uitgebreide lijst werd reeds in de
dagbladen vermeld waarbij ook wij ons steentje
zullen moeten bijdragen. Met name kan hierbij de
aangekondigde wet, die heffing van speculatiewinst
belasting beoogt nog wel eens haken en ogen geven.
Maar om dit te bezien zullen we de tekst van het
wetsontwerp moeten afwachten.
Tegen de achtergrond nu van dit algemene niet zo
florissante beeld, zoals ook de miljoenennota van
Minister Vondeling die geeft, moeten we nu de Land
bouwbegroting 1967 bezien.
De Minister van Landbouw wijst zelf in zijn me
morie van toelichting bij de begroting ook al op het
verband met de algehele economische situatie, wan
neer hij schrijft: „De zeer moeilijke positie van de
schatkist blijft duidelijke grenzen stellen". En even
daarvoor wordt de opmerking gemaakt: „Aan verschil
lende vaak op zichzelf redelijke verlangens zal even
wel niet of niet ten volle tegemoet kunnen worden ge
komen". Men zou er uit kunnen opmaken: „Kijk mij
er niet op aan; ik heb mijn best gedaan".
Wij nemen ook graag aan dat er hard aan is ge
trokken en dat met beschikbare middelen is gewoe
kerd. Teleurstellend blijft het desalniettemin dat hoe
wel de overheid terecht overigens het accent op
het structuurbeleid in brede zin blijft leggen er geen
nieuw initiatief op dit gebied wordt aangekondigd.
We moeten het voorzover we het uit een snel door
nemen van de stukken menen op te maken doen met
de opmerking dat de coördinatie van het structuur-
en steunbeleid in de E. E. G. voor het verkrijgen van
evenwichtige concurrentieverhoudingen van veel be
lang maar moeilijk is.
Het fruitcorso werd een succes. Meer hiervan op pag. 9.
HST streven der Regering blijft gericht op de
noodzakelijke versterking van de economische
positie van de Nede'Tandse land- en tuinbouw, aldus
de memorie van toelichting bij de Landbouwbegro
ting 1967. Via het markt- en prijsbeleid is verbete
ring gebracht in de rentabiliteit van de agrarische
produktie, daarnaast staat de intensivering van het
structuurbeleid, zoals dat de laatste jaren is ont
wikkeld. Tevens zal dan aan enkele onderdelen van
het landbouwbeleid een nog duidelijker accent kun
nen worden gegeven, in het bijzonder onderdelen,
die in de laatste tijd van grote betekenis zijn ge
bleken bij de bevordering van verbeteringen in de
bedrijfsstructuur. De bewindsman toont alle begrip
voor de grote spanning, waarin ondernemers in de
landbouw leven, wanneer de levensvatbaarheid van
hun bedrijf in het geding is en zij in onzekerheid
raken of en zo ja op welke wijze zij in de toekomst
Ook enige opmerkingen over de fiscale politiek
ten opzichte van land- en tuinbouw hebben wij
nogmaals bij snel doornemen van de stukken ge
mist. Het doorgaan van de belastingverlaging hoe
plezierig op zich ook doet niets aan de huidige
progressie en verhoudingen af. Ten slotte is ons op
gevallen, dat de hoge prioriteit voor landbouw, vorig
jaar nog wel vermeld, nu niet meer in de memorie
is terug te vinden.
Bezien we het totaalcijfer van de landbouwbegro
ting de detailcijfers hebben we nog niet tot onze
beschikking en daarover in ons nader commentaar de
volgende maal meer dan heeft landbouw met een
80 miljoen verhoging bij de gewone dienst zo onge
veer zijn positie in het totaal der Rijksbegroting be
houden. Minder mochten we toch zeker niet ver
wachten
Tr.
hun bedrijf kunnen voortzetten. Het landbouwbe
leid zal dan ook niet alleen aan de technische en
economische, maar ook aan de sociale aspecten grote
aandacht dienen te schenken en met gevoel voor de
menselijke kanten van de huidige moeilijkheden
moeten worden uitgevoerd. Het aanpassingsproces
dat zich thans voltrekt, is onvermijdelijk; het is
zaak daarin de wrijvingspunten te onderkennen en
waar mogelijk het beleid op verzachting daarvan
te richten, aldus mr. Biesheuvel.
Echter zal aan verschillende, vaak op zichzelf
redelijke verlangens, niet of niet ten volle tegemoet
kunnen worden gekomen. De zeer moeilijke positie
van de schatkist blijft duidelijk haar grenzen stel
len. Hogere bedragen onder meer voor het Ontwik-
kelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw en
voor de dierziektebestrijding bleken slechts moge
lijk met terughoudendheid op andere onderdelen
van het landbouwbeleid. Deze grenzen laten echter
voldoende ruimte om in samenwerking met het ge
organiseerde bedrijfsleven dit beleid voort te zet
ten, waardoor de agrarische bedrijfstak in staat
wordt gesteld zijn belangrijke taak in het maat
schappelijk bestel op verantwoorde wijze te ver
vullen. Tevens is dit gericht op verdere verbetering
van de omstandigheden, waaronder de werkers in
bedrijfstak leven en werken.
Op de agrarische bedriiven is het ingrijpende aan
passingsproces in de landbouw in volle gang. De
land- en tuinbouwers leggen daarbij grote aktiviteit
aan de dag, doch de steun van een positief gericht
landbouwbeleid is daarbij onontbeerlijk, zoals in
brede kring wordt erkend, terwijl ook over de in
houd van het beleid grote overeenstemming bestaat.
Dat maakt het mogelijk het landbouwbeleid tezamen
met het georganiseerde bedrijfsleven op te bouwen
en uit te voeren.
(Zie verder pag. 3)