(XII) Jan Koster de eerste boer Het geslacht Was In verschillende handen in ^>1 V-'5: I i I '4 :WYK.WÏ:: De lage zuidgevel loopt rechts van de deur door en daar bevindt zich de stal, die met het huis onder één dak ligt. Ten aanzien van het huis kan nog vermeld worden, dat in de vorige eeuw een zware koperen klopper de deur in de hoge zijgevel sierde, dat de vloeren der kamers op ongelijk niveau liggen en het huis zoals het er nu staat, waarschijnlijk gebouwd is op de fun damenten van het in 1691 verwoeste. De kelder geeft n.l. de indruk zeer oud te zijn, mogelijk 15e eeuws. De foto's geven een goede indruk van de woning, die momenteel niet bewoond wordt. Het is geen ka pitaal boerenhuis, en wijkt in verschillende opzich ten wel af van andere woonhuizen uit dezelfde tijd. JAN KOSTER was er dus de eerste boer na ophef fing van het Sint-Maartenshuis. In 1722 zien we in de overloper alle percelen in de Cappelhoek, voor heen behorend bij het Capoenhuis, op zijn naam staan. Dat waren er 13 met een grootte van in totaal ca. 23 het Capittel) en hij is de belangrijkste eigenaar in de Sint* Maartens-Cappelhoek. Het valt te betreuren dat in verschillende archieven nog al wat gegevens over bepaalde perioden ontbreken, waar door geen volledig overzicht kan worden gegeven. Niet al leen ontbreken een aantal veldboeken, doch ook zijn de doop-, trouw- en begraaf registers van vóór 1800 van St. Maartensdijk in 1940 verloren gegaan, zodat weinig of geen persoonsgegevens vermeld kunnen worden. Van eerdergenoemde Corns, van Luyk menen we echter te weten, dat hij in 1769, als weduwnaar van Jannetje Bur gers, voor de tweede maal trouwde met Cornelia van Stelle, weduwe van Izaak Gakeer. UET is waarschijnlijk dat Pieter Koster de Kapoenhof (de naam wijzigt zich in de loop der eeuwen) nog ge ruime tijd na 1800 in bezit had. Omstreeks 1825 zijn dan alle bezittingen, zowel hofstede als landerijen, overgegaan op Frangois Was, lid van een familie, welke vooral in de eerste helft van de 19de eeuw en ook ten dele daarvoor te St. Maartensdijk zeer in aanzien was. iken, Gezicht op de noord gevel waarin de hoofdingang. Aan deze zijde liggen de woonkamers. De voorgevel van het ca. 1692 gebouwde Kapoenhuis. De ligging ervan, zoals we al zeiden, is hoog en aan de zuidzijde is de voorgevel verbreed met een lager gedeelte, waarachter zich keuken, melkhok enz. be vinden. Opvallend is de gebogen rand van de voorgevel, die voor dit huis typerend is. De lage zijgevel aan de zuidkant heeft een toegang tot de werkruimten en aan de achterzijde loopt de gang uit op een trapje, aansluitend op een boven- en onderdeur, welke toe gang vormt voor de hoger liggende woonkamers aan de andere zijde van het huis. Deze kamers liggen be duidend boven het maaiveld en zijn ook aan de hoge noordelijke zijgevel via een buitendeur toegankelijk. Men ziet in de grote woonkamer de zware balken waarop de zoldering rust, terwijl in de gang achter de noordelijke buitendeur nog enkele oude paarse tegels -te zien zijn, o.a. met een fraaie sterfiguur, ver deeld over meerdere tegels. gemeten. Ook in andere gedeelten van de polder be zat hij nog gronden. Hij boert vrij wat jaren in de Cappelhoek, in elk geval woont hij er nog in 1731, doch daarna ont breken enkele veldboeken en eerst in 1750 wordt dan Cornells van Luyk als eigenaar genoemd. Hij moet er een aantal jaren zelf gewerkt hebben, althans in 1766 is dat zo, doch later werd het bedrijf verpacht, o.a. aan Anthony Geluk. Nog in 1781 is de familie Van Luyk in het bezit van de hofstede en gronden, doch Corns, van Luyk leeft dan echter niet meer. Tussen laatstgenoemd jaar en 1794 is de eigendom overgegaan op Pieter Koster, die ook in dezelfde hoek nog andere percelen in pacht heeft. Zijn bedrijf beslaat in de Cappelhoek minstens 35 gemeten. In de omgeving van de boerderij heeft hij meer dan 20 percelen in eigendom of pacht (o.a. van Frangois Was vinden we in de jaren 1809-1839 als school meester en boekhouder (griffier) van het waterschap. Hij werd geboren in 1783 als zoon van Johannes Was, genees heer en burgemeester van St. Maartensdijk. Broers van Frangois waren Willem Was, geb. in 1789, later notaris te St. Maartensdijk, en Christiaan Was, geb. in 1799. Deze laatste ontmoeten we nog als chirurgijn en asses sor (tevens ambtenaar v. d. Burg. Stand) ca. 1825-1842. Uit diens huwelijk met Adriaantje Leys sproten vele kinderen. Frangois Was, die de Kapoenhof in eigendom verkreeg, moet op zeker moment zeer welgesteld geweest zijn. Zijn bezittingen in het Oudeland van St. Maartensdijk omvat ten dan o.a. 58 ha bouw- en weiland. Hij was gehuwd met een landbouwersdochter, n.l. Pie- ternella Jacoba Beijaard, dochter van Marinus Be ij aard, die woonde op een hofstede in de Loterijhoek en ook gronden in verschillende andere hoeken bezat. De zoon van Frangois, Marinus Was, geb. in nov. 1811, later predikant, trad ca. 1840 in het huwelijk met Jonk- vrouwe Constance Justine Charlotte de Casembroot (geb. 1815). Na de dood van Frangois Was zijn de bezittingen ge komen aan genoemde Marinus Was en mede-erfgenamen. Van de hierboven genoemde Johannes Was en diens zoon Christiaan Was en van beider echtgenoten zijn in het ge meentehuis van St. Maartensdijk portretten in pastel aan wezig. HET is wel begrijpelijk, dat in de jaren dat de hofstede en landerijen eigendom waren van de familie Was, deze daar niet zelf het landbouwbedrijf uitoefende. Hun funktie en werkkring lag op ander gebied dan de landbouw. Namen van pachters uit die periode kunnen we evenwel met zekerheid niet noemen. Een feit is wel, dat Marinus Was c.s. de bezittingen niet bijeengehouden hebben. De gronden zijn daarna in verschillende handen gekomen. Als eigenaar van de Kapoenhof na de familie Was wordt Jakób Gakeer genoemd; dan omstreeks 1879 Adriaan Gil- jam, afkomstig van Schouwen-Duiveland. Ook zou er omstreeks de die tijd M. Hage gewoond heb ben. Daarna volgt P. de Wilde in 1903, diens broer Jac. de Wilde (ca. 1915) en tenslotte diens zoon Abr. de Wilde van ongeveer 19301965. Thans is de Kapoenhof eigendom van een landbouwer uit Roosendaal, die er het landbouwbedrijf uitoefent, doch (nog) niet woont. Zoals in de meeste gevallen geeft bij het opsporen der gewenste gegevens de 19e eeuw dikwijls meer moeilijk heden dan de tijd daarvóór. Deze boerderij ging na de rol als bejaardeninrichting vele malen in andere handen over. Soms woonden er de landbouwers of hun pachters in de woning. Tijdelijk verbleef er ook wel een niet-landbouwer. Uitvoerige gegevens daarover bezitten we niet. Wat betreft literatuur over het Capoenhuis kan verwezen worden naar de Zeeuwse Volksalmanak van 1847, waarin een epistel van Ds. J. Was. Tekening van de kapel I>y het Kapoenhuis. Het origineel is van J. Hilderni^e, A° 1695. W. E. P. VAN IJSSELDIJK. Goes, april 1966.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 9