Solliciteren naar de Flevopolder
jè Wit U dat....?
Geen blokkering van de aan
0. en S.-fonds toe te kennen
gelden
Afwikkeling aanvragen
ontwikkelingsbedrijven
en montagestallen
In het kader van de Regeringsmaatregelen tot tem
porisering van investeringen heeft namens de minister
van landbouw en visserij de voorzitter aan het bestuur
van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de
Landbouw verzocht in te stemmen met de voorlopige
opschorting van het toekennen van subsidies voor
ontwikkelingsbedrijven en montagestallen voor de
tranche 1966.
Dit deelt Minister Biesheuvel, mede namens zijn
ambtgenoot van financiën, mede in zijn antwoord op
schriftelijke vragen van het lid van de Tweede Kamer,
de heer S. v. d. Ploeg.
De praktische betekenis van dit verzoek zo ver
volgt de minister is vooralsnog zeer gering, omdat
in verband met de voor de behandeling van de aan
vragen benodigde tijd de toekenning der subsidies
voor het merendeel pas na 1966 zal kunnen geschie
den.
Het bestuur van het fonds heeft overigens nog geen
beslissing genomen over het bedrag, dat voor subsi
diëring van ontwikkelingsbedrijven en montagestallen
zal worden bestemd; noch het bedrag dat op de rijks
begroting 1967 voor het Ontwikkelings- en Sanerings
fonds zal worden uitgetrokken, noch het aantal aan
vragen dat aan de normen voldoet, is bekend. Van
een blokkering van in de toekomst aan het fonds toe
te kennen gelden kan niet worden gesproken.
Het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en
Saneringsfonds voor de Landbouw heeft zich op
verzoek van de Minister van Landbouw en Visserij
in verband niet de regeringsbeslissing tot temport*
sering van de investeringen hierover beraden en
de volgende besluiten genomen:
1. De in 1965 ingediende aanvragen voor ontwik
kelingsbedrijven en montagestallen worden af
gehandeld en de toegekende bijdragen uitbe
taald.
J5. De behandeling van dc in 1966 ingediende aan
vragen voor ontwikkelingsbedrijven en mon
tagestallen vindt eveneens voortgang.
3. Tot 1 oktober 1966 zullen tijdelijk evenwel nog
geen bijdragetoezeggingen worden gedaan voor
deze in 1966 ingediende aanvragen.
4. De bedrijfsbeëindigingsregelingen van hef fonds
worden door deze maatregelen niet beïnvloed.
In het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad van vorige
week werd bekendgemaakt dat de mogelijkheid om
te solliciteren naar een bedrijf in de Flevopolder
weer werd opengesteld. Enige dagen hiervoor, nl.
12 juli was voor verschillende Zeeuwse landbouwers
en 1 fruitteler een heugelijke dag, toen zij bericht
kregen dat hen een bedrijf werd toegewezen. De
gelukkigen waren: 4 landbouwers uit de ruilverkave
ling Stoppeldijk en Walsoorden; 2 landbouwers uit
de ruilverkaveling Kreekrakpolder; 1 landbouwer uit
de ruilverkaveling Noord-Beveland; 2 landbouwers
uit Zeeuws-Vlaanderen die in de vrije sector hadden
meegedaan en aan wie een erfpachtbedrijf werd
toegewezen.
Verder werd 1 fruitteeltbedrijf toegewezen aan een
fruitteler uit Tholen. Van onze kant willen wij hen
die hun wens in vervulling zagen gaan van harte
feliciteren en hen toewensen dat het hen goed mag
gaan in de nieuwe polders. Voor anderen was het
een teleurstellende dag, zij immers hadden hun hoop
eveneens gevestigd op een bedrijf van deze uitgifte.
Tegen hen zouden we willen zeggen: „Moed verloren,
al verloren".
Wij zouden hen dan ook willen adviseren, van de
mogelijkheid om te solliciteren wederom gebruik te
maken, wellicht dat zij bij de uitgifte 1967 hun wens
in vervulling zien gaan.
Zoals bekend wordt 50 °/o van de landbouwbedrijven
beschikbaar gesteld voor gegadigden uit ruilver-
kavelingsgebieden, 25% voor hen die hun.bedrijf
moeten verlaten i.v.m. uitbreidingsplannen door
ontpachting e.d. en 25 aan gegadigden uit de vrije
sector, waaronder de z.g. pioniers uit de N.O.P. en
de Flevopolder.
Het zal vooral de gegadigden uit de ruilverkave
lingen in voorbereiding „de Poel-Heinkenszand",
„Kapelle-Wemeldinge" en „Zuiddorpe-Clinge" op
gevallen zijn dat aan niemand uit deze gebieden dit
jaar een bedrijf werd toegewezen. Toch is hier wel
een verklaring voor. In Stoppeldijk en Walsoorden
staat nl. de toedeling voor de deur zodat de plaatse
lijke commissie nu moet weten waar ze aan toe is.
In de Kreekrakpolder gaat men op niet al te lange
termijn beginnen met de uitvoering van de Schelde-
Rijn verbinding, zodat de mensen die daar wonen
ook op korte termijn dienen te weten welke conse
quenties dit voor hen meebrengt. Natuurlijk hadden
wij graag gezien dat aan één of meer voortrekkers
uit deze gebieden een bedrijf was toegewezen doch
aan de andere kant moeten we eerlijk bekennen dat
de verantwoordelijke instanties een beleid moeten
voeren, gericht op die gebieden waar op de kortste
termijn gezien het belang van de streek het zwaarst
weegt.
Wat de uitgifte 1967 betreft willen wij er nogmaals
op wijzen:
a. dat sollicitanten op 1 november 1967 tenminste
26 jaar oud moeten zijn doch niet ouder dan
50 jaar;
b. dat men landbouwonderwijs moet hebben ge
noten, minimaal moet men in het bezit zijn van
een diploma van een tweejarige landbouwcursus;
c. dat de eigenaren/gebruikers uit de ruilverkave
lingen bereid moeten zijn hun gronden te ver
kopen aan de S.B.L. voor de verkeerswaarde van
verpachte grond;
d. dat de pachters uit ruilverkavelingsgebieden zich
er van dienen te overtuigen dat de verpachters
hun medewerking willèn verlenen, welke hieruit
bestaat dat zij er mee accoord gaan dat de pacht-
rechten tot aan de definitieve toedeling ter be
schikking komen van de plaatselijke commissie,
die op dat tijdstip in overleg met hem een nieuws
pachter aanwijst; gedurende de uitvoering wor
den deze gronden gebruikt voor compensatie
doeleinden;
e. dat diegenen die een bedrijf exploiteren, dat niet
in een ruilverkaveling in voorbereiding of uit
voering is gelegen, eveneens kunnen solliciteren
als zij bereid zijn dit bedrijf ter beschikking te
stellen aan een gegadigde uit een ruilverkaveling.
Pachters dienen vanzelfsprekend eerst overleg te
plegen met hun eigenaars of deze bereid zijn hun
medewerking hieraan te verlenen;
f. dat zij die met hun gronden in een uitbreidings
plan zijn gelegen en een bedrijf elders willen
aanvaarden er goed aan doen zich van de steun
van de burgemeester in hun woonplaats te ver
zekeren die de sollicitatie kan ondersteunen. De
financiële consequenties dienen voor ieder per
soonlijk vanzelfsprekend bij onteigeningsgevallen
goed onder ogen te worden gezien;
g. dat we diegenen die zeer binnenkort hun bedrijf
moeten verlaten doordat b.v. de eigenaar of één
van zijn zoons het bedrijf zelf gaat exploiteren
adviseren om eveneens te solliciteren;
h. ieder jaar, we hebben het reeds eerder vermeld,
een bepaald percentage bedrijven beschikbaar
komt voor diegenen die nog geen bedrijf hebben,
de z.g. vrije categorie. Ook zij hebben een kans
al is die aanmerkelijk geringer dan die van de
ruilverkavelingskandidaten. Toch geldt ook hier:
„niet geschoten is zeker mis".
In de prospectus die men spoedig na de sollicitatie
toegestuurd krijgt zijn de financiële eisen waaraan
men moet voldoen vermeld.
Diegenen die reeds in voorgaande jaren solliciteer
den, behalve zij die bericht ontvingen dat geen ge
schikt bedrijf voor hen aanwezig is en zij niet meer
behoeven mee te doen, dienen zich wederom aan te
melden ook al zijn zij getest.
Er worden voor volgend jaar slechts 59 bedrijven
uitgegeven, het zijn er slechts weinig, in voorgaande
jaren waren het er tussen de 70 en 80. Wat hiervoor
de reden is, is ons op dit moment nog niet bekend.
Het is verder goed te weten dat voor kandidaten uit
ruilverkavelingsgebieden een oppervlaktevergroting
in de Flevopolder tot een zeer reële mogelijkheid
behoort. Men doet er goed aan de oppervlakte van
zijn eigen bedrijf te vermenigvuldigen met 4/3. Dus
iemand met een bedrijf van 24 ha in Zeeland kan
solliciteren naar bedrijven die een oppervlakte heb
ben van 4/3 X 24 ha 32 ha. Het is dan echter wel
zo dat die 24 ha in haar geheel ter beschikking ge
steld moet kunnen worden aan de ruilverkavelings-
commissie.
Voor diegenen die voor de uitgifte 1967 een kans
willen wagen hopen wij half juli 1967 ook voor hen
die beslissing mag brengen die zij er van verwachten.
De gegadigden én de streek zullen er mee gebaat zijn.
Indien men nadere inlichting wenst zijn wij gaarne
bereid deze te verstrekken op het secretariaat van
de Z.L.M.
J. M.
j4ANDELENwaarover we vorige week
enkele opmerkingen maakten nog be
trekkelijk jong zijn?
Nog geen 400 jaar oud. In ons land waren
de eerste aandelen die van de Oost Indische
Compagnie opgericht in 1602. In andere lan
den kende men reeds vroeger aandelen. Om
streeks 1400 kwamen deze reeds voor in
Genua en Venetië, de handelscentra uit die
tijden. In Zweden schijnt nog ruim een eeuw
vroeger het aandeel bekend te zijn. We zullen
ons in de historie van het aandeel niet ver
diepen.
Vorige week merkten wij reeds op dat een
aandeel een bewijs van mede-eigendom is,
dat recht geeft op een wisselenddividend.
Als aandeelhouder, als mede-eigenaar, loopt
men dus risico. Natuurlijk is ook aan de obli
gatie risico verbonden, maar dit is van andere
aard en daarover thans niet.
In C.e tegenwoordige literatuur wordt de
onderscheiding gemaakt tussen risico-dra
gend en risico-mijdend kapitaal. Het aandeel
valt onder het begrip risico-dragend kapitaal.
Aan het begrip mede-eigenaar moet men
echter geen overdreven betekenis toekennen.
Mede-eigenaar zou naar de juridische bete
kenis inhouden dat de aandeelhouder als on
dernemer zou kunnen worden beschouwd,
maar hierop is nogal één en ander aan te
merken. Ondernemer zijn zou inhouden dat
men als aandeelhouder invloed zou uitoefe
nen op de leiding van de onderneming waar
van men aandeelhouder is. Daarvan komt in
de allermeeste gevallen niets terecht. Het zou
ook niet kunnen, want hoe zou een eenvou
dig vermogensbezitter met één of enkele aan
delen in een bepaalde onderneming die nu
mede kunnen leiden. Dit is aan de directie
voorbehouden.
Weliswaar heeft de aandeelhouder op de
algemene vergadering van aandeelhouders
stemrecht, maar dit stelt hem daarom nog
niet in staat veel invloed op de gang van za
ken in de onderneming uit te oefenen. Deze
stelling kan in theorie zeer wel bestreden
wordenmaar is de realiteit van de praktijk.
De rechten van een aandeelhouder zijn dus:
a. Recht op dividend.
b. Stemrecht.
c. Recht op een deel van een saldo bij
liquidatie.
We willen hier nog een opmerking maken
die voor vele van onze lezers wel overbodig
zal zijn, maar die we toch willen maken, n.l.
dat men als men zijn vermogen in aandelen
belegt, dit vermogen alleen terug kan krijgen
door verkoop van zijn aandeel. Dit brengt
ons er toe om over dit aandeel nog enkele
opmerkingen te maken.
We doelen hier op de WAARDE van een
aandeel. Op de voorzijde van een gewoon
aandeel staat een bedrag vermeld b.v. dui
zend gulden, duizend dollar of dergelijke.
Deze waarde noemen we de NOMINALE
waarde.
Deze nominale waarde moeten we vooral
niet verwarren met de WERKELIJKE waar
de. Deze werkelijke waarde kunnen we ook
nog op verschillende wijze bezien:
Laat mij iets zeggen over:
1. de intrinsieke waarde.
2. de rendementswaar de.
3. de boekwaarde.
Onder de INTRINSIEKE waarde van een
aandeel verstaan we het zuiver vermogen van
de onderneming, gedeeld door het aantal
aandelen.
Onder de RENDEMENTSWAARDE van
een aandeel verstaan we de waarde van een
aandeel op basis van het rendement dat dit
aandeel afwerpt.
Onder de BOEKWAARDE of BEURS
WAARDE van een aandeel verstaan we de
waarde waarvoor het aandeel op de beurs
verhandeld wordt.
In een volgend artikeltje wil ik op deze
drieërlei waarden eens wat nader ingaan.
MEIJERS.