TUINBOUW KLANKEN
Aanvoer aardbeien komt op gang
Belegde boterham voor bladrollers
Donkere wolken
boven Tholen
Problemen rond recreatie
en fruitteelt
W
Landbouwvoorsprong in O. en S.-fonds
MET de winterjas aan zijn we na de Pasen weer aan het werk gegaan. Na de ellenlange snoeiperiode
is het stimulerend voor de werklust nu er wat afwisselend werk gedaan kan worden.
Op ZUID-BEVELAND is de chemische onkruid bestrijding vrijwel overal uitgevoerd. Paraquat en
Simazin zijn het meest gebruikt. De amitrol-verbindingen komen daarnaast meer naar voren en
inderdaad, al is het eerste resultaat van Gramoxone spectaculair, op langere termijn is voor werkelijk
onkruidrijke plaatsen Amitrol beter op z'n plaats.
De korrelvormmiddelen zoals Prefix zijn gemakkelijk om hier en daar als met een „chemische hak"
een overgebleven plekje schoon te maken. Je hoeft dan de tractor en spuit niet in spannen, maar kunt
met een jampot al heel wat doen.
We zien op het ogenblik de rage om voor de onkruidbestrijding een aparte apparatuur aan te schaf
fen. Naar men zegt is dat gemakkelijk en kost het weinig, al geloof ik niet dat men voor minder dan
500,iets bruikbaars heeft. Overigens heeft nog niemand mij kunnen overtuigen van het econo
misch nut van een aparte spuit. Behalve voor de heel grote bedrijven, die hun spuit moeilijk kunnen
missen voor de onkruidbestrijding, lijkt er geen reden te zijn mee te doen aan deze verspilling.
IUS ziektebestrijding heeft thans ook weer onze
volle aandacht nodig. Tegen de schurft ge
bruiken we nog steeds de bekende middelen met
de aantekening dat er voor de oordeelkundige
fruitteler wel wat is te verdienen in het meer
curatief bestrijden. Ook na de bloei kan men met
bijv. Captan de bespuiting aardig aanpassen aan
de schurftkansen.
Het is met de schurftbestrijding op veel be
drijven niet nodig om door dik en dun, bij nat
of droog weer, de bomen de volle lading te geven.
Anders ligt dat met de meeldauwbestrijding. Voor
ons gebied is het een zaak van pappen en nat
houden.
Ook met de insectenbestrijding mag men geen
risico nemen. Neem bijv. zo'n taaie rakker als de
bladroller. Alleen door steeds z'n boterham met
een bestrijdingsmiddel te beleggen is hij klein te
krijgen.
Ook in de klein-fruitteelt is er 't nodige te doen
in de ziektebestrijding. Kennis en eigen oordeel is
onmisbaar als men weet dat bijv. de botrytis be
streden moet worden, maar dat de stand van een
gewas er door het spuiten niet op vooruit gaat. En
in de bloem spuiten deugt ook niet, maar hoe
lang bloeit bijv. een bes en een aardbei niet?
Behalve de ziektebestrijding is thans het nacht
vorstgevaar een zaak die ons bezig houdt. De vorst
en koude hebben reeds schade gebracht aan peren
en klein-fruit. Hoeveel? We weten het nog niet
precies.
Maar al met al moeten we toch nog al eens
nadenkend op ons hoofd krabbelen.
aOK hier op THOLEN wordt men ongeduldig
met de zaaierij; steeds maar zoveel regen dat
men niet kan vorderen. Het raakt toch zodoende
wel wat aan de late kant voor sommige gewassen
en de structuur wordt er niet beter op, zeker niet
waar men de zaak reeds had opengereden en niet
aan 't zaaien is toegekomen. De gladiolenkralen
komen zodoende ook maar laat in de grond en
daar is het toch ook zeker al tijd voor. Gladiolen-
pitten zijn ook haast nog niet geplant, het ver
velende is dat straks alles weer tegelijk moet ge
beuren en terwille van de vlotte gang er in te
houden vaak nog in te natte gronden moet wor
den gewerkt, met alle nare gevolgen nadien.
Er wordt voor de tulpen gevreesd wat het op
treden van het vuur betreft. Spuiten op tijd is
zeer belangrijk, maar onder deze natte omstan
digheden is dit nogal een hele opgave.
Kortom het zijn allemaal donkere wolken die
samenpakken boven ons landje, wat we allen
onder een wat driftige manier in 't voorjaar pro
beren in de grond te krijgen. Het geduld in deze
tijd te bewaren is een schone zaak, maar hiermee
is het ook niet altijd goed te maken. Ofschoon als
het gewas eenmaal aan het groeien raakt heeft het
toch betrekkelijk weer maar een korte tijd nodig
om een goed volwaardig oogstbaar produkt te
worden. Verschillende tuinders zijn thans bezig
een plantbed aan te leggen voor de komkommer
teelt, dit brengt veel werk met zich mee. Een ge
deelte van de tomatenteelt moet dit jaar wijken
voor de komkommers en bonenteelt.
Afgelopen week lazen we dat er meer gelden
zullen worden uitgetrokken t.b.v. het O. en S.
Fonds. In de tuinbouw zal men zich nog eens
ernstig moeten beraden om voor subsidie in aan
merking komende voorbeeld-objecten te vinden
die de tuinbouwontwikkeling in onze streek ten
goede komen.
In het vorig nummer van ons blad werd uitvoe
rig ingegaan op de onderwijsmogelijkheden t.b.v.
onze jeugd. Het zal zeker zijn nut afwerpen zich
hierin met alle ernst te verdiepen. Een bekend
spreekwoord zegt: „Wie de jeugd heeft, heeft de
toekomst". Laat het er niet te vlug bijzitten wat
het onderwijs betreft, om gemakshalve het school
bezoek zo kort mogelijk te maken, somtijds ook
al terwille van de verdiensten. Er kunnen zich
later omstandigheden voordoen om van koers te
moeten wijzigen en wil men dan goed slagen is
een degelijke vakopleiding een eerste vereiste.
JAT betreft het nieuws over SCHOUWEN-
DUIVELAND van de laatste 14 dagen, zou
den we kunnen schrijven: wat was het druk met
Pasen op ons eiland, en wat was het koud om
streeks midden april. En dan komen de tongen
los: van zoveel jaar geleden was het ook zo koud,
en in dat jaar overviel ook een sneeuwbui de bloei
van de peren en het resultaat was geen peren,
geen pruimen, geen krozen (voor zover deze nog
bekend zijn bij de telers). En als fruittelers weten
we inderdaad van deze dingen af in het verleden.
Niemand kan echter zeggen: ja, in 1955 of in 1960
was het ook zo druk met Pasen op ons eiland. En
onverwachts gaat eigenlijk bij een fruitteler toch
ook die verbinding met „Holland" doordringen
wanneer ergens in de polder een auto stopt en
vraagt: „Meneer, rijd ik zo goed naar Rotterdam?"
Dat kan in de polder Burgh zijn, maar net zo goed
in de polder Bruinisse, beide bestaan alleen maar
praktisch meer, maar dat geeft niet. Ons totale
eiland is betrokken bij de ontspanning (recreatie)
die men zoekt in zijn vele vormen. Daaruit vloeit
voort dat niet alleen de Westhoek de voor- en
nadelen ondervindt van deze groeiende belang
stelling. Neen, we zullen dit eilandelijk moeten
zien. Dit is ook weer een praktische term, want
in werkelijkheid zijn we een schiereiland en voor
velen een sier-eiland. Land- en tuinbouw zullen
zich moeten beraden hoe men in de toekomst
dient te handelen met betrekking tot al deze
zaken.
Vriend Willem van Walcheren houdt de ont
wikkeling van de wilde kastanje bij voor dat
„eiland", en vriend Jan - Kees - Koos - Jasper of
Jacob doet dit wellicht wel voor Schouwen-Dui-
veland. Maar wie gaat deze ontwikkeling eens
bestuderen, wie gaat voor ons als bewoners van
dit eiland, en in dit geval dan als fruittelers, eens
bestuderen de voor- en nadelen (om dit maar te
gebruiken als verz melnaam) van de recreatie?
Wie gaat ons voorlichten hoe we in de toekomst
individueel en als massa moeten handelen? Wie
vertegenwoordigt ons bij de uitbreidingsplannen;
streekplannen, het nationale plan. Wie denkt dat
de kampeerterreinen alleen in de Westhoek thuis
horen is er m.i. naast. Ook in Duiveland zijn er
mogelijkheden. Kijk eens naar Jac. Vos in Numans-
dorp. Wie overdenkt voor ons eens de combinatie
recreatie/fruitteelt, recreatie/landbouw. We zijn
nog niet verder gekomen dan een artikel in het
Zeeuws Land- en Tuinbouwblad plus een lezing
van burgemeester Everwijn van Westerschouwen,
waar niets van gepubliceerd is.
We weten dat „men" er over peinst om in de
toekomst ook de land- en tuinbouwer via een paar
vakantiehuisjes mee te laten profiteren van de
recreatie, maar hoe lang duurt dit nog? Want we
zien er een economische beschutting in, naast de
vele onzekerheden in de fruitteelt. We hebben het
eenvoudig gesteld, met als enig doel om welvaart
te scheppen. Daarom leggen we ook het IJssel-
meer droog en graven we grote havens in vrucht
baar land rond Rotterdam. Van land water maken,
lijkt on-Nederlands; wellicht dat u als fruitteler
ook bovenstaande regels onpraktisch vindt in deze
rubriek. Die meneer uit Rotterdam is de weg ge
wezen, wie wijst ons de weg in zakelijke zin, en
dan op korte termijn?
Te vaak maakt men zich druk hoe alles zal zijn
in het jaar 2000, maar het moet eerst nog 1967
worden.
IN het vorige nummer van ons Land- en Tuinbouwblad lazen we dat alle schrijvers van „Uit de
praktijk", dus ook de WALCHERSE correspondent, in verschillende toonaarden constateerden dat
het met.de uitzaai nogal tegenliep. Nu kunnen we ook in de tuinbouw, en dat al half april, niet an
ders constateren dan dat het weer bar en boos is. Onze auto stond donderdag 14 april vrij lang op het
veilingterrein en toen we weer instapten lag er 4 cm sneeuw op. Voorwaar een unicum.
Ons werk stagneert veel en de verwarmingsrekeningen zullen voor deze tijd wel fors worden. Hope
lijk is het klimaat beter als dit nummer uitkomt, maar 't ziet er nog niet naar uit.
We hebben al eens betoogd het met de huidige O. en S.-regeling niet eens te zijn en hier t.z.t. op
terug te zullen komen. Zoals bekend was er eerst de O. en S.-regeling voor de tuinbouw, de z.g.n.
regeling I. Enkele bepalingen waren, dat men minstens 55 jaar moest zijn en er geen veranderingen in
het bedrijf in de laatste vijf jaren hadden plaats gehad. Ook mocht men geen hoger inkomen over
de laatste 3 jaar gehad hebben dan 5000,Dit is inmiddels opgetrokken tot 8000,
Uit ervaring weten we dat verschillende mensen er mee geholpen zijn, anderzijds kennen we geval
len waar men wel wilde beëindigen, maar door een of andere bepaling, die men nimmer vooruit kan
weten buiten de gestelde norm viel. Dit was wel jammer voor de betrokkenen, maar de wet stelt
nu eenmaal ergens een grens.
Zo kennen wij een collega die geen opvolger heeft, zijn bedrijf gaarne wil inleveren of verkopen
aan boeren (buren), die „zitten te springen" bij wijze van spreken, om hun bedrijf te vergroten met
de vrijkomende percelen. Nu had deze collega zijn ganse leven, hij is rond de zestig, wat gespaard.
Door de rente hiervan en van nog wat andere vaste bezittingen buiten het bedrijf is zijn inkomen
geregeld boven het gestelde maximum.
Nu zou de kous af kunnen zijn, ware het niet dat er een O. en S. II gekomen is ter sanering van
de te kleine landbouwbedrijven. Waar is hier de grens? Wat is te klein?
Hoewel het principe anders is tussen I en II komt het er in de praktijk op neer dat de landbouw
hier een ons inziens onbillijke voorsprong heeft. Bij het landbouw O. en S. geldt n.l. geen leeftijd en
wat het o.i. grootste en ook wel onbillijkste verschil is: géén inkomensgrens. Wel is men verplicht
zijn overtollige grond in te leveren aan de S.B.L., terwijl men bij regeling I zelf zijn grond moet of
mag verkopen aan er voor in aanmerking komenden. Bij beëindiging II krijgt men een vergoeding
van 10 maal de pachtwaarde en moet men zijn grond verkopen aan S.B.L.
Hebben wij een en ander goed begrepen dan is primair de bedoeling dat te kleine land- en tuin
bouwbedrijven beëindigd kunnen worden en met de vrijkomende gronden andere bedrijven ver
groot worden. Het is een ons inziens sociaal verantwoord beleid als een niet te sterk (dit zijn meestal
ook niet de grootste) bedrijf gesaneerd kan worden op vrijwillige basis, terwijl men dan tevens
andere broeders wat beter in 't zadel helpt.
Maar waarom er een on-sociaal verschil moet zijn tussen beëindigende bedrijfsgenoten, hoe princi
pieel men het ook wil benaderen, is ons een raadsel. We worden nogal eens om advies gevraagd, maar
men komt er niet uit. Althans uw schrijver niet.
Voor de paasdagen werd het aanbod van kasaardbeien op de veiling in Kapelle-Biezelinge iets groter
en vorige week was dat opnieuw in sterkere mate het geval. Toen waren er weer partijtjes van enkele
tientallen kratjes van dit produkt te koop. Deze week zullen er ongetwijfeld weer grotere aahvoeren zijn
geweest en in de komende week mag op een belangrijke toename van het aanbod van dit produkt worden
gerekend, want dan gaan ook de vruchten rijpen in de kassen waarin enkel is gestookt en niet werd
belicht. Tot nu toe was het aanbod afkomstig uit de belichte en gestookte kassen. De vraag naar dit
produkt was groot, zowel voor de binnenlandse markt als voor de export. Voor de paasdagen werden heel
hoge prijzen besteed, namelijk rond f 4,per doosje van 200 gram, maar daar konden weinig telers van
profiteren. Direct na de paasdagen daalde de prijs tot rond f 1,75 per doosje maar vorige week vrijdag
werd op de veiling in Kapelle voor de goede kwaliteiten algemeen boven f 2,per doosje van 200 gram
betaald met f2,17 per doosje voor de duurste partij. Wat mindere kwaliteiten klasse I deden toen rond
f 1,75 en klasse II rond f 1,50 per doosje.
Het aanbod is tot nu toe aanmerkelijk achtergebleven bij de verwachting. Dat komt door het bijzonder
koude weer en het gebrek aan zon. Uit alle teeltcentra komen op het ogenblik berichten over het tegen
vallen van de aanvoer en er wordt dikwijls geklaagd over de stand van het gewas. Ook in Zeeland zouden
verschillende telers van kasaardbeien liever een wat grover gewas zien, maar toch is de stand hier ten
opzichte van verschillende andere gebieden niet ongunstig. Wel vraagt het stoken nog steeds heel veel
geld en dat is iets waar men niet op had gerekend.