KNLC H. ENGLEBERT NV. HET OOGSTEN VAN ZAAI-UIEN Rondom de agrarische ondernemer C4TC MAURITSPLEI leven. Het is duidelijk dat deze 3 alle hun bijdrage kunnen leveren tot dit cursuswerk iedervanuit ?ijn eigen werksfeer. Deze samenwerking ,zal ook voor de toekomst bevruchtend kunnen werken op deactiviteiten van .deze 3 partners. Zou men dit cursuswerk slechts als onderwijs willen zien, dan bestaat het gevaar dat dit cursuswerk in een aantal leervakken wordt opge deeld. Reeds nu moet men bekennen dat het bij het onderwijs vaak schort en een voldoende samenhang in de stof zoals die in verschillende vakken is opgedeeld. Van het bedrijfsleven aileen mag men niet verwachten dat het vol doende stof weet aan te dragen die de achtergrond van de vraagstukken zal kunnen duidelijk maken. Ook wat be treft de voorlichting is het de vraag of zij voldoende van het individuele „ge val" weet los te komen. Vandaar dat de Raad van het Vormingswerk op het standpunt staat dat een samenwerking van deze 3 elementen het wezen van dit cursuswerk zou moeten bepalen. BEHOEFTE VAN BEDRIJFSLEVEN Overal in het bedrijfsleven, met name in de industrie merkt men de duidelijke behoefte om in deze snel veranderende tijd bij te blijven. Re gelmatig wordt het kaderpersoneel in deze bedrijven dan ook bijgeschoold. Het zou wel wonderlijk zijn wanneer er aan deze bijscholing in de land bouw geen behoefte bestond. Het valt ons daarbij op dat met name de platte lands jongerenorganisaties en het landbouwcoöperatie ve bedrijfsleven reeds jarenlang pogingen in het werk zien. Even opvallend is het dat onder stellen om in deze behoeften te voor- auspiciën van het landbouwonderwijs tal van technische en economische cursussen worden gegeven. Men zal zich kunnen afdragen of het overige landbouwbedrijfsleven met name de standsorganisaties zich in dezen hun taak voldoende bewust zijn. Ook deze laatste vraag zouden wij gaarne ter beantwoording willen geven aan die gespreksgroepen die deze winter zul len discussiëren over het agrarisch on dernemerschap. J. R. W. m iwn Uit tal van uitlatingen van landbouwvoormannen van de laatste tjjd bljjkt steeds duidelijker op welke punten zich tegenwoordig in het agrarisch bedrijf moeilijkheden voordoen. In het bijzonder wordt daarbij telkens weer gewezen op het arbeidsvraagstuk en de kapitaal voorziening. Het wordt steeds moei lijker om de dure arbeid en het kostbare kapitaal in een landbouwbedrijf vol doende renderend te maken. Deze vraagstukken verdienen de grootste aan dacht van de agrarische ondernemer. Naarmate deze problemen dichter bij een oplossing kunnen worden gebracht, zullen allerlei andere vraagstukken zich eenvoudiger laten oplossen. Het is duidelijk dat voor een goede oplossing van deze problemen op bepaalde punten beleidsbeslissingen van de landbouworgani saties nodig zullen zijn. Daarnaast echter is het ook mogelijk en noodzakelijk om de agrarische ondernemer over deze problemen verder voor te lichten en de jonge boer en tuinder ook na de door hem gevolgde beroepsopleiding verder voor te bereiden op zijn taak als ondernemer. Het is van het grootste belang dat de landbouworganisaties ook in dit opzicht voort blijven gaan met het geven van cursussen aan jonge boeren en tuinders. Dit zal dan evenwel moeten geschieden op een wijze die volledig is aangepast aan de behoeften van de jonge agrariër. CENTRALE PLAATS Het is kenmerkend voor deze tijd dat de problematiek rondom het on dernemerschap in land- en tuinbouw zozeer in de belangstelling staat. Wij herinneren eraan hoe over dit onder nemerschap verschillende congressen zijn gehouden en dat de algemene plattelandsorganisaties de komende winter het agrarisch ondernemerschap als thema van hun werk centraal zul len stellen. Het lijkt ons van grote be tekenis dat ook het cursuswerk voor jonge ondernemers de komende winter de centrale plaats zal krijgen die het verdient. Daarbij is een verdere be studering van wat de kern moet uit maken van dit cursuswerk van groot belang. Hierover zou ook in de dis cussies die over ondernemerschap in de landbouw worden gevoerd van ge dachten kunnen worden gewisseld. RAAD VOOR HET VORMINGSWERK De Raad voor het Vormingswerk ten plattelande heeft als landelijk cen trum voor cursuswerk van de alge mene agrarische organisaties daarover haar gedachten reeds laten gaan. Zij zal binnenkort aan de landbouw- en jongerenorganisaties haar gedachten over dit cursuswerk voor jonge onder nemers voorleggen. Zij wil daarbij een steun geven bij het opzetten van cur suswerk voor jonge agrarische onder nemers. RONDOM DE AGRARISCHE ONDERNEMER Rondom de agrarische onderneming zijn met name de kapitaal verschaffing, het beheer van de schaarse arbeid, de organisatie van de productie en het doordringen met de agrarische pro ducten op de markt, de essentiële ac tiviteiten. Het is van belang dat de jonge agrarische ondernemer zich een duidelijk beeld vormt van deze 4 kern vraagstukken waarom zijn eigen be drijf draait. Cursuswerk voor jonge agrarische ondernemers zal volgens de Raad voor het Vormingswerk dan ook van deze 4 kernvraagstukken uit moe ten gaan. Om de jonge ondernemer met deze problematiek vertrouwd te maken, is het allereerst van belang dat hij deze vraagstukken in zijn eigen bedrijf herkent. Vandaar dat de Raad voor het vormingswerk een groot voorstander is van het behandelen van deze onderwerpen als praktijk geval. Telkens opnieuw kan dan bij dit cursuswerk terug gegrepen worden op de actuele situatie zoals die zich op de bedrijven van de cursisten voor doet. Het spreekt vanzelf dat tegen de achtergrond van deze gevallen de eco nomische theorie, de organisatorische hulpmiddelen en de maatschappelijke achtergronden die bij de kapitaalver schaffing, het arbeidsbeheer, de pro ductie-organisatie en de marktverwer- ving een rol spelen aan de orde zullen moeten komen. Het gaat er nl. niet slechts om dat de agrarische onder nemer vandaag zijn bedrijf weet te leiden, maar het is van minstens even groot belang dat hij door middel van een goed inzicht in de achtergrond van zijn situatie in de samenleving ook met het oog op morgen en over morgen in staat is om tijdig de bakens te verzetten. Daartoe is naast kennis ook inzicht nodig in de achtergrond van de problemen. SAMENWERKING Bij een opzet als deze is het bijna onvermijdelijk, wil men ten minste beschikken over de beste krachten die dit cursuswerk zullen weten te leiden, dat men tot samenwerking komt tus sen voorlichting, onderwijs en bedrijfs UÉT juiste tijdstip en de manier van oogsten van zaai-uien bepalen in hoge mate de kwaliteit en de bewaarbaarheid van het produkt. Bij te vroeg rooien duurt de periode van nadrogen op het veld vaak te lang. Hierdoor neemt de kans op kleurverlies toe, terwijl ook de mogelijkheid voor infektie door de Koprotschimmel wordt vergroot. Dezelfde nadelen treden echter ook op als het gewas op net tijdstip van rooien te ver is afgestorven. Het meest gunstige tijdstip om te rooien is aange broken als het loof voor gedeelte is afgestorven. Het in handwerk uitvoeren van alle oogstwerkzaam- heden komt zeker de kwaliteit van het produkt ten goede. De kans op beschadiging is hierbij namelijk tot een minimum te beperken. Door de stijgende loonkosten wordt het volledig in handwerk oogsten van zaai-uien vrijwel niet meer toegepast. Zowel het rooien als het van het veld halen van de uien kan volledig machinaal geschieden. MACHINAAL ROOIEN Bij het machinaal rooien wordt overwegend gebruik gemaakt van de Van Rumpt uierooier. De rooielemen- ten bevinden zich aan een voor aan de trekker be vestigd raam. Achteraan de trekker is een opvoerband gemonteerd om de door de rooielementen losgereden uien op een legger te brengen. Aanvankelijk werd de Van Rumpt uierooier alleen met horizontale rooischijven afgeleverd. Thans kan de rooier ook met vertikale schijven worden uitgerust. Naast voor het rooien van plantuitjes en picklers zijn deze rooi-elementen ook zeer geschikt om voor het rooien van zaai-uien te worden gebruikt. De mate waarin beschadiging van het produkt plaatsvindt, is sterk afhankelijk van de nauwkeurig heid waarmede wordt gewerkt. Zo dient het afstel len van de rooi-elementen met de grootste zorg te ge schieden. VELDDROGEN Vooral gedurende de tijd, dat de uien op het veld liggen, kan ernstig kleurverlies optreden. Óm dit zo- vee' mogelijk tegen te gaan, is het belangrijk deze pe riode van velddrogen zó kort mogelijk te doen zijn. Om het droogproces te bevorderen kan het nood zakelijk zijn de uien een of meerdere malen om te werK.en. Dat de noodzaak hiertoe bij veel neerslag gro ter is laat zich gemakkelijk verstaan. Het omhalen van de legger kan gebeuren met het opvoerbandje van de Van Rumpt uierooier. Dit vraagt maar weinig arbeidsuren, terwijl de kwaliteit van het werk, mits niet te snel wordt gereden, niet voor die va:* handwerk onderdoet. Er dient naar te worden gestreefd, dat de uien niet langer dan 710 dagen op het veld liggen. Om tot de toepassing van dit systeem te kunnen overgaan, is het echter noodzakelijk dat het produkt in een luchtgekoelde bewaarruimte wordt opgeslagen en kunstmatig wordt gedroogd. MACHINAAL OPRAPEN VAN UIEN Voor het oprapen van uien is vooralsnog geen spe ciaal voor dit doel ontwikkelde machine beschikbaar. Tot nog toe wordt overwegend van hiervoor aange paste aardappelverzamelrooiers uitgegaan. Om beschadiging zoveel mogelijk te beperken moet voor een regelmatige aanvoer op de opvoerketttingen worden zorggedragen. De opvoerkettingen van de machine moeten belang rijk langzamer lopen dan dit bij het rooien van aard appelen het geval is. Dit betekent dat met de trekker in de kruipversnelling moet worden gereden. Ook dient het materiaal, waarmede de uien in aanraning komen, van een beschermend omhulsel te zijn voor zien D. HOOGHIEMSTRA S.N.Ui.F. Voor het oprapen van uien zijn de eenvoudige ket- tingverzamelrooiers het meest geschikt. Hiermede kunnen de uien in zakken los op de wagen worden gebracht. Bij het oprapen in zakken kan in plaats van de op zakinrichting ook zeer geschikt een dwarsbandje aan de opvoerband aangebracht worden. Hierdoor wordt gemakkelijker gewerkt terwijl tevens het percentage beschadigde bollen minder is. Het dwarsbandje kan zowel naar links als naar rechts draaien. De aanvoer- richting is door het overhalen van een handle te regelen. In het vorige jaar werd, zij het dan proefsgewijs, ook gebruik gemaakt van aardappelverzamelrooiers met opvoertrommel. Aangenomen mag worden, dat als gevolg van de konstruktie van deze machine, de kans op het optre den van beschadiging groter is dan dit bij de eerder genoemde machines het geval is. Een moeilijkheid was voorts, dat de uien onvoldoende door de ketting wer den opgenomen. Om dit euvel te verhelpen werd voor de opvoedketting een draaiende rol aangebracht van 7 cm doorsnede, voorzien van 4 opgelaste y2" staven. Uit een en ander moge blijken, dat het gebruik van deze machines nog in het experimentele stadium ver keert. (ADVERTENTIE) IMPORtEUR: met gepatenteerde oppel-lichtwielen ook te leveren met hydr. werkende zelfzoeker AFD. LANDBOUW - VOORSCHOTEN - TELEFOON 01717-2 010

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 9