Een keiharde werkelijkheid vraagt positieve strijd E. E. G.-boekhoudkundig informatienet voor de landbouw Voorschotuitkering melkprijstoeslag Witt b dat....? Prov. Raad Bedrijfsontwikkeling Landbouw vergaderde (Vervolg: van le pag.) Keiharde wereld IUAAROM wij deze twee voorbeelden hier aan- Ni#*t ranHat wii ni#*t znudfm weten halen? Niet omdat wij niet zouden weten ©pelke moeilijkheden er juist in deze tijd in de landbouwsector liggen. Voor iedereen, ook buiten nde landbouw is aanpassing moeilijk. Er is het financieringsvraagstuk, er is het structurele vraag stuk, er zijn de sociale vragen, die hoe langer hoe ©leer zorgen baren. Maar wij leven in een keiharde wereld met een ftantal gegevens, die niet zo maar te veranderen gyn. Mogen wij er enkele opnoemen? Er is dan in de eerste plaats de enorme ont wikkeling van wetenschap en techniek en er zijn yoorts economische methoden, die het welzijn van de grote massa aanzienlijk hebben verhoogd. Deze ontwikkeling is na de tweede wereldoor log op gang gekomen en velen hebben gedacht, dat dit niet voort kan duren. Maar het duurt in- jtniddels zo'n twintig jaar voort en of het einde in (richt is weet niemand. Wij vermoeden echter van ©iet. KWETSBARE BEDRIJFSTAK IN de tweede plaats is de landbouw op zich zelf een kwetsbare bedrijfstak, zeker in zo'n perio de als nu. Vele miljoenen, betrekkelijk kleine on dernemers produceren (ook dank zij bovenge noemde ontwikkeling) in de ontwikkelde landen meer, dan waarvoor afzetmogelijkheden in die zelfde wereld zijn. O zeker, er is groot voedsel tekort in het grote onderontwikkelde deel van pnze aarde, maar daar is geen koopkracht. En politieke, economische en soms ook -gewone prak tische faktoren verhinderen vooralsnog dat de Overschotten van de westelijke wereld daar terecht komen. Er worden in wereldverband ernstige en lofwaardige pogingen gedaan om verbetering in deze onbevredigende situatie te brengen, maar de moeilijkheden zijn overweldigend. Wij behoeven alleen maar te herinneren aan alles wat zich rond om de werkelijk ernstige voedselsituatie in India afspeelt. In de derde plaats kast de aanpassing van de landbouwbedrijven aan de mogelijkheden (om niet van eisen te spreken) die wetenschap en techniek bieden veel tijd en geld. Meer tijd dan voor velen beschikbaar is om zich aan te passen, gezien de scherpe concurren tie. Meer geld, dan men zelf heeft of dan men tegen wat als aanvaardbare voorwaarden be schouwt, lenen kan. In de vierde plaats leven wij in een tijd, waar- In wij, doordat er ook op politiek gebied grotere eenheden ontstaan (E.E.G.) geconfronteerd wor den met de concurrentie van anderen. Wij gaven in het begin van dit artikel al enkele voorbeelden. AP grond van een E. E. G.-verordening is in alle landen van de Europese Economische Gemeen schap een gemeenschappelijk informatienet voor land- houwbedrijfsboekhoudingen gesticht, dat steunt op de ïandbouwboekhoudbureaus die vrijwillig in elk land deelnemen. Voor de ontwikkeling van een gemeen schappelijk landbouwbeleid is het namelijk noodzake lijk voor elk land te beschikken over objectieve en vergelijkbare gegevens, In het bijzonder van de in komens in verschillende categorieën van landbouw bedrijven en van de bedrijfseconomische resultaten van de bedrijven, die gemeenschappelijk bijzondere aandacht vereisen. In het kader van het boekhoudkundig Informatie net wordt in de E. E. G.- landen een aantal streek- comlté's opgericht; ook In Nederland zoals blijkt uit een beschikking van Minister Biesheuvel, gepubli ceerd in de Nederlandse Staatscourant van 7 april '60. Het Nederlandse Streekcomité heeft onder meer tot taak de verzamelde boekhoudkundige gegevens over te leggen aan het verbindingsorgaan met de Europese Commissie van de E. E. G., de Hoofddirectie Land bouwvoorlichting en Onderzoek van het Ministerie van Landbouw en Visserij. In het Nederlandse Streekcomité, dat uit ten hoog ste twaalf leden bestaat, zullen vertegenwoordigers van centrale overheid, Landbouwschap, Verenig'ng van Ïandbouwboekhoudbureaus, Landbouw Econo misch Instituut en het Centraal Bureau voor de Sta tistiek worden benoemd. De Minister van Landbouw en Visserij heeft beslo ten naast het voorschot op de uitkering uit het Zulvelfonds ten bedrage van 1,10 per 100 kg melk plus 0^6 per procent vet per 100 kg melk aan de veehouders een voorschotuitkering op de melk prijstoeslag 1966/'67 te verlenen van 0,85 per 100 kg melk plus 0,24 per procent vet per 100 kg melk. Dit komt in totaal neer op circa 3,85 cent per kg melk. Zo zullen wij al spoedig moeten concurreren met het Franse graan, met het Italiaanse fruit, met de suikerbieten uit Frankrijk en België enz. Daar naast staan dan nog Amerikanen te dringen om ons goedkoop graan te leveren, Denen met hun zuivelprodukten, varkens- en rundvlees, Nieuw- Zeelanders en Australiërs met boter en vlees, on derontwikkelde landen (die wij toch zo graag wil len helpen) met zeer goedkope grondstoffen voor onze margarine, vele rietsuiker telende (onder ontwikkelde landen) met suiker tegen volledige afbraakprijzen. In de laatste en niet de minste plaats zien wij grote delen van de bevolking minder werken en meer verdienen en is dit voor de landbouw voor alsnog niet weggelegd. GEEN LICHTPUNTEN? CTAAN er nu in het geheel geen lichtpunten tegenover dit misschien voor velen somber lijkend beeld? Is de oplossing alles zijn vrije loop te laten en het afschaffen van voorlichters, onder wijsmensen, van de wetenschapsbeoefenaars, van landbouwdeskundigen, economen, juristen op onze departementen? Van allen die, ieder op zijn plaats, trachten het ingewikkelde raderwerk, waaruit onze maatschap pij bestaat en dan bedoelen wij de wereld maatschappij de goede richting uit te laten lopen? Er wordt wel beweerd, dat wij dan veel min der belasting zouden behoeven te betalen. Maar wij zijn ervan overtuigd, dat de boeren helemaal geen belasting meer zouden betalen, omdat er dan helemaal geen inkomsten meer waren en waar schijnlijk na betrekkelijk korte tijd geen boeren. Ol is het toch niet beter, dat wij beschermd wor den legen de goedkope invoer. Dat er maatrege len getroffen worden om onze overproduktje nog zo goed mogelijk kwijt te raken. EENDRACHT MAAKT STERK DAT er geholpen wordt bij de structurele aan- u passing van de bedrijven. Dat et sociaal ge holpen wordt via een O. en S. Fonds, waarom de boeren in de andere E.E.G.-landen ons sterk be nijden. Is het niet juist, dat de eigen boerenorganisaties via hun deskundigen strijden om deze ingewik kelde en noodzakelijke maatregelen zo gunstig mogelijk te doen zijn in nationaal verband, in het verband van een groeiende Europese Economische Gemeenschap, in een wereld die nog zover af staat van betere verhoudingen zowel op politiek als op economisch gebied. Strijden temidden van andere machtige bevolkingsgroepen, die liefst, ook een zo groot mogelijk stuk van de koek trachten te verkrijgen. Het lichtpunt is onzes inziens, dat de regerin gen van onze landen de landbouw niet in de steek laten, niet overlaten aan het vrije spel van krachten, hetwelk zeker in deze tijd haar slopers- werk ongenadig zou verrichten. En natuurlijk zou er meer gedaan moeten worden en zijn er nog verschillende onvervulde wensen. Maar is de mens gelukkig als al zijn wensen vervuld zijn? Juist de strijd maakt sterk. F.n deze kracht kan alleen ontstaan door eendracht. Nooit door uiteenvallen in het nega tieve. J-JET tarief van onze inkomstenbelasting zodanig hoog is, dat er weinig aantrekkelijkheid over blijft om nog naar meer inkomen te streven uls men een bepaalde inkomensgrens heeft be reikt? We willen hier eens een paar tabelletjes geven die ontleend zijn aan een publikatie van het Centraal Bureau voor de Statistiek getiteld Belastingdruk in Nederland 1965. Wc nemen uit het zeer vele cijfermateriaal van dit boekwerk maar enkele gegevens over. BELASTINGDRUK VOOR ONGEHUWDEN IN GULDENS EN PROCENTEN. Belastbaar 1945 1951 1955 1960 1965 inkomen gulden gulden gulden gulden gulden f 2.000,— 245 (12.3) 190 9.5) 123 6.2) 90 4.5 nihil nihil f 4.000,— 968 (24.2) 741 (18.5) 623 (15.6) 470 (H.8) 339 8.5) f 6.000,— 1708 (28.5) 1456 (24.3) 1241 (20.7) 976 (16.3) 788 (12.1) 8.000,— 24 75 (30.9) 2253 (28.2) 1924 (24.1) 1545 (19.3) 1323 (16.5) f 10.000,— 3341 (33.4) 3198 (32.0) 2749 (27.5) 2235 (22.4) 1943 (19.4) f 15.000,— 6113 (40.8) 5858 (39.1) 5237 (34.9) 4300 (28.7) 3 788 (25.3) f 20.000,— 9449 (47.3) 8889 (44.5) 8144 (40.7) 6750 (33.8) 6008 (30.0) 30.000,— 17303 (57.7) 15664 (52.2) 14747 (49.2) 12531 (41.8) 11429 (38.1) f 50.000^— 32549 (65.1) 30286 (60.6) 29074 (58.2) 25335 (50.7) 23836 (47.7) JJET is de groep ongehuwden die in procenten de zwaarste belastingdruk heeft te verduren. Of de belastingdruk ook zodanig is, dat zij de zwaarste lasten te dragen hebbenis zonder meer niet te zeggen en kan stellig geval voor geval sterke verschillen te zien geven. BELASTINGDRUK VOOR GEHUWDEN MET 2 KINDEREN IN GULDENS EN PROCENTEN Belastbaar 194 5 1951 1955 1960 1965 inkomen gulden gulden gulden gulden gulden fït 70 f 2.000,— 105 5.3) nihil nihil nihil nihil nihil nihil nihil nihil f 4.000,— 443 (111) 198 5.0) 134 3.4) 105 2.6) nihil nihil f 6.000,— 835 (13.9) 57 2 9.5) 437 7.3) 390 6.5) 240 4.0) f 8.000,— 1328 (16.6) 1034 (12.9) 810 (10.1) 743 9.3) 550 6.9) f 10.000,— 1897 (19.0) 1646 (16.5) 1295 (13.0) 1202 (12.0) 939 9.4) f 15.000,— 3613 (24.1) 3453 (23.0) 2911 (19.4) 2732 (18.2) 2233 (14.9) 20.000, 5709 (28.6) 5725 (28.6) 5017 (25.1) 4739 (23.7) 3968 (19.8) 30.000,— 11467 38.2) 11144 (37.2) 10196 (34.0) 9693 (32.3) 8515 (28.4) f 50.000,— 24467 (48.9) 23358 (46.7) 22114 (44.2) 21112 (42.2) 19428 (38.9) TF7IST U dat de schrijver van deze artikeltjes er weer maar wat gemakkelijk afkomt door maar enkele tabelletjes op te nemen. De bedoeling is alleen om te laten zien dat bij hoge inko mens de aardigheid van meer verdienen er aardig afgaat. Verder tonen deze tabelletjes duidelijk aan dat we toch wel in de goede richting gaan. De lezers moeten maar eens een vergelijking maken tussen 1945 en 1965. Ze zien dan sterke verlaging bij de lagere inkomens speciaal voor de ongehuwden. Een troostrijke gedachte voor hen die wel eens de „strafklasse" worden genoemd. MEIJERS. (Vervolg van le pag.) HET PROVINCIAAL PROGRAMMA VOOR DE LANDBOUWVOORLICHTING IN ZEELAND VOOR 1966/1967 Met waardering nam de Raad kennis van het Provinciaal Programma voor de Landbouwvoorlichting voor 1966/1967. Deze waardering betrof ook het feit, dat voor het eerst de aktiviteiten van de agrarisch- en ekonomisch-sociale voorlichting van de landbouworganisaties deel uitmaken van dit programma, het geen ook in de naamsaanduiding van het programma tot uitdrukking komt. Vroeger toch werd gesproken van het Programma voor de Rijkslandbouwvoorlichting, thans van dat voor de Landbouwvoorlichting. De zo gewenste samenwerking tussen technisch-ekonomische voorlichting en de zojuist genoemde door de landbouworganisaties verzorgde andere voorlichting verkrijgt hiermede nog een bijzonder accent. EXTRA VOORLICHTER Naar aanleiding van een schrijven van de Coöp. Veilingvereniging „Walcheren" G. A. werd de sekre- taris gemachtigd het nodige voorbereidende werk te verrichten teneinde tot de aanstelling van een voor lichter te geraken die voor de helft door het bedrijfsleven en voor de helft door de Rijksoverheid zal worden bezoldigd. Hiermede zal dan in Zeeland de eerste voorlichter op pariteitsbasis boven het aan de provincie toe gekende aantal vaste personeelsleden worden aangesteld. PROVINCIALE BORGSTELLINGSFONDSKOMMISSIE De Provinciale Borgstellingsfondskommissie uit de Raad behandelde drie aanvragen. Daarvan zullen twee aanvragen tot een bedrag van 104.000,omdat zij zogenaamde kunjunktuurgevoelige bedrijven betreffen, met een gunstig advies aan het bestuur van het Borgstellingsfonds worden voorgelegd De derde aanvraag, die uit de tuinbouwsektor kwam, werd afgewezen.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 3