„Even de grond in" 5 Door de schuine stand van de trekker drukt bjf het ploegen meer dan de helft van het gewicht van de trekker op de bodem van de bouwvoor. Bq deze druk moeten we ook nog in aanmerking nemen, dat het voortbewegen van de trekker en de werking van de ploeg (ploegzool) de bodem van de bouw voor wat haar structuur en doorlatendheid betreft ook geweld aan doen. Kortom de bodem van de bouwvoor moet btf het ploegen met de wieltrekker heel wat verdragen. Als het land geploegd is, dan moeten we ons realiseren, dat het gehele perceel op een diepte van 25 cm (al naar gelang de ploegdiepte) in een toe stand verkeert, die we op het land waarnemen na het machinaal rooien van suikerbieten b\jv. VERSLEMPING ZOVEEL MOGELIJK UITSCHAKELEN Een mooie aansluiting van de bouwvoor met-de ondergrond is bij het ploegen met paarden en even eens ook bij het. gebruik van een rupstrekker ge makkelijker te bereiken dan bij het ploegen met een wieltrekker. Om de minste brokken te maken, moeten we er ons aan houden uitsluitend te ploegen als de grond droog is. Voor kleigrond houdt dit in, dat er in het najaar zo vroeg mogelijk geploegd moet worden. Dit dient bij voorkeur al in september te gebeuren; bij groenbemesters of na laatruimende gewassen, zal het uiteraard wel wat later moeten worden. Een geslaagd groenbemestingsgewas doet „wonderen". Het loof is een goed beschermende mantel tegen de verslempende invloed van de regen en tijdens de groei van het stoppelgewas moet er heel wat water verdampt worden, waardoor de grond ook droger wordt. Bij goed onderploegen verbeteren de wortels en het loof van de groenbe- mester de structuur en de doorlatendheid van de grond in hoge mate. Ik vond het in deze zeer ty perend wat een akkerbouwer mij onlangs vertelde. Na de conservenerwten had hij Alexandrijnse klaver verbouwd in plaats van herfstspinazie. Dit prima stoppelgewas doet hem op korte termijn gezien wel enige honderden guldens per ha schade. De suiker bieten na deze Alexandrijnse klaver zullen deze schade dubbel en dwars vergoeden in vergelijking met dezelfde bieten na voorvrucht afgevoerde herfst spinazie. Goed boeren is en blijft een zaak om tijdig maatregelen te treffen en de blik ver genoeg naar voren te richten. uitspreiden vanaf het midden van de kavel. Gebeurt dit niet, dan ontstaan er gemakkelijk plassen, om dat bij zware neerslag het water niet kan afvloeien naar de sloot. Verder vraagt de huidige bedrijfs voering grote blokken, die gemakkelijk machinaal bewerkt kunnen worden. Het dichten van overtollige sloten mag echter nooit geen aanleiding geven, dat jhet maaiveld boven de oude sloten te laag komt te liggen. Met een goede egalisatie van hinderlijke laagten is veel geld te verdienen. wordt deze ploegzool niet alleen gevormd door de ploeg, maar ook door de inwerking van de trekker- wielen op de bodem van de bouwvoor. Op kleigrond is het nodig deze ploegzool van tijd tot tijd te breken met een woeler. Deze woeler dient zodanig aan de ploeg bevestigd te zijn, dat de door de woeler losgemaakte grond niet meteen bij het ploegen door de trekkerwielen wordt vastgereden. Op zware grond hoeft deze woeler niet dieper te werken dan 5 cm. Bij grotere diepte wordt zeer veel trekkracht gevraagd en is de ploeg niet zo best in goede banen te houden. Op slempgevoelige zavelgrond moet zóveel mo gelijk elk jaar bij het ploegen gewoeld worden en hier niet tot 5 cm, maar tot 10 cm diep. Mocht in de zomer gelegenheid zijn om na de oogst te diep- woelen, dan verdient zulks altijd aanbeveling. Van zelfsprekend dienen deze slempgevoelige gronden later op wintervoor geploegd te worden dan bij de zwaardere kleigrond het geval is. GOEDE BEWORTELING EN VLOTTE AFVOER VAN HET OVERTOLLIGE WATER VRAGEN De gewassen kunnen de grond regelmatig door wortelen als er geen storingen in het profiel voor komen. Een dichtgesmeerde bodem van de bouw voor (taaie ploegzool) is in deze ook nadelig voor een goede beworteling van de gewassen en uiteraard ook voor de afvoer van overtollige neerslag naar de drainreeksen en sloten. We moeten ons immers goed realiseren, dat bij deze verstoringen van het profiel de drainage niet goed kan functioneren. Oppervlakkig wortelende gewassen kunnen van een en ander wel eens bij wijze van uitzondering minder last ondervinden dan gewassen met een diepgaand wortelstelsel. Dit is bijv. dit jaar in de praktijk zichtbaar. Wegens de minder diepgaande beworteling en het opbouwen van aardappelruggen, hebben de aardappelen op heel wat percelen aan zienlijk minder nadelige gevolgen van de overtollige neerslag (waardoor zuurstofgebrek etc.) ondervonden dan de suikerbieten, waarvan de stand op de meeste percelen slecht is. ONGELIJKE LIGGING VAN HET MAAIVELD OOK ZEER NADELIG Volledigheidshalve moeten we hier ook vermel den, dat een licht aflopende glooiing van de kavel naar de sloot toe ook van uitermate groot belang is. Helaas zien we nog maar al te vaak, dat bij het maken van goede kavelsloten de vrij-komende grond veel te dicht bij de sloot komt te liggen. Deze grondrug naast de kavelsloot moet beslist zo spoedig mogelijk geslecht worden; opvullen van laagten of AANLEG DRAINAGE De boeren raken er steeds meer van overtuigd, dat een goede drainage van de cultuurgrond onmis baar is. Zo zijn er de laatste jaren in Westelijk Noord-Brabant ook veel kavels, waar de drain- reeksen vroeger te ondiep waren gelegd, opnieuw gedraineerd. Ook op de west-Brabantse zandgronden hebben diverse boeren hun grond laten draineren en met goed resultaat. Drainage van kleigrond vindt men normaal, doch als de omstandigheden gunstig zijn (voldoende diepe sloten e.d.) dan is drainage van zandgrond ook zeer zeker op haar plaats. In de praktijk zien we, dat de draineermachines na de oogst van de gewassen tot diep in de winter op het land in actie zijn. Het komt dan nogal eens voor, dat er dan soms jammer genoeg wel eens meer of minder „gebaggerd" wordt. Zo'n drainage-aanleg is te duur, omdat de drainreeksen dan onvoldoende zullen werken. Naast de aanlegkosten krijgt de boer achteraf ook nog een rekening van de grond ge presenteerd, omdat de gewassen hierop reageren met een lagere opbrengst. Drainage-aanleg moet ook onder droge omstandigheden plaatsvinden; op licht bevroren grond kan deze diepgaande bewerking ook goed uitgevoerd worden. Bij minder gunstige omstandigheden na de oogst is het beter het draineren uit te stellen tot in de (Zie verder pagina 14) VOORKOM WIELSLIP Van het allergrootste belang is, dat de grond in principe altijd geploegd moet worden onder droge omstandigheden. We weten allemaal, dat wielsporen vooral op natte grond zeer nadelig zijn; op droge grond zijn deze nadelige gevolgen heel wat geringer. Öp natte grond (en ook bij te gering vermogen van de trekker) treedt gemakkelijk wielslip op. Hier door wordt de bodem van de bouwvoor bovendien flink dichtgesmeerd. Dit is voor de beworteling en de ontwikkeling van het te verbouwen gewas uiter mate funest. Voldoende hoge nokken op de trekkerbanden zijn bij het ploegen gunstig; de Labour banden voldoen in dit opzicht uitstekend. Een voldoende breed wer kende voorschaar, die verstelbaar is en vóór het kouter aan de ploeg gemonteerd is, bevordert goed ploegwerk. De trekkerwielen in de bouwvoor maken dat het geploegde land er op 25 cm diepte uitziet al*..,» RUIM DE HINDERNISSEN TUSSEN MAAIVELD EN DRAINREEKS OP De bodem van de bouwvoor ontwikkelt zich na verloop van tijd ook gemakkelijk tot een vastere laag, de zgn. ploegzool. Zoals we gezien hebben, het bietenland na het machinaal rooien.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 5