Voorkeursrecht pachter
en rechterlijk bevel tot
verkoop
gezaaide vlaspercelen
Als in mei de paardebloemen bloeien
Ongewijzigde interventiemaatregelen
granen seizoen 1966/67
voorzichtig zjjn met chemische onkruidbestrijding
5
11 1 1 a O L Ir. J. C. FRIEDKRICH
HOEWEI. de toepassing van de onkruidbestrijding in vlas met chemische middelen langzamerhand wel als
bekend mag worden verondersteld, geeft de late uitzaai van het vlas enkele bijzondere problemen.
Dank zij het gunstige weer van de laatste dagen mag worden aangenomen dat het vlas thans praktisch
allemaal gezaaid is. Op verschillende percelen waar het land geruime tijd zaaiklaar heeft gelegen, zal zich
in vele gevallen reeds veel onkruid ontwikkeld hebben. Voor zover men dit niet door eggen bij het opnieuw
zaaiklaar maken heeft kunnen verwijderen, kan het aanbeveling verdienen dit onkruid nog weg te brandei»
met 34 liter Gramoxone in 300400 liter water per ha met fijne druppel te verspuiten vóór het vlas door
breekt of boven staat. Hiermede kunnen zowel de tweezaadlobbige als de grasachtige onkruiden (ook tarwe
of gerstopslag) belangrijk worden afgeremd en zelfs worden gedood. Aangezien Gramoxone een snelwerkend
contactherbicide is, kan het vlas, mits dit niet hiermede in aanmerking komt, hiervan geen schade ondervin
den.
Daarna rest als chemische onkruidbestrijding slechts nog de behandeling bij 5 cm gewaslengte van het vlas
met middelen op basis van het natriumzout van DNOC, groeistof en mengsels hiervan, verspoten met grove
druppel in minstens 600 liter water per ha.
De vroeg gezaaide percelen zullen hierbij beter afgehard zijn en tijdiger aan de beurt komen dan de laat
gezaaide percelen. Vooral voor deze laat gezaaide percelen, welke zich vermoedelijk zeer snel en welig zul
len ontwikkelen en dientengevolge een minder goede waslaag gevormd zullen hebben, is grote voorzichtig
heid geboden. Aanbeveling verdient het voor deze percelen lagere concentraties te nemen dan men dit jaar
dooreengenomen in de vroeg gezaaide percelen kan tcepassen. Uiteraard spelen ook de weersomstandig
heden vóór, tijdens en na de bespuiting een grote rol om uiteindelijk een succesvol resultaat^esjyuinen be
reiken.
Menig perceel grasland kan momenteel dienen als een toeristische tip van de A.N.W.B. Van welig
bloeiende paarde- en boterbloemen kunnen een aparte bekoring uitgaan, doch rendabel zijn deze „gewassen"
niet.
Bewezen is dat een klein percentage kruiden zoals weegbree en paardebloem een gunstige invloed
hebben op de gezondheid van het vee, omdat ze een hoog gehalte aan mineralen bevatten. Maar natuurlijk
mag dit geen excuus zijn om een onkruidbestrijding achterwege te laten. Specifieke graslandonkruiden zo
als boterbloem en akkerdistel worden bovendien door het vee in het geheel niet gegeten en breiden zich
snel en gemakkelijk uit. Ook paardebloemen en madeliefjes nemen veel plaats in omdat ze een wortelrozet
hebben.
Bij een bestrijding komt er meer ruimte, licht en voedsel voor de grassen beschikbaar, wat leidt tot een
hogere opbrengst van het grasland. Ook kan het moeilijker drogen van de onkruiden bij het hooien lastig
zijn.
DE pachter die een voorkeursrecht heeft, verliest
dit wanneer het gepachte krachtens bevel van
{Ie rechter openbaar verkocht moet worden. Dit bevel
kan bij aanwezigheid van meer deelgerechtigden ge
waagd worden aan de rechtbank, wanneer deze deel
gerechtigden niet tot overeenstemming kunnen
komen. De rechtbank kan dit verzoek inwilligen in
dien, volgens artikel 1122 van het Burgerlijke Wet
boek, de erfgenamen of een of meer hunner van oor
deel zijn dat de onroerende goederen des boedels, of
sommige daarvan, hetzij in het belang van den boe
del tot betaling der schulden of anderzijds hetzij om
een behoorlijke verdeling te kunnen bewerkstelligen,
behoren verkocht te worden.
Van deze bepaling kan (en wordtmisbruik ge
maakt worden doordat de erfgenamen samenspan
nen en de rechter onwetend laten omtrent het ver
pacht zijn van de grond
In „Boer en Tuinder" van 28 april jJ. gaat mr. P.
H. J. Lamers in een interessant artikel in op deze ma
terie; dit aan de hand van een beschikking van het
gerechtshof te Amsterdam van 19 oktober 1965, waar
bij in beroep beslist werd dat een verzoek tot open
bare verkoop door de rechtbank was afgewezen, om
dat de erfgenamen dit. bevel uitsluitend wensten te
verkrijgen om van het voorkeursrecht bevrijd te wor
den en om de mogelijkheid te scheppen van een hogere
opbrengst.
In eerste instantie was het de rechtbank al geble
ken dat de goederen verpacht waren met een pacht
overeenkomst waaraan de wet het voorkeursrecht
koppelt en dat de pachter bereid was eigenaar te wor
den.
De verzoekers hadden hun verzoek gegrond op de
stelling, dat het belang van de boedel een verkoop in
het openbaar vorderde, omdat op die wijze een hogere
opbrengst te verwachten was dan bij onderhandse
verkoop aan de pachter. Volgens de verzoekers was
bij recente veilingen van gronden in het betreffende
gebied al gebleken, dat de veilingprijzen hoger lagen
dan de grondkamerprijzen en wel in verband met het
feit dat de kopers niet met het rendement als land
bouwgrond rekenden, maar het oog hadden op beleg
ging.
Het oordeel van de rechtbank hieromtrent was, dat
nu de verzoekers geen onderhandelingen met de pach
ter hadden aangeknoopt, geenszins vaststond dat de
pachter niet bereid zou zijn voor de percelen een
hogere prijs te betalen dan de rendementswaarde. De
rechtbank vervolgde, dat onderhandelingen met de
pachter bovendien de gelegenheid zou scheppen na
te gaan of ook ten aanzien van de onderhavige per
celen ook de beleggingswaarde in zo sterke mate zou
uitgaan boven de rendementswaarde, dat in redelijk
heid geoordeeld zou moeten worden dat het belang
van de boedel bij een verkoop in het openbaar dient
te prevaleren boven het belang van de pachter, om
door een onderhandse verkoop eigenaar van het ge
pachte te worden.
De rechtbank concludeert dan het verzoek af te
wijzen, omdat niets gebleken is van omstandigheden,
die 'n normale afwikkeling van de tussenpartijen be
staande pachtverhouding op de in de Pachtwet voor
geschreven wijze, in de weg staan.
In beroep werd de beschikking van de rechtbank
bekrachtigd. De redenering van het Hof was de vol
gende.
Erflaatster is aan het voorkeursrecht gebonden en
omdat pachter zijn voorkeursrecht wil handhaven
moeten ook de erfgenamen (de verzoekers van het
verkoopbevel) dit voorkeursrecht eerbiedigen en er
zich naar gedragen. De erfgenamen wensen „ten on
rechte" een verkoopbevel om van het voorkeursrecht
van de pachter bevrijd te worden en de mogelijkheid
te scheppen van 'n hogere opbrengst: zij zijn immers
in gebreke gebleven aan te tonen waarom de gronden
verkocht moeten worden, waarom zij deze eventueel
niet aan de pachter konden of zouden kunnen aanbie
den en waarom zij indien verkoop dan nodig zou zijn
een bevel van de rechter nodig hadden.
Aldus in het kort de beschikking van het Hof te
Amsterdam zoals die gepubliceerd werd in het janu
arinummer van het tijdschrift: De Pacht (nr 2604). Mr.
Lamers tekent hierbij aan dat het kan zijn dat de
rechtbank niet weet of de goederen waaromtrent een
rechterlijk bevel gevraagd wordt, verpacht zijn aan
iemand die op grond van zijn pachtcontract aanspraak
kan maken op voorkeursrecht.
Alvorens de rechtbank een bevel tot verkoop geeft,
moet zij weliswaar belanghebbenden horen of althans
behoorlijk oproepen.
Maar de vraag is bovendien, of de pachter als be
langhebbende in de zin van artikel 1122 aangemerkt
moet worden. In het onderhavige geval had de recht
bank de pachter als zodanig aangemerkt. Het Hof was
er echter buiten gebleven.
Om althans de kans te hebben gehoord te worden
of dat met zijn belang rekening gehouden wordt, doet
de pachter met voorkeursrecht er goed aan, wanneer
hij verwacht dat een of meer van zijn verpachters een
verkoopbevel zullen vragen, de rechtbank er van in
kennis te stellen dat hij zijn voorkeursrecht wenst te
handhaven en te verzoeken dat de rechtbank met zijn
belangen rekening houdt
LANDBOUWKUNDIGE MAATREGELEN. Een
goede bemesting, een goede ontwatering, en een
goed opgezet beweidingsplan (dus op tijd maaien en
inscharen) zijn vooral de middelen om de onkruiden
tegen te houden.
Tot de „grasland-hygiëne" kunnen we ook reke
nen het verspreiden van molshopen en mestflatten.
Zonder dit te doen krijgen de onkruiden daar kans
om te kiemen of zich uit te breiden.
CHEMISCHE MOGELIJKHEDEN. Naast deze
preventieve maatregelen kan met behulp van groei
stoffen en bloemenweide worden '•gecorrigeerd tot
weiland met een juiste botanische samenstelling, die
een goede opbrengst mogelijk maakt.
BOTERBLOEMEN. Deze zijn goed te bestrijden
met MCPA. Het beste kan gespoten worden bij het
begin van de bloei, dus omstreeks deze tijd. Later
in het seizoen, als de plant weer een flinke blad
ontwikkeling heeft, is bestrijding ook mogelijk. Op
percelen waar men de witte weideklaver wil sparen,
verdient MCPB de voorkeur.
AKKERDISTELS. Ook hierbij kunnen we ge
bruik maken van MCPA. Het beste tijdstip is, als
de eerste bloemen zich hebben geopend. Als het
grasland voornamelijk distels en boterbloemen be
vat, kan dus het beste MCPA worden gespoten. Bij
voorkeur als het perceel is afgeweid omdat dan de
onkruiden goed geraakt worden. Voor een klaver
rijk perceel kah ook in dit geval het beste MCPB
gebruikt worden.
PAARDEBLOEMEN. Voor dit onkruid is het in
mei ook de tijd voor een bespuiting. Het is alleen
TUSSEN de belanghebbende groeperingen van het
bedrijfsleven is voor het verkoopseizoen 1966
1967 voor tarwe, rogge en gerst van de binnenlandse
oogst overeenstemming bereikt over het ongewijzigd
van kracht zijn van de interventiemaatregelen. Dit
behoudens de aanpassing van de schalen voor kor
tingen en toeslagen. Deze worden aan de nu geldende
voorschriften aangepast.
Zoals bekend gelden per 1 juli 1966 de volgende
interventieprijzen per 100 kg: tarwe 33,52; gerst
ƒ29,15.
Deze prijzen worden in het kader van de staffel-
regeling per periode van 7 dagen verhoogd en wel
zodanig, dat deze verhogingen uitkomen op: 0,35
per maand voor tarwe van september tot en met
april; 0,25 per maand voor gerst van september tot
en met februari.
Genoemde prijzen gelden voor een kwaliteit, die
overeenkomt met de omschrijving van de Europese
standaardkwaliteit en voorts bij levering franco voor
door bet Voedselvoorzieningsin- en verkoopbureau
(V. I. B.) aan té-wijzen pand te Rotterdam.
noodzakelijk tot een bestrijding over te gaan als de
paardebloem massaal optreedt. 2-4 D is hier het aan
gewezen middel. Komen er naast paardebloemen
bovendien boterbloemen en akkerdistels voor, dan
kan men het best MCPA spuiten.
BRANDNETEL (grote). Op minder goede per
celen kan dit onkruid in grote pollen voorkomen.
Bij een lengte van 15-30 cm past het beste een pleks-
gewijze behandeling met 2-4-5 T (2-3 liter per ha).
Dit middel niet volvelds gebruiken, omdat het
groeiremmingen bij het gras kan geven.
DE BESTRIJDING IN JONG GRASLAND. Jonge
grassen verdragen een behandeling met groeistof
slecht, waarom een chemische onkruidbestrijding in
het eerste jaar dan ook moet worden afgeraden.
Tijdig inscharen en een ruime stikstofbemesting
houden het onkruid wel tegen.
DENK AAN OVERWAAIEN!
Bij een behandeling met groeistoffen moet over
waaien voorkomen worden, omdat verschillende
akkerbouwgewassen erg gevoelig zijn voor deze
middelen. Het vee ondervindt geen nadelige gevol
gen van groeistoffen. Op de dag van de bespuiting
kan het vee beter uitgeschaard worden.
Voor de hoeveelheden welke men moet ver
spuiten is het raadzaam het etiket goed te lezen en
de adviezen van de fabrikant op te volgen.
En tenslotte: de A.N.W.B. heeft in Zeeland
enkele fraaie routes geprojecteerd, doch laten
we waken voor een „grasland-route", of het
moest al zijn vanwege het goede vee!
R.L.V.D. Axel. C. J. P. BARTELS,
De bij verkoop aan het V. I. B. te leveren hoeveel
heden moeten gezond zijn, mogen geen ontsmette of
kunstmatig gekleurde korrels bevatten, mogen geen
hoger vochtgehalte hebben dan 19 terwijl het hec
tolitergewicht niet lager mag zijn dan 70 kg voor
tarwe, en 60 kg voor gerst. De partijen mogen voort»
niet meer dan 12 schot, berispelijke graanbestand-
delen, gebroken korrels en uitschot of vreemde be
standdelen bevatten, met dien verstande, dat het per
centage aan gebroken korrels of berispelijke graan-
bestanddelen niet meer dan 5 en het percentage aan
uitschot/vreemde bestanddelen niet meer dan 2 mag
bedragen.
Indien de bij interventie aan het V. I. B. te leveren
partijen in hectolitergewicht, vochtgehalte, schot, be
rispelijke graanbestanddelen, gebroken korrels en uit
schot/vreemde bestanddelen, afwijken van de om
schrijving van de Europese standaardkwaliteit zullen
kortingen of toeslagen worden toegepast, overeen
komstig de voorschriften vastgelegd in de Verorde
ning Verkoopcondities Granen bij Interventie 1966.