KNLC
<sfe>
MAU RITS PLEIN
Hoofdbestuur K. N. L. C.
vergaderde
Jaarvergadering
Kon. Nederlandsche Heide Mij
DE OIVIH VAN 18 1
HET K.N.L.C.-Hoofdbestuur, dat op 6 september jl. vergaderde, besteedde
in deze vergadering uitvoerig aandacht aan de wijze waarop de georga
niseerde landbouw zich in de toekomst zal dienen te organiseren. Aanleiding
daartoe waren het rapport „Taak en organisatie Landbouwschap" en de
samenwerking in het verband van de 3 Centrale Landbouw Organisaties.
LEVENSVERZEKERING
WINSTDELING MET EEN OLVEH POLIS
6
mi i\\N
LANDBOUWORGANISATIES
EN LANDBOUWSCHAr
Het rapport „Taak en organisatie
Van het Landbouwschap" geeft vol
gens sommigen te gemakkelijk de in
druk, dat binnen het Landbouwschap
zelf de zaken goed marcheren, maar
dat aan de voet, bij de bedrijfsgenoten
ten opzichte van het Landbouwschap
een verkeerde stemming heerst. Dat
kan een duidelijke reden zijn om de
zaken van de organisatie van de land
bouw, waarbij het Landbouwschap
nauw is betrokken, publiek te behan
delen. Een verbetering zou het kun
nen zijn om een publieke zaak ook
op te bouwen op het daarbij betrok
ken publiek, te weten alle bedrijfsge-
noten en niet op de georganiseerde
landbouw alleen.
Hiermee hangt de kwestie van de
samenwerking van de georganiseerde
landbouw samen. In 3-C.L.O.-verband,
het is op vele plaatsen te beluisteren,
zou men tot een nog nauwere samen
werking moeten-kom en, dan nu reeds
het geval is. Een dergelijke nauwe
samenwerking ontstaat reeds nu de
akkerbouw-, veehouderij- en tuin-
bouwcommissies van de 3-C.L.O. ge
zamenlijk gaan vergaderen. Ook op 't
bestuurlijk niveau is dit contact zeer
gewenst. Zo zullen de Dagelijkse Be
sturen van de drie organisaties ook
tot een nog intensiever contact moe
ten komen. In deze richting zullen de
landbouworganisaties zich verder
moeten ontwikkelen. Daarbij zullen
vrees en achterdocht plaats moeten
maken voor een plan. dat men ge
zamenlijk weet op te zetten en te rea
liseren.
Wat het Landbouwschap betreft,
dit fungeert enerzijds als een orgaan
van samenwerking anderzijds als 'n
publiek-rechtelijk orgaan. Men zal
met elkaar opnieuw moeten komen,
op basis van de functies van de ver
schillende organisaties, tot een her
verdeling van taken. Vooral in het
verband van de 3-C.L.O. zal men zich
verdér moeten beraden over de rich
ting die men, met het oog op de ont
wikkeling in het landbouworganisa
tiewezen wil inslaan. Het ligt in de
lijn van die ontwikkeling om als cen
trale landbouworganisaties te stre
ven naar verdere concentratie van de
behartiging van de agrarische belan
gen.
Dat dit alles niet van vandaag op
morgen is te realiseren blijkt uit de
verwevenheid van de vele organisa
ties en instanties met al hun verschil
lende functies en bevoegdheden. Al
lereerst zal daarbij onderscheid moe
ten worden gemaakt tussen samen
werkingsorganen en publiekrechte
lijke bedrijfsorganen. Deze discussie
in het Hoofdbestuur heeft verhelde
rend gewerkt, maar niet tot beslui
ten geleid, wat gezien de ingewikkeld
heid van de problemen, duidelijk zal
zijn.
SOCIALE AANGELEGENHEDEN
De afdeling Sociale Aangelegenhe
den van het K.N.L.C. deed een aantal
voorstellen die door het Hoofdbe
stuur werden overgenomen. Zo ging
het Hoofdbestuur aceoord met de
richting waarin het Bedrijfspensioen
fonds voor de Landbouw het wedu-
wenpensioen wil verbeteren uit de
gelden die voort zullen komen uit een
premieverhoging. Om de belangstel
ling voor de algemene vergaderingen
van de Agrarisch Sociale Fondsen te
verhogen wil men in de Raad voor
afgevaardigden van de A.S F. de af
delingsbesturen van de B.V.A.B. zit
ting laten nemen. Ook met deze ge
dachte is het Hoofdbestuur het eens.
Het ondersteunt verder de gedachte
dat door alle bedrijfsverenigingen
éénzelfde gedragslijn wordt gevolgd
met het oog op een aanpassing van
het niveau van de uitkeringen van de
ziektewet, na invoering van de Wet
op de Arbeidsongeschiktheid. Het wil
verder een uniforme regeling bevor
deren ten aanzien van de verzeke
ringsplicht ingevolge de W.A.O. en
de Ziektewet van hen die seizoenwerk
verrichten zonder in loondienst te
zijn.
Het voelt eveneens voor het plan
om te komen tot de bevordering van
een verdere beperking van het aan
tal land- en tuinbouw C.A.O.'s.
E.E.G. BESLISSINGEN
Het Hoofdbestuur nam kennis van
een overzicht van de beslissingen die
door de Raad van Ministers zijn geno
men inzake het E.E.G.-landbouwbe-
leid. Zoals bekend ging het hier om
de financiering van het gemeenschap
pelijk landbouwbeleid, de afronding
van het gemeenschappelijke markt
en prijsbeleid, de vaststelling van ge
meenschappelijke prijzen van agrari
sche producten en de Kennedy-Ronde.
Een discussie ontspon zich over de
vraag hoe de uitwerking zal zijn van
de spelregels die zijn vastgesteld om
te voorkomen, dat de nationale stel
sels voor de consumptiemelk de con-
currentie-verhoudingen in de sector
van de industriemelk zullen versto
ren. Met name ging het daarbij over
de vraag wat het gevolg zal zijn van
de regel, dat in de verbruikersprijs
voor consumptiemelk, vastgesteld
door een lidstaat, de prijs van de
grondstof melk niet meer dan 1,8
cent hoger mag liggen dan de waarde
van de melk die tot industriële pro
ducten wordt verwerkt. Inzake het
suikercontingent weiden enkele be
denkingen geopperd tegen het ver
houdingsgewijs vrij hoge kwantum,
dat aan België is toegewezen. Op uit
voering van de graanregeling dient,
aldus het Hoofdbestuur, in het Land
bouwschap nogmaals de aandacht te
worden gevestigd. Wat de groenten-
en fruitsector betreft was het Hoofd
bestuur bezorgd over de financiële
gevolgen van de Brusselse beslissin
gen. De concurrentiepositie van de
Nederlandse tuinbouw is door deze
regelingen bepaald verzwakt.
MOND- EN KLAUWZEER
Het Hoofdbestuur vroeg zich af of
voldoende voorzorgsmaatregelen ter
voorkoming van het uitbreken van
mond- en klauwzeer zijn genomen,
met het oog op de bedreiging hiervan
vanuit Duitsland. Het zal blijven aan
dringen op het nemen van snelle en
efficiente maatregelen in deze. Het
Hoofdbestuur blijft tenslotte veront
rust over de opschorting van de be
schikbaarstelling van het bedrag van
45 miljoen gulden voor het ontwikke
lingsfonds. Het sprak de wens uit,
dat per 1 oktober althans een deel
van dit bij de vaststelling van de
melkprijs 1965 aan de landbouw toe
gezegde bedrag alsnog zal vrijkomen.
IN de loop der jaren is de landbouw steeds meer
geïntegreerd in de algemene economie. Door
'n enorme krachtsinspanning is de agrarische pro
ductie in ons land gedurende de periode 1950-1964
niet bijna 50 gestegen. Deze prestatie is des te
.opmerkelijker, omdat zij gepaard ging met het ver
trek van een groot dèèl der in de landbouw werk
zame arbeidskrachten naar andere sectoren van: 't
bedrijfsleven. Ondanks deze merkwaardige presta
tie is toch de groei in de landbouw minder snel ge
weest dan de algemene groei der economie en daar
uit is een relatieve achterstand van de landbouw
geresulteerd.
Het structuurbeleid van de regering is erop ge-
jieht deze achterstand zoveel mogelijk te verklei
nen. Zij voert dit uit binnen het raam van de finan
ciële mogelijkheden en met instemming van en in
overeenstemming met de georganiseerde land
bouw, die zich ervan bewust is dat slechts een ge
weldige structurele hervorming tot het gewenste
resultaat kan leiden. Aldus de voorzitter ir. Ridder
de van der Schueren der N.H.M. in zijn openings
rede ter gelegenheid van de 73e algemene vergade
ring j.l. vrijdag.
Het zegt iets, dat de Directeur-Generaal van de
Landbouw anno 1966 in het openbaar als zijn me
ning uitspreekt, dat in de toekomst nog slechts
plaats zal zijn voor hooguit 80.000 sterke agrari
sche ondernemingen. Dat betekent, dat nog een
groot aantal ondernemers in land- en tuinbouw
hun bedrijf zullen moeten beëindigen. Dat gebeurt
voor een deel geruisloos omdat jongeren betere
mogelijkheden zien buiten de landbouw. Van ande
ren vraagt het echter aanpassing en met name
landbouwers van meer gevorderde leeftijd zullen
hierdoor voor problemen worden gesteld.
WA gèwêzén te hébben op de nuttige functie 1
hét O S-fonds voor de landbouw wees
van
de
voorzitter met enige bezorgdheid op het feit dat er
de laatste tijd stemmen opgaan om door drastische
wijziging van de ruilverkavelingswet de mogelijk
heid te scheppen op verdergaande wijze, dan de
wet thans reeds toelaat, aan gronden andere be
stemmingen te geven.
Het kan ongetwijfeld van belang zijn na te gaan
in hoeverre hier sprake is van gerechtvaardigde
verlangens. Ik wil gaarne aanvaarden dat de niet-
agrarische kringen, die deze wetswijziging beplei
ten overtuigd zijn te spreken in het algemeen be
lang, doch ik wil hier toch wel wijzen op de zeer
belangrijke ingreep, die een wetswijziging, zoals
men met name in niet-agrarische kringen wenst,
zou betekenen. Immers, hef zou nauwelijks meer
mogelijk zijn van ruilverkaveling te spreken, wan
neer de grondeigenaren en de grondgebruikers
grond ontnomen wordt op zodanige wijze, dat hier
voor geen stemmingsprocedure meer past. Aan de
andere dan de zuivere agrarisehe belangen, wordt
mede dank zij de brede samenstelling van (1e Cen
trale Cultuurtechnische Commissie, voldoende aan
dacht geschonken. Dat er ten aanzien van die
andere belangen een behoorlijke mate van speel
ruimte voorhanden is, beuijzen de plannen die de
laatste jaren tot uitvoering zijn gekomen!
TEVENS wees de heer Ridder de van der Schue-
ren op de huidige beperking aan de kapitaal
uitgaven door dé overheid en de schaarste op de
kapitaalmarkt.
„Wij ervaren de overheidsmaatregelen door een
terughoudendheid bij het geyen van opdrachten
met name ip, dgsector voorbereiding van werken
en in een .aanmerkelijke vertraging in de betaling
onzer nota's, hetgeen ons voor grote problemen
stelt voor wat betreft onze liquiditeit.
Wij zijn er tot nu toe. mede door de medewer
king onzer banken, in geslaagd in de toegenomen
behoefte aan middelen te voorzien. De ontwikke
ling van de huidige situatie en de invloed daarvan
op de liquiditeit., zullen echter onze volle aandacht
blijven opeisen.
In verband met de onzekerheden in het toekom
stige verloop, hebben wij ons reeds beperkingen
opgelegd ten aanzien van de investeringen. Wij
moeten er n.l. rekening mee houden, dat cle thans
in gang gezette bestedingsbeperking in 1967 een
verdere uitbreiding van ons werkvolume kan af
remmen.
Juist in een tijd, waarin wij door een uitrusting
van ons werkapparaat met een brede deskundig
heid in staat zijn een belangrijke bijdrage te leve
ren aan de verdergaande indeling van de ruimte,
waarin wij leven, komt ons een ontwikkeling, waar
voor wij thans in Nederland worden geplaatst, wel
ongelegen!"
0^k WÊÊÊ ^t^k