..Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTuinbouw enVëeteclt in Zeeland LANDBOUWSTEUN IN DIT NUMMER: de 1e les Teleac Televisie-cursus „De Boerderij als onderneming" O TENFERT KROESE in Leiden heeft een boek uitgegeven met als titel „Redelijke economie". Zonder ons te verdiepen fn de redelijkheid van de titel als zodanig, valt te vermelden dat het boek een aantal artikelen van prof. dr. F. Hartog beslaat, dat hij de laatste jaren voornamelijk in diverse tijdschriften gepubli ceerd heeft. Op bladzijde 144 van „Redelijke economie" begint de herdruk van het artikel „Economische aspects)? van de Nederland se landbouwprotectie", dat in het januari-nummer 1964 van „De Economist" verscheen. Hierin houdt professor Hartóg zich onder meer bezig met de landbouwsteun door middel van het markt- prijsbeleid en het struktuurbeleid. Hij komt tot de conclusie dat deze twee elkaar tegenwerken, waardoor het gezond maken (sa nering) van de landbouw wordt vertraagd. Z'n redenering is vrij weergegeven als volgt: Tleï marktbeleid wordt voornamelijk gevoerd met behulp van garantieprijzen voor landbouwprodukten. Door de druk van de zijde van de landbouwproducenten worden deze prijzen gemak kelijk op een hoog niveau vastgesteld. Hierdoor blijven een aan tal grensbedrijven (marginale landbouwproduktie) in stand, die bij een lagere vaststelling de strijd niet meer zouden kunnen volhou den. Met het struktuurbeleid worden echter pogingen in het werk gesteld om die grensbedrijven te doen verdwijnen. Zo betalen de consumenten té veel voor de landbouwprodukten en de belasting betalers (ook voor een heel belangrijk deel die zelfde consumen ten) té veel voor de sanering van de landbouw. Het mes snijdt van twee kanten in ongunstige zin en de oplossing van de land bouwproblemen wordt er bovendien nog door vertraagd. Nu weten we, dat het vaststellen van garantieprijzen al voor een belangrijk deel een Europese kwestie is geworden. Daarbij komen niet alleen de economische kanten van de zaak in het ge ding maar eveneens de sociale en politieke. Het is bekend, dat onze minister van landbouw nogal bezwaren heeft tegen garan tieprijzen, die mede gelet op onze eigen belangen, te hoog zijn. Allereerst omdat deze de produktie in andere E. E. G.-landen kun nen verhogen, waardoor de concurrentie sterker wordt. Maar ook omdat eventuele overschotten verliesgevend buiten de E. E. G. geplaatst moeten worden en de kosten daarvan moeten we met elkaar opbrengen met het gevaar, dat we vooral voor anderen gaan betalen. Tenslotte hoe meer afscherming van de buitenwe reld, hoe sterker de reakties en dit komt onze export niet ten goede. Natuurlijk is de hoogte van de garantieprijzen een uitermate belangrijke aangelegenheid. Te lage kunnen ook goede bedrijven de nek omdraaien en te hoge kunnen te weinig of geen levens vatbare ondernemingen in stand houden. Wij vragen ons echter af of de benadering van het verband tussen hoogte van garantie prijzen en het wegvallen van grensbedrijven niet een beetje té theoretisch is. Wat gebeurt er namelijk, indien de garantieprijzen van een of meer produkten aan de lage kant worden vastgesteld? In de eerste plaats kar dit voor een groep bedrijven het sein zijn om er nu maar mee op te houden. Anderen echter zullen gaan schuiven met het bouwplan. Van het ene produkt wat minder en van andere gewassen wat meer verbouwen. Dat kan uitstel van executie betekenen maar het hoeft niet. Weer anderen, die geen uitwijkmogelijkheden hebben, kunnen de teelt van het produkt, waarvan de garantieprijs nog^l laag is vastgesteld, juist vergro ten om toch een inkomen te verkrijgen. Vooral in de melkveehou derij is dit niet denkbeeldig. Overigens is ons niet bekend of het verband tussen lagere prijs en hogere produktie wel eens is aan getoond met behulp van praktijkervaringen. Verder is er de mogelijkheid, dat sommige ondernemers zich geheel van het betreffende produkt afwenden en zich helemaal gaan specialiseren op een produktie met betere vooruitzichten. De bedoeling van onze kanttekeningen is speciaal de aandacht te vragen voor de betekenis en de resultaten van het marktprijs- beleid. We zijn mét prof. Hartog van mening, dat een struktuur beleid veel gerichter kan bijdragen tot een gezonde en concur rerende landbouw. Toch kan een prijsbeleid niet worden gemist zelfs al bevat dit beleid tegenstrijdige elementen met het oog op de struktuur van onze bedrijfstak. Het is echter goed, dat we ons daarvan bewust blijven. Ook in de Europese gemeenschap, die wat de landbouw betreft door prof. Hartog de Europese broei kas wordt genoemd. Hij stelt nog eens, dat onze land- en tuinbouw over een prima apparaat voor onderwijs, onderzoek en voorlichting beschikken, alsmede over een goed ontwikkeld coöperatiewezen. In feite be doelt hij daarmee, dat we niet alles op de landbouwpolitieke kaart moeten zetten. We hebben nog andere mogelijkheden, waaronder de eigen zelfwerkzaamheid, om onze positie te versterken. J. Dij. Zoals de vorig# week ait ons gesp-ek met de direkteur van het Instituut voor Plant*i- ziektenkundig Onderzoek dr. J. G. ten Houten bleek, zijn zowel land- als tuinbouw if-n. nauwste betrokken bij de gevolgen van eventuele luchtverontreiniging veroorzaakt 1oor bepaalde industrieën. Afhankelijk van gewas en ras vangt de land- en tuinbouw in bepaalde gevallen, dooi de bijzondere gevoeligheid voor bijv. fluor of zwavelverbindingen. „de eerste klap op". Hoe liggen deze zaken bij onze landbouwhuisdieren In een gesprek met drs. W. A. Eisma, wetenschappelijk hoofdambtenaar van het Centraal Diergenees kundig Instituut, afdeling Rotterdam, geeft deze zijn visie op de gevolgen van lucht- verontreinigi?ig voor het vee. Dr. J Tesir.k, direkteur van de Stichting Gezondheidsdienst voor Dieren in Zeeland, beantwoordt in het bijzonder voor Zeeland de vraag hoe zijn ervaringen zijn bij de fluorvergiftiging bij het vee in het zuidelijk deel van de kanaalzone. (Pag. 12 en 13.) V.J

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 1