Éénmansbedrijven hoger netto overschot! 9 Na cén jaar onderzoek op een aantal Zeeuws-Vlaamse be drijven mag voorlopig gecon cludeerd worden: Eenmans- akkerbouwbedrijven van 25 ha lijken financieel aantrekkelijk en zijn arbeidstechnisch te rea liseren na een inwerkperiode, zonder dat de boer hierdoor te zwaar belast wordt. Hij zal echter in staat moeten zijn zichzelf en zijn bedrijf aan te passen aan geheel andere om standigheden. een ondernemer op een akkerbouwbedrijf van 25 ha zich economisch gezien nog een volledig betaalde mede werker permitterenEen vraag* die de laatste jaren druk besproken wordt door boeren en voorlichters, getuige de steeds groeiende stapel met ingevulde begrotingsformulieren van dit soort bedrijven. Het antwoord op de gestelde vraag, dat via deze begro tingen verkregen wordt, hangt vooral af van het opbrengst niveau van het betreffende bedrijf, en vanzelfsprekend ook van de norm die men zich stelt als netto overschot. De vaste kosten bij deze bedrijfsgrootte bedragen bij een tweemans bezetting al gauw f 1300 a f 1400 per ha (enkele zijn de f 1500 reeds gepasseerd), terwijl dit kostenbedrag jaarlijks hoger wordt. Om een netto overschot van f 500 per ha te behalen, zal een gemiddeld saldo van de gewassen noodzakelijk zijn van plm. f 1900 per ha, en dit kan alleen wanneer hoge op brengsten en een intensief bouwplan kunnen worden ge realiseerd. Behalve met de sterke stijging van de arbeidskosten wordt de ondernemer in ons gebied ook nog geconfronteerd met het zeer schaars worden veen goede arbeidskrachten, zodat een beperkt aantal boeren reeds een paar jaar bezig is het bedrijf alléén te voeren. Deze gedrijven genieten natuurlijk een bijzondere belangstelling, zowel van voorlichters als van de collega-boeren, die op eenzelfde oppervlakte nog met de traditionele tweemansbezetting werken. Reden genoeg om enkele ervaringen, die door deze ondernemers zijn opgedaan, hier in het kort weer te geven, terwijl tevens de resultaten worden vermeld van een ingesteld onderzoek op een aantal van deze bedrijven. ^LDUS J. H. Bouman en J. Scheele van de R.L.V.D.-Axel in Landbouwvoor lichting van april 1966. Dit onderzoek is onlangs reeds besproken in de Raad voor de Bedrijfsontwikkeling voor Zeeland, waarbij er door de rijks- landbouwconsulent ir. L. Th. J. M. de Wit op gewezen werd dat het onderzoek niet meer dan een aanwijzing kan betekenen, omdat het slechts op één oogst jaar (1964) betrekking had. Bij een niet noemenswaardig verschil in bouwplan bleek nl. het netto-overschot bij éénmansbedrijven vrij veel hoger te liggen dan bij de tweemansbedrijven. Het meest opvallend daarbij was dat op de éénmansbedrijven beslist geen langere werktijden zijn gemaakt dan op de twee mansbedrijven. Interessante conclusies, dj, zijn deze dan voorlopig en onder voorbehoud. OPZET VAN HET ONDERZOEK Aan de hand van een twaalftal bedrijfseconomische boekhoudingen op één mansbedrijven met een oppervlakte tussen 20 en 30 ha, werden de verkregen resultaten vergeleken met een tiental tweemansbedrijven uit hetzelfde (Zeeuws- Vlaamse) gebied, eveneens tussen de 20 en 30 ha groot. Op deze laatste be drijven was, naast de boer, nog een volledig betaalde medewerker aanwezig. De gemiddelde leeftijd der ondernemers was van beide groepen ongeveer gelijk en de kwaliteit van de grond lag gemiddeld op hetzelfde niveau. ENKELE CIJFERS Ter vergelijking geeft het artikel van de heren Bouman en Scheele een aantal technische gegevens en kengetallen van beide groepen bedrijven over het boekjaar 1964/1965 en vermeldt tot besluit een aantal conclusies die wij onverkort overnemen. Zaaiplank op laat u rijden! Maar intussen heeft de boer duur gezelschap. ENKELE CONCLUSIES Uit deze cijfers blijkt dus dat de boer op het eenmansbedrijf gemiddeld per jaar niet meer werkt dan zijn collega op het tweemansbedrijf, terwijl inschake ling van gezinsleden of los personeel in beide gevallen van weinig betekenis was. Tevens dat de totale hoeveelheid arbeid op de eenmansbedrijven gemid deld slechts de helft van die op de tweemansbedrijven bedroeg. Ondanks dit grote verschil in arbeidsuren was het gemiddelde bouwplan bij beide groepen nagenoeg gelijk, evenals de vorm, waarin de veehouderij werd bedreven (jongvee mesten; geen melkvee van betekenis). De eenmansbedrijven zagen dus kans door het treffen van bepaalde voorzieningen en door omschake ling op nieuwe werkmethoden, het bedrijf rond te zetten in de helft van de tot dusver normale tijd. Dit terwijl de opbrengsten per ha bij beide groepen op een gelijk niveau lagen. Daar de kosten aanzienlijk lager waren op de eenmansbedrijven, resulteert hieruit voor deze bedrijven een belangrijk hogere winst. PRAKTIJKERVARINGEN De meest frappante van de zojuist gegeven conclusies is ongetwijfeld deze, dat een aantal boeren kans ziet een hoeveelheid werk te verrichten in een tijd, die slechts de helft bedraagt van de tot nog toe gebruikelijke. Om dit te kunnen realiseren dienen de boer en zijn bedrijf aan een aantal voorwaarden te voldoen. Deze voorwaarden, die ook praktijkervaringen genoemd kunnen worden van deze eenmansbedrijven, kunnen als volgt worden samengevat: 1-mans 2-mans- be- be drijven drijven Gem. oppervl. cul tuurgrond (ha) 23,77 25,79 Arbeidsbezetting (VAK) 1,2 2,2 Gewerkte uren door: de boer 2228 2336 de gezinsleden 110 216 los personeel 137 62 vaste arbeider 2250 1-mans- be drijven Het bouwplan ^n v. d. opp. cultuur grond) 2-mans- be- drijven Granen 38 40 Peulvruchten 14 15 Hakvruchten 18 20 Diversen (vlas, kar- wij, graszaad) 24 17 Grasland 6 8 Totaal arbeidsuren 2475 4864 1-mansbedrijven 2-mansbedrijven Gem. opbrengst per ha (gewassen en rundvee) 2415 2410 Gem. toegerekende kosten per ha 701 631 Gem. saldo per ha 1714 1779 Niet toegerekende kosten per ha arbeid 353 623 grond en gebouwen 2l0 290 trekkracht 122 128 werktuigen 133 162 algemeen 95 93 totaal niet toegerekende kosten 993 1296 Netto overschot per ha 721 483 Nieuwwaarde werktuigeninventaris per ha 1442 1487 Loonwerkkosten per ha 269 240 Bij een plotselinge omschakeling van het twee- naar het eenmansbedrijf zal de boer zich voor een aantal schijnbaar onoplosbare problemen geplaatst zien. Een voorbereidingstijd (in de tijd dat men nog over een medewerker beschikt) en een aanloopperiode zullen eraan vooraf moeten gaan. Voor de boer die van aanpakken weet en voldoende vindingrijk is, zal deze omschakeling de minste problemen opleveren. Vooral de jongere boeren met een wat technische inslag hebben hierbij weinig moeilijkheden. De hoeveelheid werk kan sterk worden verminderd als er grote kavels met weinig sloten zijn. De grondbewerking, de gewassenverzorging en de oogst worden hierdoor sterk vergemakkelijkt; mede hierdoor wordt het werk voor slootonderhoud en het onkruid-vrij houden van de kanten aanzienlijk verminderd. De toegangswegen tot de kavels dienen in een goed berijdbare staat te wor den gebracht. Blijft men in een natte periode in een onverharde weg vast zitten met een vracht bieten, dan kan men geen tweede trekker bemannen om de zaak weer vlot te trekken. Opvallend is hoeveel uren er bij een ruime bezetting besteed worden aan het onderhoud van het erf, zoals het onderhoud van beplanting, het knippen van heggen e.d. Bij een zware arbeidsbezetting vormen deze bezigheden soms een mooie werkverschaffing tijdens onwerkbaar weer op het bouwland. Staat men er als boer alleen voor dan is het zeef onaantrekkelijk om in een slappe periode nog gebonden te zijn aan een hoeveelheid niet-noodzakelijk onder houdswerk. Een gedeelte van het erf dient van een deugdelijke verharding te worden voorzien, evenals de vloer in de schuur, zodat men niet steeds familie en buren te hulp moet roepen wanneer een wagen of werktuig verplaatst, of een werktuig aan de trekker bevestigd moet worden. Zoveel mogelijk manoevreer-ruimte in de schuur vergemakkelijkt het werk, maar natuurlijk zal elke schuur zich niet lenen voor het treffen van derge lijke voorzieningen. De inventaris moet worden aangepast. Eenmansbediening bij zaai- en wied- machine b.v. is onontbeerlijk en het gebruik van kipwagens zal eveneens veel arbeidsbesparing geven. Enkele bedrijven gingen van twee trekkers weer over op één trekker, die zowel voor verzorgingswerkzaamheden als voor grondbewerking geschikt is. Anderen zijn van mening dat een tweede trekker toch nog zoveel gemakken meebrengt, dat hij gehandhaafd dient -te worden. Eenmansbedrijven dienen noodzakelijk over te gaan op nieuwe werk methoden. Speciaal bij suikerbieten is het van belang de hoeveelheid handen arbeid sterk terug te brengen door precisiezaaien, chemische onkruidbestrij- dins en gebruik van een rijendunmachine. (Zie verder pag. 14)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 9