Het 10e Jaarverslag Cultuurtechnische Dienst Verlenging termijn indiening verzoek kwijtschelding voorschotten gemengde zandbedrijven Na België ook Frankrijk weer invoer varkensvlees Internationale coöperatieve samenwerking? Groenten en fruit in de E. E- G. 5 Het bestuur van de Stichting Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw heeft de termijn waarbinnen verzoeken tot kwijtschelding van voor schotten ad 1000,verleend aan gemengde bedrij ven op de zandgronden kunnen worden ingediend, verlengd tot 1 augustus 1966. Aanvraagformulieren zijn verkrijgbaar bij de districtsbureauhouders. Te verwachten is, dat binnen enkele dagen de Fran se grens weer voor Nederlands varkensvlees zal wor den opengesteld. Deze werd december vorig jaar ge sloten wegens het in ons land geheerst hebbende mond- en klauwzeer. F.en en ander is het resultaat van een telefonisch contact, dat de minister van Land bouw en Visserij vrijdagavond 20 mei j.l. met zijn Franse ambtgenoot van landbouw, de heer Faure, heeft gehad. Frankrijk blijft echter vooralsnog geslo ten voor vlees afkomstig uit de provincie Overijssel, waar kort geleden nog gevallen van mond- en klauw zeer voorgekomen zijn. België heeft al eerder zijn grenzen voor Nederlands varkensvlees opengesteld, waarbij eveneens de pro vincie Overijssel vooralsnog werd uitgeschakeld. DESKUNDIGEN uit verschillende landen bestu deren de mogelijke oprichting van een inter nationale coöperatieve maatschappij voor de afzet van landbouwprodukten. Men wil beginnen met de handel in graan, fourageprodukten en veekoeken, waarna in de toekomst de maatschappij uitgebreid zou kunnen worden met de handel in vlees, zuivel- produkten enz. De nationale centrale coöperaties zouden zich ver plichten een bepaalde hoeveelheid der bij haar be schikbare goederen via de internationale maatschap pij te verhandelen. Bij het in gebreke blijven zouden zij een bepaald bedrag moeten betalen ter dekking van de vaste kosten van de maatschappij. De verwezenlijking van deze plannen zou over on geveer één jaar reeds realiseerbaar zijn. De finan ciële deelneming van elk der landen wordt reeds be studeerd. Bij de bespreking van de ministers van landbouw in de E. E. G. over de gemeenschappelijke marktorga nisatie voor groenten en fruit, die per 1 juli 1967 van kracht moet worden staan nog twee inzichten onver enigbaar tegenover elkaar. Italië, dat weliswaar het grootste produktieland voor groenten en fruit is, maar bij de organisatie van zijn markten en afzetapparaat voor een deel nog een achterstand heeft, wenst niet alleen een financiële ondersteuning bij de opbouw van telers-coöperaties, maar ook automatische betalingen uit het landbouw fonds bij prijsdalingen. Italië heeft de E. E. G.-com- missie als medestander, want ook het voorstel van de commissie houdt gemeenschappelijke interventies in, die zelfs premies kunnen worden welke worden uit betaald bij het vernietigen van overschotten. Wanneer een nog vast te stellen normale prijs beneden een be paald niveau komt, dan moet naar het oordeel van Italië automatisch worden geïntervenieerd. In tegen spraak hiermee staat de Westduitse opvatting en in nog krachtiger tegenspraak de Nederlandse mening. Die twee landen willen in het geheel geën ingrijpen op gemeenschapsniveau, omdat groenten en fruit als bederfelijke waar er niet geschikt voor zijn. De Bondsregering wijst ook doordraaipremies cate gorisch af. Zij stelt bepaalde vaste betalingen aan de lidstaten voor, die volgens nog vast te stellen sleu tels zouden kunnen worden verdeeld. Zij wil finan ciële steun voor telerscoöperaties, alsmede overname van de afzetkosten. Nederland daarentegen, dat een strak georganiseerde ordening van de groentenmarkt kent, wenst de telerscoöperaties ook financieel auto noom te laten. Frankrijk neemt een tussenpositie in en is van oordeel dat in de gevallen waarin geen telerscoöperaties in een gebied bestaan en een ern stige crisis begint, ingrijpen op gemeenschapsniveau onvermijdelijk is. De deskundigen zullen zich verder in deze vraagstukken moeten verdiepen. De ministers zullen zich er spoedig weer mee bezig houden. Pas wanneer de beraadslagingen over gemeenschap pelijke prijzen en een gemeenschappelijke marktpoli- tiek voor suiker, melk, groenten en fruit met resultaat zijn afgesloten, kan het verleden week bereikte be ginselakkoord over de financiering van het landbouw beleid het veruit moeilijkste vraagstuk ten uit voer worden gebracht. Pas wanneer men het ook eens is over de bijzonderheden zal de E. E. G. weer in de positie verkeren om als volwaardig onderhandelaar aan de Kennedy-ronde deel te nemen. DE STRUCTURELE ONTWIKKELING IN DE LANDBOUW IN onze huidige samenleving, die een steeds groeiende samenhang te zien geeft tussen alle facetten van de maatschappij, is hei- begrijpelijk dat de taak van de overheid een veelzijdig, ja zelfs een gecompliceerd karakter gaat dragen. Het ligt immers op haar terrein de belangen van alle bevolkingsgroepen te behartigen en de activltet» ten van de diverse sectoren zo evenwichtig mogelijk te ontwikkelen» Deze moeilijke, maar ongemeen boeiende taak heeft in het jaar negentienhonderdvijfenzestig voor de landbouw en het platteland ee» groter reliëf gekregen. In de eerste plaats is duidelijker nog dan in de voorgaande jaren de noodzaak erkend van een versnelling van de modernisering van de landbouw. Een belangrijk beleidsinstrument is daarbij de ruilverkave ling, die door het beschikbaar komen van meer middelen en door de algemene steun van het agrarisch bedrijfsleven versterkt wordt voort gezet. Aan de andere kant stimuleert de bedrijfsbeëindigingsregeling van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw de zo noodzakelijke vermindering van het aantal niet levensvatbare bedrijven. In de tweede plaats is een wettelijke erkenning verkregen voor de verantwoordelijkheid die de Centrale Cultuurtechnische Commissie draagt binnen de nieuwe wetgeving voor de ruimtelijke ordening in Nederland. De belangenafweging die in deze Commissie ten aanzien van ruilverkavelingen en andere cultuurtechnische werken plaatsvindt is in overeenstemming met de veelzijdigheid die de plattelandsver nieuwing van vandaag kenmerkt. Een gebeuren dat niet alleen voor de landbouw en de plattelandsbevolking, maar ook voor de stedeling van steeds groter betekenis gaat worden. ALDUS ir. S. Herweijer, direkteur van de Cultuur- technische Dienst, in zijn voorwoord in het maandag j.l. verschenen jaarverslag 1965 Het 10e jaarverslag in deze serie dat wederom een schat van gegevens bevat over de cultuurtechnische activiteiten in Nederland, in de ruimste zin van het woord. Over zichtelijk, met mooie foto's, kaarten enz. en typogra fisch keurig verzorgd, is het geen wonder dat jaar verslag 1964 (op dezelfde wijze opgezet en uitgevoerd) een eervolle vermelding kreeg bij de landelijke jaar verslagenbekroning. Naast deze uitgave verscheen dit jaar voor het eerst een zgn. „populaire" versie, waarin op korte, eenvou dige wijze een verantwoord geïllustreerd overzicht van het werk van de C. D. wordt gegeven. De direkteur van de C. D., ir. S. Herweijer, gaf bij de introductie van dit jaarverslag een aantal interes sante cijfers over de ruilverkavelingen waarbij hij de gegevens over 1956 en 1965 naast elkaar plaatste. 1956 1965 1956 1965 1956 1965 1956 1965 1956 1965 ruilverkaveling aangevraagd ruilverkaveling aangevraagd ruilverkaveling in uitvoering ruilverkaveling in uitvoering ruilverkaveling gereedgekomen ruilverkaveling gereedgekomen jaarlijks gestemde oppervlakte jaarlijks gestemde oppervlakte ruilverkavelingsinvestering ruilverkavelingsinvestering 1 miljoen ha 1.3 miljoen ha 170.000 ha 430.000 ha 90.000 ha 230.000 ha 10 a 20.000 ha >0 a 60.000 ha 90 miljoen 140 miljoen De investering per ha in ruilverkavelingen in uit voering is afgenomen omdat in 1956 de kosten per ha van de herverkavelingen in Zeeland vrij hoog wa ren. Daarentegen zijn de kosten van cultuurtechnische maatregelen in de loop van de jaren niet gestegen tengevolge van verbetering van werktuigen en metho den, waardoor de arbeidsproduktivite;t sterk is ge stegen. E. E. G.-CULTUURTECHN1CI JALOERS Tevens ging hij in op de toekomstige ontwikkeling waarbij de ontwikkeling in de E. E. G. ten nauwste betrokken is. De heer Herweijer constateerde dat er een fase-verschil blijkt te bestaan tussen de landbouw politiek in Nederland en die in de verschillende E. E. G.-landen. Daar is men nog in het stadium van de beïnvloeding van de individuele investeringen ter vergroting van de produktie. Nederland is op het ge bied van de cultuurtechniek reeds veel verder. Cul tuurtechnici in de partnerlanden zijn jaloers op ons, waar dan weer tegenover staat dat de boerenorgani- saties in Nederland jaloers zijn op rente- en belasting subsidies t.b.v. de individuele boerenbedrijven in de partnerlanden. Hij verwachtte echter dat die landen, wat de cultuurtechniek betreft, meer onze kant op zullen gaan, terwijl men er al hoort vragen of men met die rentesubsidies nu wel op de goede weg is. De voorstanders voeren een tweetal argumenten aan vóór invoering hiervan n.l. a. alle andere E. E. G.-landen doen het; b. de hoge rentevoet bemoeilijkt investeringen die moeten dienen om de bedrijven te rationaliseren. Aan dit vraagstuk zitten, aldus ir. Herweijer, echter heel wat haken en ogen. O.a. de enorme administratie ve rompslomp, de langdurige verplichtingen die hier uit voor het Rijk voortvloeien, waarvan weer een zekere verstarring het gevolg kan zijn. En tenslotte de verwachtingen van het effekt van de maatregelen, waarover de meningen nog verschillen. De heer Herweijer wees in het bijzonder op de as pecten van de recreatie en ruimtelijke ordening waar bij de Centrale Cultuurtechnische Commissie steeds nauwer wordt betrokken. Het vignet van de Cultuurtechnische Dienst sym boliserend de plattelandsvernieuwing met ontslui ting en ontwatering van het land, houw van boer derijen en samenvoeging van kavels. De dynamiek van deze ruimtelijke vormgeving is daarin tot uit drukking gebracht. Belangrijke financiële bijdragen van de verschillen de departementen die bij deze zaken betrokken zijn, gaven in het afgelopen jaar een belangrijke onder steuning bij de uitvoeringsmogelijkheden van de plan nen. Ook de goede samenwerking met Rijkswaterstaat, in het bijzonder in het Deltagebied, werd door hem genoemd. BEDRIJFSBEKINDIGINGSREGEL1NGEN De aan de C. D. opgedragen werkzaamheden in verband met de bedrijfsbeëindigingsregelingen I en II hebben het administratieve apparaat van de dienst in 1965 zeer zwaar belast. In 1965 verlieten in het kader van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw ruim 2000 boeren de landbouw, waarbij 10.000 ha grond beschikbaar kwam (voor vergroting van andere bedrijven of voor niet-agrarische doel einden). Er werd 5 miljoen uitbetaald. In 1966 zal dit aantal stellig groter worden, ook al door het feit dat sinds 1 januari de beëindigingsregeling II werkt PLATTELANDS WEGENNOTA De heer Herweijer deelde tevens mede dat zijn dienst werkt aan een plattelandswegennota. De naam landbouwwegen vindt men voor de in het kader van ruilverkavelingen of andere cultuurtechnische werken tot stand gekomen wegen niet meer juist, nu gebleken is dat die wegen in het weekeinde vaak meer verkeer moeten verwerken dan op werkdagen. De groei van het verkeer loopt procentueel ook precies gelijk met het verkeer op de grote rijkswegen. Zes procent van. de door de A. N. W. B. aangegeven toeristische routes gaat over deze wegen en sommige van deze routes zouden zonder de „plattelandswegen" niet eens kun nen bestaan Bij de overheid is de laatste jaren duidelijk het accent komen te liggen op het structuurbeleid. Bij de ruilverkavelingen houdt dit onder meer in dat door het omvangrijke wegenbouwprogramma veel extra werk gedaan moet worden om de schadelijke gevolgen voor de landbouw op te vangen. Tevens zal het ver werken van de recreatievoorzieningen en de land schapsverzorging een steeds groter deel van de in vesteringen vragen, vermoedelijk in 1970 1520 Ruilverkavelingen zullen mede daardoor aan belang rijkheid winnen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 5