Maatregelen bij het later zaaien van vlas Bestrijding van klein hoefblad („dokken") in het voorjaar z Bijstand voor kalvermesters Praktische wenken voor de vlastelers BESMETTELIJKE VEEZIEKTEN Ir. J. C. FRIEDERICH, De consulent voor de handelsgewassen. UU ten gevolge van de ongunstige weersomstandigheden de vlasuitzaai later zal gebeuren dan nor- maal, dient men enkele cultuurmaatregelen in acht te nemen, die het bezwaar van een late zaai zoveel mogelijk kunnen opvangen. Allereerst dient te worden gesteld dat het later zaaien van vlas direkt nog geen nadelige invloed behoeft te hebben op de opbrengst en kwaliteit van het vlas. Het is dus bepaald nog niet nodig om het zaaiklaar maken te forceren, indien de grond hiervoor nog niet voldoende droog en bekwaam is. Vlas eist nu eenmaal een goede struktuur van het zaaibed, en dat is bij een grondbewerking in natte toe stand praktisch een onmogelijkheid. yOORTS dient men er rekening mee te houden dat men met de stikstofgift en zaaizaadhoeveelheid wel iets omlaag zal dienen te gaan vergeleken met de hoeveelheden die men zich in maart had voorgesteld. Eventuele onkruidopslag die zich inmiddels mocht hebben gevormd op zaaiklaar land, kan men vlak vóór het zaaien wegbranden door het gebruik van o.a. 30-40 liter PCP in olie, 3 liter Reglone of 3 liter Gramexone (indien veel gras aanwezig is), te verspuiten in circa 600 liter water per ha. Mocht men straks last krijgen van korstvorming, wat de opkomst van het vlas beletten kan, dan kan het gebruik van een lichte cambridgerol uitkomst bieden'. Ten slotte blijkt men in Frankrijk, waar de weersomstandigheden in maart gunstig waren, volgens de laatste berichten nagenoeg hetzelfde vlasareaal te hebben uitgezaaid als het vorige jaar en-zich van de voorgenomen inkrimping weinig te hebben aangetrokken. If ALVERMESTERS kunnen in financiële moei- lijklieden geraken, nu de invoer van kalve ren en kalfsvlees uit Nederland door een aantal belangrijke afzetlanden langdurig is gesloten. De in hun bestaan bedreigde kalvermesters kunnen zich tot het gemeentehuis of de gemeentelijke sociale dienst wenden voor een snelle hulpver lening, als zij die hulp niet elders kunnen ontvan gen. De Rijksgroepsregeling Zelfstandigen biedt daartoe de mogelijkheden, t.w. de verstrekking- van geldleningen ter financiering van de voort - zetting van de productie en zo nodig ook een wekelijkse uitkering voor het gezin. De minister van landbouw en visserij heeft de rijkslandbouwvoorlichtingsdiensten aangewezen om in samenwerking met de provinciale voedselcom- missarissen en hun apparaat van de districtsbu reauhouders adviezen te verstrekken aan de ge meenten, die aanvragen van kalvermeesters ter behandeling ontvangen. Tevens heeft de staats- secretaris van cultuur, recreatie en maatschappe lijk werk in een rondschrijven aan de gemeente besturen hun bijzondere aandacht gevraagd voor' het belang van een snelle hulpverlening. Volgens het overzicht van besmettelijke veeziek ten van de Veeartsenijkundige Dienst District Zee land gedurende de periode 10 t/m 16 april is zowel in Oostburg .als Sirjansland één geval van varkens pest positief aangemerkt. De betreffende bedrijven zijn ingesloten. gTEEDS meer begint de bestrijding van het wortelonkruid klein hoefblad een probleem te worden. Reeds jaren worden in de gewassen diverse bespuitingen toegepast tegen de algemeen voorkomende onkruiden en wor den de hoefbladplekken machinaal of in handkracht gezuiverd; dit wordt getracht tenminste. Nu echter de laatste tijd veel mankracht de landbouwbedrijven heeft verlaten, moet de land bouwer zich steeds meer gaan toeleggen op chemische onkruid- bestrijding in alle gewassen waarin dit mogelijk is. Het genoem de wortelonkruid klein hoefblad krijgt hierdoor steeds meer de kans om uit te breiden. Bovendien zijn de zomers vaak van dien aard dat er mechanisch niets „gewonnen" wordt. Men zal zich dus meer moeten toeleggen op de chemische bestrijding Zulk een plek laat je niet onbespoten! Deze tarwe is groot genoeg voor een bespuiting met 2-4-D. DE BAKENS VERZETTEN Klein hoefblad nu, wordt plaatselijk in de stoppel behandeld met een dubbele of drievoudige concentratie 24D-aminezout 50 dus 4 a 6 1/ha. Het succes is afwisselend. Voor een betere bestrijding zal men ook in het voorjaar reeds met de groeistof 24D moeten spuiten in zomer- en wintertarwe. Alle kansen moeten namelijk benut worden om dit lastige onkruid chemisch de baas te worden. 24D werkt echter minder selectief dan MCPA en men moet dus met enige op brengstderving genoegen nemen (voornamelijk in zomertarwe), maar hoe groot is de cpbrengstderving wel niet bij niet spuiten in het graan in het volgend gewas, bijvoorbeeld suikerbieten? Uit proeven blijkt dat dit 5 ton kan zijn. Groenbemester verdraagt deze bespuiting niet. EEN ONDERZOEK Interessant onderzoek over het effect van deze bestrijding op langere termijn is in Oostelijk-Flevoland gedaan in 1964 en 1965. Hier volgt van dit onderzoek een beknopt verslag, waarin het aantal hoefbladplanten per m2 voor, tijdens en na het onderzoek zijn vermeld. Eveneens geven we de opbrengsten van wintertarwe en suikerbieten weer (na de wintertarwe volgde het gewas suikerbieten) gespoten object hoefbladplanten/m2 opbrengst kg/are voorjaar 1964 2»4 'iter 2-4-D 2i/2 liter 2-4-D na 14 dagen 4L MCPA j> 2i/2 liter 2-4-D 21/2 liter 2-4-D na 14 dagen 4L MCPA herfst 1964 mei sept. mei w.tarwe s.bieten 1964 1964 1965 1964 1965 onbehandeld 79 24 55 52,5 506 onbehandeld 70 13 24 59,2 535 5 liter 2-4-D 67 28 11 62,5 526 5 liter 2-4-D 72 18 1-5 59,2 557 SPREKENDE CIJFERS Uit deze tabel ziet men dat het aantal hoefbladplanten reeds beduicfend afneemt wanneer een voorjaarsbespuiting met 2-4D plaatsvindt. (Er is een V2 liter boven de normale dosering gebruikt). Volgt hierop geen bespuiting in de stoppel dan neemt dit aantal weer snel toe; 14 dagen later spuiten met MCPA geeft een ver dere terugdringing, wat echter ten koste gaat van de opbrengst, maar resulteert in een hogere bietenopbrengst het volgende jaar. Het grootste effect wordt echter verkregen door een voorjaarsbespuiting (bij 20 cm lengte) te laten volgen door een herfstbespuiting in de stoppel. De hoefbladbezetting loopt dan zeer ver terug en de spuitkosten worden zeer lonend door de hogere suikerbietenopbrengst in het volgende jaar, aldus de resultaten in het landbouwkundig onderzoekverslag van de IJsselmeerpolders 1965. Wij tekenen bij deze resultaten aan, dat de proef kennelijk is genomen op een perceel of perceelsgedeelte, dat zeer zwaar was bezet met klein hoefblad: 70 a 80 hoefbladplanten per m2 is immers geen kleinigheid! De procentuele terugdringing van het klein hoefblad zoals hier weergegeven zal ook wel gelden bij een minder zware bezetting, doch de opbrengstverhoging in suikerbieten tengevolge van een bespuiting in de wintertarwe en in de stoppel daarvan zal ongetwijfeld dan lager zijn. Bij een pleksgewijze zware bezetting met klein hoefblad met tussen deze plek ken grote gedeelten met weinig of geen hoefblad doet men het beste pleksgewijs bespuitingen als bovenstaand toe te passen. Het is tenslotte niet de bedoeling het graan zonder reden „pijn te doen". R. L. V. D. Axel K. F. MALCORPS.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 5