In 1966 stijging
arbeidsreserve in Zeeland verwacht
VRIJDAG 20 MEI 1966
54e Jaargang No. 283O
Officieel orgaan van de Muatschappij tot bevordering van land enTuinboun en Veeteelt in Zeeland
DEZE WEEK o.m.
Financiering
Europese Landbouwpolitiek
geregeld
Franks-ring bij abonnementTei neuzen
Landbouwrisico - het jaarverslag over *65
pag. 9
Mechanisatienieuws van allerlei en
overal
pag. 10
Gunstige vooruitzichten voor de lucerne-
prijs
pag. 11
De Tuinbouwcommissie der Z. L. M. ver
gaderde
pag. 7
De komende 15 jaren - geweldige taak
voor de landbouw
pag. 5
Ir. C. S. KNOTTNERUS
AKKOORD TE VROEG
I N de dagbladen is nogal druk publiciteit gegeven aan
de besluiten van de Europese Ministerraad over de
landbouwfinanciering. Natuurlijk is het einde van de mond
en klauwzeerepidemie voor de Nederlandse landbouw op
dit moment een veel belangrijker feit dan de besluiten van
de Ministers in Brussel. Immers hierdoor kan onze uitvoer
van vee en vlees weer op gang komen en kunnen wij de
catastrofe die zich al duidelijk aftekende weer te boven
komen. Toch is het nuttig ook aan de besluiten in Brussel
de nodige aandacht te wijden. Immers deze zullen binnen
enkele jaren gevolgen hebben, die ook voor ons van grote
betekenis zullen zijn. Het is altijd goed op de hoogte te blij
ven en te zien aankomen wat er gaat gebeuren. Wij kunnen
daar dan rekening mee houden bij onze bedrijfsvoering.
UNANIMITEITSREGEL
7 OALS bekend mag worden verondersteld werden de
onderhandelingen 30 juni 1965 afgebroken omdat vol
gens Frankrijk de partners geen overeenstemming wensten
op het terrein van de financiering van de landbouwpolitiek
en direkt bij het hervatten van de onderhandelingen was dit
punt dan ook het grote struikelblok.
Frankrijk wenste vóór alles zeker te stellen dat de finan
ciering tot de eindfase (1970) zou worden geregeld. De
overige landen wilden hieraan wel meewerken maar bleven
hieraan toch voorwaarden verbinden, zoals zij ook al in juni
1965 hadden gedaan. Over één voorwaarde echter is niet
meer gepraat en dat is de versterking van de positie van
het Europese parlement. Hierover praat op het ogenblik
niemand meer. Ook over de kwestie van de meerderheids
beslissingen wordt niet meer gesproken. Op dit punt hangt
er nog altijd een moeilijkheid in de lucht, n.l. deze: dat men
het eens is geworden over het feit dat Frankrijk een andere
opvatting hierover heeft dan de rest. Frankrijk meent n.l. dat
het noodzakelijk is dat in zaken die voor een land zeer
essentieel zijn de unanimiteitsregel moet worden gehand-,
haafd en geen meerderheidsbesluiten mogen worden ge
nomen zoals het verdrag voorschrijft. De overige landen
hebben van deze positie van Frankrijk kennis genomen en
wachten dus m.a.w. al wanneer zich een dergelijk geval zal
voordoen. Tot nu toe is dat blijkbaar nog niet het geval ge
weest, ook al omdat men tevens overeen is gekomen dat
voor een aantal besluiten die eigenlijk voor 1-7-1965 ge
nomen hadden moeten worden de unanimiteitsregel nog
zou gelden en het zijn natuurlijk voornamelijk deze beslui
ten waarmee men zich op dit moment bezig houdt.
DOUANE-UNIE
\AAAROVER is men het nu eens? Het gaat eigenlijk
nog maar over een klein gedeelte van alle voor
liggende verordeningen. Bovendien eigenlijk alleen over het
voor de boeren en tuinders minst belangrijke gedeelte, n.l.
de financiering en de totstandkoming van de douane-unie.
Er zijn geen besluiten genomen over de toekomstige prijzen,
wel over de data dat zij zullen moeten worden ingevoerd.
(Zie verder pagina 3.)
DE geregistreerde arbeidsreserve in de provincie Zeeland beweegt zich al enige jaren
op een laag niveau. Door verschillende oorzaken vertonen de cijfers over 1965 een
relatief vrij belangrijke toeneming ten opzichte van het vorige jaar (1964). Er wordt, al
dus de Hoofdinspecteur-Directeur voor de Arbeidsvoorziening in de provincie Zeeland,
Drs. L. D. van der Werf, zoals uit de „Arbeidsmarktbeschrijving van de provincie Zeeland
1965" blijkt, op grond van de thans beschikbare gegevens in 1966 met een lichte stijging
rekening gehouden.
Ook in 1905 kon slechts een beperkt aantal personen worden geplaatst op objecten
van aanvullende werkgelegenheid. Gezien de reeds opgetreden stijging van de arbeids
reserve en de daaromtrent voor de naaste toekomst bestaande verwachtingen is hét van
belang, dat niettemin een voldoende voorraad objecten beschikbaar is om de daarvoor
in aanmerking komende geschikte en beschikbare arbeiders eventueel daarop aan pas
sende tijdelijke werkgelegenheid te kunnen helpen.
LANDBOUW ALS WERKGELEGENHEID BELANGRIJK,
WAT de landbouw betreft wordt in het verslag opgemerkt dat van de totale Zeeuwse
beroepsbevolking in 1965 gemiddeld 16500 mannen en 1400 vrouwen in de agrarische
bedrijfstak werkzaam waren. Wat de werkgelegenheid betreft, neemt de landbouw ver
houdingsgewijs nog een belangrijke plaats in. ((verhouding landbouwnijverheiddien
sten resp.: ca. 37%45%— IS Van de totale oppervlakte cultuurgrond van rond
136.000 ha in 1965 is 76 in gebruik voor akkerbouw, grasland 16 en tuin
bouw 8
(Zie verder pag. ft)