landbouwschap
Van het
HAFLINGER VEULENS TE KOOP
5
De sierlijke charmante Haflingerpaarden en de fokkerij daarvan mogen zich sinds hun verschijnen
hier te lande in een bijzondere en nog steeds toenemende belangstelling verheugend Deze edele berg-
paardjes zijn bekend, zowel om hun goede karaktereigenschappen mak, sober, zeer vruchtbaar en
met levendig, betrouwbaar temperament als om hun fraaie uiterlijk, n.l. vos met witte manen en
staart. Het Arabisch hoofd met de kleine oren en levendige ogen verraden de Oosterse afstamming.
De Ha'flingers stammen uit Oostenrijk (Tirol) en worden vandaar door de Stichting „Haflingerclub"
ingevoerd. Deze stelt ze gedeeltelijk met teruglevering van het eerste veulen aan daarvoor in aanmer
king komende gegadigden beschikbaar en hierdoor komen nu een beperkt aantal Haflinger-veulens te
koop.
Als men idee heeft voor aankoop van zulk een nog in het stamland (Tirol) verwetk en hier te
lande geboren Hafilnger-veulen of daarover uiteraard geheel vrijblijvend nadere inlichtingen
wenst te ontvangen, kan men zich wenden tot Stichting „Haflingerclub", Koninginnegracht 43, 's-Gra-
venhage.
De foladluissaiuatie
HF „Suikerbiet" uitgave van het I. R. S. schrijft
hierover in het zojuist verschenen nummer:
„In de tweede week van juni was de bladluissituatie
uitgesproken ongunstig geworden. De oorspronkelijk
lage aantallen perzikbladluis namen dank zij het droge
weer sterk toe terwijl de door ons verwachte sterke
vluchten van zwarte bonenluis geleid hadden tot een
bijzonder sterke infectie in het veld, waarna op de
bieten weer een snelle vermeerdering plaats vond. Zo
snel zelfs dat in sommige percelen op de bieten al
weer gevleugelde luizen werden gevonden die van
het mooie weer profiteerden om zich op andere bie
ten en andere percelen te gaan vestigen en daar weer
nieuwe families op te zetten.
In deze 2e juniweek was de toestand dan ook zo
dat alle bietenpercelen bespoten behoorden te zijn,
met uitzondering van die in het uiterste noordwesten
en noorden. Het merkwaardige en tegelijk verontrus
tende verschijnsel hierbij is dat, niettegenstaande de
nodige bespuitingswaarschuwingen, er veel te weinig
werd gespoten. Er zijn dan ook al districten waar veel
en soms zware zuigschade optreedt. Een heel lichte
aantasting van bietenvlieg, waarbij een bespuiting
volkomen onrendabel is, wordt vaak met enthousias
me aangegrepen om een overbodige bespuiting uit te
voeren en nu laat men in talrijke gevallen de blad
luizen, die veel gevaarlijker zijn, zonder meer hun
gang gaan! Men schijnt te denken dat bladluizen pas
gevaarlijk worden als de bieten wat groter zijn, maar
het omgekeerde is het geval, de bladluizen zijn op
normale tijd gekomen maar de bieten zijn laat en
daardoor juist bijzonder gevoelig voor bladluisschade.
Bovendien is het gevaar voor vergelingsziekte groot en
daarbij geldt dat hoe kleiner de biet is bij besmetting
met dit virus hoe groter de schade is. Het ziet er naar
uit dat zelfs in vele gevallen één bespuiting niet vol
doende zal zijn, maar na 1214 dagen nog een tweede
zal moeten volgen." Een en ander sluit dus aan bij de
waarschuwing die wij de vorige week bij liet kort
verslag van de vergadering van het Hoofdbestuur
plaatsten.
UITGESTELD LOON
UET komt in de landbouw nog al eens voor,
dat meerderjarige kinderen jarenlang op het
ouderlijk bedrijf werken zonder daarvoor loon te
ontvangen. Bij vererving krijgen zij dan een ver
goeding in de vorm van uitgesteld loon.
Uit enquêtes is gebleken, dat van de boeren
zoons die het ouderlijk bedrijf overnamen (bij ver
erving) slechts tien a dertig procent voordien
enigerlei beloning had ontvangen.
De beloning is dan meestal nog geenszins een
volwaardige. Friesland slaat nog het beste figuur
met veertig a vijf en veertig procent.
Er zit hierin iets onbevredigends. De laatste
jaren is als gevolg daarvan de overtuiging ge
groeid, dat er voor het z.g. uitgestelde loon een
wettelijke regeling moet komen. Andere landen
zijn ons daarin trouwens al voorgegaan. Laatstelijk
Luxemburg.
Wachten op het nieuwe Burgerlijke wetboek
duurt te lang. Het zou beter zijn indien er een
spoedige incidentele wijziging van het Burgerlijk
wetboek kwam.
Het Bestuur van het Landbouwschap heeft nu
besloten bij de minister van justitie op spoed
aan te dringen. Terecht, want het is in de par
lementaire sfeer op de lange baan geschoven.
Reeds in 1962 heeft de toenmalige minister van
justitie een nader onderzoek toegezegd naar de
kwestie van het uitgesteld loon. Maar naar bui
ten is daar nooit meer iets van gehoord.
Nu in de komende jaren het landbouwbedrijf
een moeilijk aanpassingsproces zal doormaken is
het van groot belang, dat er snel op een wette
lijke regeling wordt aangestuurd.
AFSCHRIJVING IN DE LANDBOUW
IN de landbouw bestaat nog veel de gewoonte
een bepaald percentage van de aanschaffings-
of stichtingskosten af te schrijven voor de belas
ting. Gezien de snelle technische en economische
ontwikkeling van de landbouw zijn het Land
bouwschap en de Vereniging van Landbouwboek-
houdbureaus van oordeel, dat een systeem van
afschrijving naar de boekwaarde meer verant
woord is. De nieuwe wet op de inkomstenbelasting
geeft de mogelijkheid om van systeem van af
schrijving te veranderen, maar niet op elk wille
keurig tijdstip.
Het bestuur van het Landbouwschap heeft nu
in zijn openbare vergadering van 6 juli 1966 be
sloten een brief te zenden aan de minister van
Financiën om hem te verzoeken geen bezwaar
te maken tegen verandering van het systeem van
afschrijving gedurende de eerste jaren na het in
werkingtreden van de nieuwe wet op de inkom
stenbelasting.
BELASTINGVRIJE HERWAARDERING
Ï\E belastingvrije herwaardering van bedrijfs-
gebouwen en fruitopstanden welke mogelijk
is krachtens artikel 70 van de Wet op de inkom
stenbelasting, blijkt een zeer omvangrijke en tijd
rovende aangelegenheid te zijn. Eigenlijk had deze
herwaardering haar beslag moeten krijgen bij de
aangifte van het boekjaar 1964/1965 of voor het
kalenderjaar 1965. De richtlijnen voor de toepas
sing van bovengenoemd artikel 70 zijn echter pas
verschenen nadat een groot deel van de boek
houdingen voor 1964/1965 reeds was afgesloten.
Het Landbouwschap besloot daarom een brief te
zenden aan de minister van Financiën met het
verzoek goed te vinden dat deze herwaardering
wordt verdeeld over twee aaneengesloten boek
jaren, en wel ten dele bij de aangifte 1965 en ten
dele bij de aangifte 1966.
ONTEIGENING EN LANDARBEIDERS
IN de onteigeningswet is geen vergoedingsrege-
ling opgenomen voor werknemers die bij ont
eigening worden getroffen door gedwongen be
ëindiging van het bedrijf van hun werkgever.
De noodzaak tot verandering van beroep en van
verhuizing en dergelijke, kan voor deze werk
nemers ingrijpende gevolgen met zich meebren
gen vooral in dien het een oudere arbeider be
treft.
Het secretariaat van de commissie Grondgebruik
van het Landbouwschap heeft de mogelijkheden
onderzocht welke bestaan om landarbeiders tege
moet te komen. Het blijkt dat burgers door een
rechtmatige daad van de overheid zwaar in hun
belangen kunnen worden geschaad, zonder dat
daar tegenover een recht of een mogelijkheid tot
schadevergoeding bestaat..
Wil men hierin verandering brengen dan zou
op korte termijn de Onteigeningswet veranderd
moeten worden in deze geest dat iemand schade
vergoeding kan krijgen als zijn bron van bestaan
verdwijnt tengevolge van een onteigening ten al
gemenen nutte. De kans hierop is zeer gering
omdat zulk een wijziging vergaande consequenties
meebrengt. Misschien is een beroep mogelijk op
het schadevergoedingsartikel van de Wet op de
ruimtelijke ordening, doch dit geldt alleen voor
plannen na 1 augustus 1965. Het beste is daarom te
trachten een vergoeding te krijgen in minnelijk
overleg.
Het bestuur van het Landbouwschap besloot
contact op te nemen met het ministerie van Justi
tie inzake de wijziging van de Onteigeningswet.
Verder heeft het bestuur verklaard dat het Land
bouwschap in deze en soortgelijke gevallen een
bemiddelende rol kan vervullen.
DE WERK 1LIJK VERDIENDE LONEN
IN DE LAND- EN TUINBOUW
ÏVE hoofdafdeling Sociale Zaken van het Land-
bouwschap moet voor haar werkzaamheden
kunnen beschikken over juiste en recente ge
gevens over de werkelijk verdiende lonen in de
landbouw. Het Centraal Bureau voor de Statis
tiek publiceert hierover jaarlijks gegevens, doch
voor de werkzaamheden van de hoofdafdeling is
een dieper inzicht in deze gegevens nodig.
Verder wil de hoofdafdeling meer aandacht be
steden aan de methode van vergelijking van de
lonen in de landbouw en in de andere takken
van het bedrijfsleven. De bedoeling is te komen
tot een zo juist mogelijk beeld van de verhou
ding tussen de lonen in de landbouw en de andere
bedrijfstakken.
Op voorstel van de hoofdafdeling Sociale Zaken
heeft het bestuur van het Landbouwschap daarom
besloten tot het instellen van een vaste commis
sie, die zich gaat bezighouden met de vragen
ten aanzien van de statistiek van de lonen. Verder
zal het tot de taak van de commissie behoren
allerlei vragen en wensen te behandelen die in
verband met deze loonstatistiek naar voren ko
men, zowel van de kant van de hoofdafdeling
als van de organisaties.
De commissie zal bestaan uit zes leden voor
gedragen door de organisaties en uit een drietal
deskundige adviseurs, aan te wijzen door het Cen
traal Bureau voor de Statistiek, het Landbouw-
Economisch Instituut en de Agrarische Sociale
Fondsen. Voorzitter van de commissie zal zijn de
heer dr. G. Heida, secretaris van de hoofdafdeling
Sociale Zaken.
CONTRIBUTIE-AFTREK ALGEMENE
HEFFING 1966
UET K. N. L. C. is wederom aangewezen als één
van de organisaties die voor de algemene
heffing 1966 in aanmerking komen voor de rege
ling van de aftrek voor de contributie.
De leden van deze organisatie, dus ook de leden
van de Z. L. M., mogen 70 procent van hun contri
butie in mindering brengen van de algemene hef
fing van het Landbouwschap tot ten hoogste de
helft van het bedrag der heffing. Deze aftrek geldt
niet voor bestemmingsheffingen.
WIJZIGING PAARDENWET?
UE minister van Landbouw heeft het Land-
bouwschap meegedeeld dat hij overleg wil
plegen over de wijziging van een aantal artike
len van de Paardenwet. Op voorstel van de afde
ling Paardenhouderij heeft het bestuur van het
Landbouwschap besloten een advies hierover te
laten voorbereiden door een kleine werkgroep,
waarin ook die paardenstamboeken vertegenwoor
digd zijn die niet vertegenwoordigd zijn in deze
afdeling. Leden van deze werkgroep zullen zijn
de heren R. J. Addink, J. K. Wiersma en C. A.
C. Oomen van de afdeling Paardenhouderij en
de heren T. B. Binsbergen, A. J. Vermond en
J. A. Crebas van de stamboeken.
-