Rassenkeuze Winterkoolzaad 1966 Rapporten, Publikaties en Jaarverslagen 29e Veetentoonstelling en Markt te Oostburg 15 Het Instituut voor Rassenonderzoek van land bouwgewassen geeft in publikatie No. 387 de resul taten weer van de op de proefvelden in de IJssel- meerpolders in de jaren 1957-1966 verkregen ge gevens. Er werden twee zaaitijden toegepast, t.w, de laatste week van augustus en de tweede week van september. Het cursief gedrukte betrouwbaar- heidscijfer achter de opbrengsten is vooral bij de tweede zaaitijd laag door het gering aantal ge gevens. Zaadopbrengsten in verhoudingsgetallen Rapol Mansholt's Hamburger Lembke's Forto Ras in beproeving Pollux Zaaitijd 24-29 aug. 107 (7) 91 (6) 100 (7) 102 (7) 102 (4) Zaaitijd 12-15 sept. 103 (2) 102 (2) 81 (2) 113 (2) Bij de eerste zaaitijd was de opbrengst van Rapol het hoogst, namelijk gemiddeld 7 boven die van 't voorheen vrij algemeen verbouwde ras Lembke's. Bij laat zaaien kwam Pollux aanvankelijk als hoogst opbrengend ras naar voren met een goede ontwikkeling voor de winter, maar vooral het laat ste jaar is dit ras bij laat zaaien tegengevallen. Forto blijft bij laat zaaien duidelijk achter in opbrengst bij Rapol en Lembke's. Uit vroegere proefvelden is gebleken dat Mansholt's Hamburger laat zaaien minder goed verdraagt. Naast de bovenvermelde produktiviteit van de rassen bij verschillende zaaitijden zijn er andere eigenschappen, die mede de keuze van het te ver bouwen ras bepalen, o.a. de wintervastheid, de ge schiktheid voor machinale oogst en ten slotte de prijs die voor het produkt kan worden gemaakt. In wintervastheid zijn er duidelijke rasverschil len. Bij de in augustus gezaaide proeven waren met vrij kleine verschillen achtereenvolgens Rapol, Lembke's en Pollux het meest wintervast. Bij latere zaai evenwel was Pollux meestal beter dan de an dere rassen. Forto en Mansholt's Hamburger zijn bij air zaaitijden minder wintervast. De machinale oogst is algemeen geworden. Het meest gebruikelijk is zwad maaien en later uit het zwad dorsen. Hiervoor lenen zich het beste de ras sen die ae hauwen op ongelijke hoogte hebben. De rassen Rapol, Lembke's en Pollux vormen een beter zwad dan Mansholt's Hamburger en Forto. Bij laatstgenoemde rassen valt het zwad te veel uiteen, terwijl ze ook gevoeliger zijn voor zaaduitval. Do pr-ijs, die voor het zaad kan worden gemaakt, ligt voor de meeste rassen ongeveer gelijk. Een uit zondering vormt Mansholt's Hamburger, waarvoor de laatste jaren doo» de aantrekkelijke kleur en het kleine aanbod een belangrijk hogere prijs werd be taald. De korte beschrijving van de rassen geeft o.m. de volgende bijzonderheden RapolGeeft duidelijk hogere opbrengsten dan Lembke's. De wintervastheid is iets beter. Leent zich zeer goed voor maaien in het zwad. Mansholt's Hamburger: Blijft in opbrengst gemiddeld beneden de andere rassen. Is minder wintervast en verdraagt laat zaaien minder goed. Rijpt vroeg. Zwadmaaien levert moeilijkheden door de lage, dicht bij een- staande vertakking van het gewas en de neiging tot zaadverlies. Het zaad is voor export en voor vogel- voer meer gevraagd dan van de ander rassen waar door de prijs belangrijk hoger kan liggen. Lemb ke's: Wordt in opbrengst vooral door Rapol duide lijk overtroffen. In de overige eigenschappen komen deze rassen veel met elkaar overeen. Forto: Een produktief ras, mits tijdig wordt gezaaid. Is minder wintervast dan Rapol. Het gewas is wat meer en wat lager vertakt, waardoor het zwadmaaien iets meer moeilijkheden geeft. Rijpt iets vroeger. Het ras in beproeving Pollux (kweker: Inst. für Pflan- zenzucht, Grosz Lüsewitz, Oost-Duitsland. Geïm porteerd door Algra N.V., Leeuwarden) heeft bij laat zaaien in de eerste beproevingsjaren de andere rassen in opbrengst, wintervastheid en voorjaars ontwikkeling overtroffen; maar vooral het laatste jaar is dit ras in deze eigenschappen tegengevallen. Bij vroeg zaaien bleef Pollux in opbrengst beneden Rapol. Het gewas is hoog vertakt en is iets langer dan dat van Rapol. Is wat minder stevig. Leent zich goed voor zwadmaaien. Woensdag 21 september: Als sluitstuk van de jaarlijkse Kringfokveedagen in Zeeland staat de voor West Zeeuws-Vlaanderen belangrijke veekeuring en tentoonstelling voor 21 september a.s. te Oostburg op het programma. De traditie getrouw draagt de organisatie van deze fokveedag, de 29ste in successie, weer een veel zijdig karakter. Uit verschillende sektoren van de veeteelt in deze streek zal een gevarieerd beeld worden gegeven van de kwaliteiten van de vee stapel. Een en ander onder leiding van een rege lingscommissie onder voorzitterschap van Oost- burgs burgemeester waarmede de onmisbare mede werking van deze centrumgemeente aan dit evene ment nog weer eens duidelijk wordt onderstreept. De rundveefokkerij is met circa 130 individuele inzendingen en tevens een 23-tal fok- en bedrijfs groepen goed vertegenwoordigd. De veranderingen in de bedrijfsvoering hebben de laatste jaren in West Zeeuws-Vlaanderen geleid tot schaalvergroting van de veehouderij op de ge mengde bedrijven. Op dit bedrijfstype kan met name de melkveehouderij als een onmisbaar element voor goede financiële resultaten niet worden ge mist. De arbeid kan hier steeds meer met de nodige mechanische hulpmiddelen bij een geïntensiveerde voeder- en melkwinning worden gericht op grotere produktie-eenheden. Het feit dat het gemiddelde aantal koeien op een 150-tal bij de melkcontrole aangesloten bedrijven sedert 1960 van 6 tot 10 toe nam, geeft deze ontwikkeling ook duidelijk aan. De veeverbetering wordt gedragen door selektie in de veestapel op basis van de beschikbare melk- produktiegegevens van de koeien. Het economisch effekt hiervan kan vooral op de bedrijven met meer melkvee zeer belangrijk zijn. Per 1 juli j.l. kon voor de West Zeeuws-Vlaamse controlekoeien een ge middelde produktie van 4874 kg melk met 3,86 vet in 301 dagen (3,38 eiwit van 75 „eiwitkoeien") worden berekend, hetgeen overeenkomt met een waarde alleen aan melk van circa 1660 per koe. Deze catalogus geeft u tevens een beeld van het opbrengstvermogen van de ingezonden koeien waarvan een 16-tal oudere exemplaren reeds een levensproduktie van 30.000 tot meer dan 60.000 kg melk gaven. Naast het rundvee verdienen een 75-tal catalo gusnummers van uitstekende fokschapen van het Texelse ras bijzondere aandacht. West Zeeuws- Vlaanderen neemt in Zeeland en zelfs in landelijk verband ten aanzien van de kwaliteit van dit vlees- wolschaap een goede positie in. Als weideschapen zijn ze in het bijzonder op de, grotere akkerbouwbe drijven met wat onscheurbaar land bijzonder op hun plaats omdat ze betrekkelijk weinig arbeid vragen en ook uit economische overweging een ver antwoord sluitstuk in de bedrijfsvoering vormen. De kleinere inzendingen van fokvarkens en geiten alsmede de gebruikelijke inzendingen van vleesvee en handelsvee completeren ook dit jaar weer het gevarieerde beeld waaraan we steeds in Oostburg gewend zijn. Op verscheidene kleinere bedrijven berust het in komen in toenemende mate op de twee produktie- takken melkveehouderij en de minder aan de bodem (oppervlakte) gebonden varkensfokkerij en/of -mesterij. De kern van deze bedrijven ligt vooral op de lichte gronden rond Eede. Hier bieden vergroting van de varkensstapel en verbetering van de kwaliteit van het veredelde N.L.-varken nog meer mogelijkheden dan tot heden zijn benut. Een grotere deelname aan de gevarieerde Oost- burgse kringtentoonstelling biedt wellicht meer perspektieven voor verdere ontplooiing dan de ge bruikelijke varkensfokdag zoals in Heille wordt ge houden. Al met al wensen wij de organisatoren en speciaal de diverse inzenders een geslaagde veetentoonstel ling en markt toe, waar velen, ook buiten dit ge west, hun interesse op gaan richten. Ir. W. L. HARMSEN, Rijksveeteeltconsulent. VARKENSHOUDERIJ BEDRIJFSRESUL TATEN IN ZEELAND 1965 R. V. V. D. VOOR ZEELAND MET de ontwikkeling van de varkenshouderij- kernen, vanaf 1959 in Zeeland tot stand ge komen, zijn de bedrijfs-economische mogelijk heden van de varkensfokkerij en -mesterij meer op de voorgrond gekomen. De publicatie geeft inzicht in de bedrijfsresul taten van de varkenshouderij, zoals die in het af gelopen jaar op 27 Zeeuwse praktijkbedrijven zijn berekend. De samenstelling hiervan is verzorgd door de specialist voor de varkenshouderij, de heer J. H. ter Keurs, geassisteerd door de bij het Pro vinciaal Veevoederbureau werkzame voorlichter, de heer C. W. M. Backx. De uitkomsten tonen de grote betekenis aan van produktie-eenheden van voldoende omvang, die in een tijd van hoge lonen tot een verantwoorde arbeidsproduktiviteit kunnen bijdragen. In dit opzicht zijn de mogelijkheden, zowel van de varkensfokkerij als van de mesterij in Zeeland, nog niet ten volle benut. De gemiddelde produk- tieomvang per bedrijf vertoont, vergeleken met de landelijke toestand, een achterstand. De huidige ontwikkeling in de Zeeuwse var kenshouderij wijst er echter op, dat steeds meer ondernemers bezig zijn deze achterstand in te lopen. Een en ander vergt kostbare voorzieningen, vooral met betrekking tot uitbreiding en inrich ting van gebouwen. De grotere bedrijven kunnen dit evenwel, mede door rationeler werkmethoden, goed maken door een goedkopere produktie als gevolg van een lagere arbeidsbehoefte per dier. Niet onbelangrijke voordelen zijn verbonden aan een geregelde afzet van de op de fokbedrijven ge kweekte biggen aan de mestbedrijven. Dit bevor dert ook een op kwaliteit gebaseerde, economische afzet aan slagerijen en vleesverwerkende industrie. Vooral grotere varkenshouderijen kunnen hieraan voldoen. In de gegeven situatie is voor de Zeeuwse var kenshouderij een verder gaande concentratie van de produktie in doelmatig opgezette mestbedrij ven van betekenis voor de verdere ontplooiing van de fokbedrijven. ORIËNTERING OMTRENT LANDBOUW EN VEETEELT IN DENEMARKEN IN mei 1965 werd door een viertal medewer- kers bij de Landbouw- en Veeteelt Voorlich ting in Zeeland een studiereis gemaakt naar Dene marken. Met als c.oel oriëntering omtrent land bouw en veeteelt en verruiming van het inzicht in bedrijfsvraagstukken. In een verslag wordt in het kort ingegaan op de bezochte bedrijven en in stellingen en worden bijzonderheden gegeven om trent grootte, opzet, bouwplan, inventaris enz. Aan het slot wordt een samenvatting gegeven van de verkregen indrukken en een vergelijking gemaakt tussen de landbouw in Denemarken en Nederland. VROEGE ANDIJVIE IN DE VOLLE GROND IN de periode 19611965 werd een onderzoek ingesteld naar de mogelijkheden van vroege andijvieteelt in de vollegrond. Uit zaaitijdenproe- ven is gebleken dat een zaaitijd van eind januari tot half februari zeer riskant is. De kroppen schie ten dan gewoonlijk voortijdig. Om aan voldoende opbrengst per oppervlakte-eenheid te komen wordt zeer nauw geplant. Bij een zaaitijd in maart is het risico van voortijdig schieten klein en kun nen bij een plantafstand van 30 x 30 cm normale kroppen van ongeveer 500 gram worden geoogst. Voor een vroege teelt moeten de planten onder warm glas worden opgekweekt bij temperaturen van 20—25° C van zaai tot opkomst en van onge veer 16° C van verspenen tot uitplanten. De op timale duur van de opkweekperiode bedraagt 3 a 4 weken. Voor de extreem vroege teelt voldoet het ver spenen in 6 cm perspot beter dan in 4 cm perspot. Het verschil in vroegheid en opbrengst wordt klei ner naarmate men later zaait en plant. Uit het gebruikswaarde-onderzoek met ver schillende rassén is gebleken dat vooral fors groeiende Nummer Vijf selecties zeer geschikt zijn voor de vroege teelt. Samenvallend verslag van teelt en rassenonder zoek van vroege andijvie in de volle grond Proefstation voor de groenteteelt in de volle grond in Nederland te Alkmaar door Tj. Buishand. REKENING VAN HET LANDBOUWSCHAP OVER 1965 Het dagelijks bestuur van het Landbouwschap brengt ter openbare kennis, dat het ten kantore van het secretariaat (Raamweg 25-28, 's-Gravenhage) voor eenieder ter lezing heeft gelegd en aldaar al gemeen verkrijgbaar heeft gesteld de rekening van inkomsten en uitgaven van het Landbouwschap over het kalenderjaar 1965, zoals deze door het dagelijks bestuur op 17 augustus 1966 aan het be stuur van het Landbouwschap is aangeboden. SILETTTA EN AALTJES In aanvulling op het artikel „Siletta" deelt het Koninklijk Kweekbedrijf en Zaadhandel D. J. van der Have N. V. ons nog mede dat de relatie Si letta - aaltjes ingewikkelder is dan in het korte be stek van dit artikel behandeld kon worden. Vast staan de volgende feiten: a. De relatie Siletta - aaltjes wordt sterk door milieu-omstandigheden beïnvloed. Deze omstan digheden, b.v. toestand van de grond, weers omstandigheden, groeiduur van Siletta heeft men niet in de hand en zijn ook niet te voor spellen. Een zeker hulpmiddel in het gezond maken van de grond t.o.v. cysten is Siletta dus niet. b. Op Siletta kunnen zich nieuwe cysten vormen. Het uitzieken van de grond kan dus onder be paalde omstandigheden worden afgeremd. c. De cystenvorming op Siletta overtreft in het al gemeen de verdwijning van cysten uit de grond niet. Na de teelt van Siletta blijkt het aantal cysten dan ook in het algemeen zeker niet te zijn toegenomen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 15