De
Kapoenhof
te
St. Maartensdijk
\n
Ontstaan in de XVe eeuw
Een goed renderende stichting
Een periode van teruggang
Een ramp, voorbode van het einde
Normaal landbouwbedrijf
Het huis en zijn bewoners
8
TUSSEN Schcrpenisse en St. Maartensdijk op het eiland 'Xlioïen
ligt kort voor laatstgenoemd dorp, rechts van «ie hoofdweg,
welke de scheiding vormt tussen het Oudcland en de Slabbecoorne-
polder (industrieterrein, een kleine hofstede, slechts opvallend
door de typische houw van het oude woonhuis en dooi het feit,
dal het thans onbewoond ts. Toeh wordt er een landbouwbedrijf
uitgeoefend, hetgeen reeds enkele eeuwen het geval is. De voor
geschiedenis van deze boerderij is echter een zeer bijzondere en
wykt af van alles wat we tot nu toe hebben beschreven.
Oude boerderijt
|\E oudere geschiedschrijvers vermelden dat ter
plaatse een oude-mannenhuis met een kapel ge
legen was, genaamd het Capoenenhuis. Zo b.v. M. Z.
Boxhorn in 1641.
Ook M. Smallegange in zijn „Cronijk van Zeeland"
maakt er melding van en schrijft op bladzijde 617:
„Hier dichtby (St. Maartensdijk) staat een oud man
nenhuis, nu gemeenlijk het Kapoenhuis genoemt, bij
den Heer Frank van Borsselen gesticht en begiftigt
met een redelijk inkomen, waer op aldaer onderhou
den moeten worden, volgens de woorden der instel
ling, ses paer oude mannen, een Cappellaen en een
jonge Meid; om welk huys noch meer voordeel toe
te brengen Paus Sixtus IV daer aen een Bulle heeft
verleend, gevende twee jaeren aflaets aen alle de
gene, die op Sint Maertensavont, aen dat huys eenige
Offerande souden komen doen. En ofschoon de Paep-
sche superstitiën nu schier geheel uit dit lant zijn
verdreven, soo wordt mij nochtans verhaelt, dat
d'Opzienders van het selve huys, 's morgens na dien
nacht haer Vee, bestaende in Lammeren, Biggen,
Gansen, Hoenderen en andere vermeerdert vinden, so
dat er tegenwoordig noch verscheidene lieden die
offeranden om den geseiden aflaet te verdienen, op
dien avond moeten komen doen".
Frank van Borsselen, de stichter, Heer van St.
Maartensdijk, was gehuwd met Jacoba van Beieren
in 1432 en hij overleed in 1470. Het stichtingsjaar ligt
waarschijnlijk dicht voor zijn sterfjaar.
Voor de ligging had hij een hoog stuk grond van
4 gemeten gekozen, even buiten het dorp. Al heel
vroeg moet de naam „Capoenenhuys" er aan gegeven
zyn, volgens sommigen vanwege de overeenkomst die
er zou bestaan tussen oude mannen en kapoenen
(vetgemeste hanen), of misschien ook omdat er veel
van deze dieren aan het huis geschonken werden.
Omtrent de aanvankelijke grootte van het huis zijn
geen gegevens bekend. Niettemin kan dat niet zo
gering geweest zijn, daar er toch minstens 15 per
sonen in gehuisvest moesten worden.
Van de kapel weten we dat die een breedte had
van 26 voet en een lengte van 110 voet (zie foto en
plattegrond).
rl het gesticht zelf inkomsten te verschaffen had
Frank van Borsselen het tevens enig land ge
schonken, ter grootte van 50 a 100 gemeten. Er ont
stond dus in zekere zin ook een soort landbouwbe
drijf bij huis en kapel, waarvan de gronden aanvan
kelijk werden verpacht.
Ook had de stichting bepaalde privilegiën, als b.v.
vrijdom van impost op het gemaal en van andere
belastingen. Er is verder sprake van een kapoengeld
der molens, hetgeen mogelijk een bijdrage ten bate
van het Kapoenhuis is.
Het Bestuur over het Oude-mannenhuis was het
College van Schout en schepenen te Sint Maartens
dijk. Zij traden op als regenten en sedert de stichting
waren twee personen aangewezen als opzieners over
het huis. Zij voerden het beheer en ontvingen daar
voor jaarlijks 17 Pond Vlaams als bezoldiging.
Eens per jaar werd de rekening afgesloten en na
gezien, hetgeen gebeurde in één der kamers van het
huis ,,ten bijwezen der domestiquen ende oude luy-
den als hebbende kennis van eenige saecken deze
administratie en rekening aengaende".
Ter gelegenheid daarvan werd een overvloedige en
vrolijke maaltijd gehouden op St. Maartensdag (11
november). Veel giften in natura werden dan ont
vangen.
Geruime tijd rendeerde een en ander zeer goed.
Men kocht er nog land by en kwam zelfs de Hervor
ming goed te boven. De gebouwen bleven ongeschon
den en het St. Maartenshuis (zo werd het toen ook
genoemd) ressorteerde daarna onder het toezicht van
de Hervormde kerk. De belangen der bewoners wer
den als voorheen behartigd. Een enkele moeilijkheid
bracht deze verandering wel eens mee, als b.v. toen
Aan de zuidzijde van het woonhuis bevinden zich onder het verlaagde dak de ruimten voor keuken,
melkhok en rechts van de deur de stallen.
een roomsgezinde dienstmaagd gehuurd was. Dit gaf
blijkbaar enige ergernis en het eindresultaat was dat
zij niet gehandhaafd kon worden.
TOCH liepen op de duur als gevolg van de Her
vorming de ontvangsten aan giften terug, al
bleven sommige katholieken wat dit betreft trouw.
Nadeel bracht ook de rumoerige Spaanse tijd als
geheel en de financiële situatie werd gaandeweg min
der rooskleurig. In 1631 bepaalde het stadsbestuur
van S.t. Maartensdijk, dat de stadsgeneesheer, die de
arme zieken in het huis behandelde, daarvoor jaar
lijks 6 pond, 4 schellingen en 4 groten zou krijgen.
Kon het Godshuis dit niet zelf betalen dan zou de
stad dat doen. Geen best teken dus en in 1643 was er
al een groot tekort en moesten de St. Maartensmees-
ters 200 pond Vlaams lenen om de achterstallige
schulden der vorige rekening te kunnen voldoen.
In 1655 daalde het inkomen van de stichting verder
omdat men vanwege de slechte tijden de pachtsom
men der landerijen moest verlagen. Vóór die tijd had
men ten dele de gronden zelf beheerd om betere uit
komsten te krijgen. De knechts waren evenwel niet
altijd even betrouwbaar want in 1653 werd erover
geklaagd, dat levensmiddelen uit het huis op slinkse
wijze naar elders werden meegenomen.
0P 15 juli 1691 treft het Kapoenhuis een grote
ramp, doordat woning en schuur met huisraad,
voorraden en gereedschappen in vlammen opgaan. Al
leen de kapel bleef behouden. Deze wilde men aan
vankelijk als woning voor de oude mannen inrichten,
maar ze bleek te oud en door achterstallig onder
houd vervallen te zijn.
Voor de herbouw van woning en schuur kreeg men
weinig geld l 'jeen. De Staten van Zeeland hadden er
niets voor over. Prins Willem III schonk 200 en
een collecte bracht slechts ruim 26 ponden Vlaams
op. Er zat niet anders op dan geld te lenen, waar
door men de beschikking over 2.000 Caroliguldens
kreeg. Om de aflossingen te betalen moest men lan
derijen verkopen, doch het nieuwe huis kwam er. Het
werd betrekkelijk kort na dit rampjaar gebouwd,
dus nu ongeveer 275 jaar geleden.
Door de zware lasten waarvoor het bestuur zat was
men genoodzaakt nog meer grond te verkopen, ter
wijl het beheer steeds zuiniger gevoerd moest wor
den. Werden de oude mannen voorheen rijkelijk van
bier voorzien, dit kon er nu niet meer af.
Een zware slag volgde enkele jaren later. Hoewel
de St.-Maartenshuizen altijd vrijdom van allerlei be
lastingen hadden gehad, besloot de overheid hieraan
in 1694 een einde te maken. De totale omslag werd
op 1,per gemet gesteld, hetgeen gerekend over de
resterende bezittingen nog steeds een belangrijk be
drag was.
Het bestuur trachtte daaraan te ontkomen, doch
alle protesten hielpen niets. Omdat men niet kon be
talen volgde enkele malen gerechtelijke inbeslagname
der bezittingen, b.v. in 1706 en 1709, welke slechts
kon worden opgeheven door nog meer schulden aan
te gaan. Uiteindelijk was men wel gedwongen nog
meer gronden van de hand te doen, hetgeen o.a. in
1712 gebeurde toen van de oorspronkelijke 185 ge
meten nog eens 89 gemet werd verkocht. De opbrengst
van 624,was echter niet voldoende om belasting
en andere schuld samen 1052,af te doen.
I ANG heeft het St. Maartenshuis als zodanig daar-
na niet meer bestaan. In 1714 staan de bezittin
gen nog op naam van de stichting, maar tussen dat
jaar en 1722 gaat alles over op een particuliere eige
naar en kan daarna van een normaal landbouwbe
drijf gesproken worden.
Het was maart 1720 als op gezag der hypotheek
houders, n.l. de Weledele Vrouwe van Vrijberghe en
de Weezen Armen van St. Maartensdijk verkoop van
huis, schuren, paarden, koeien, voorraden en gereed
schappen plaats vindt. De koper was Jan Koster, die
voor het geheel 4.000 gulden betaalde, een niet on
aanzienlijk bedrag voor die tijd.
We zijn er niet zeker van of in de koop ook de
kapel begrepen was. Waarschijnlijk was dit toch wel
het geval, daar uit andere gegevens blijkt dat deze
toen nog bestond. Maar in 1759 werden voor vernieu
wingen aan het huis balken uit de kapel gebruikt,
hetgeen dus wel het defintieve einde van het kerkje
zal hebben betekend.
Kond de kapel lag ook het kerkhof waar de over
leden bewoners werden begraven. Er werden in de
vorige eeuw en ook bij de herverkavelingswerkzaam
heden geraamten in de grond aangetroffen, die ech
ter ten dele ook afkomstig kunnen zijn van andere
inwoners van het dorp, die hier begraven werden in
een periode dat op de algemnee begraafplaats geen
ruimte meer was.
Tot 1818 was op dit vroegere kerkhof bij het Ka
poenhuis een boomgaard aanwezig, deze is later ge
rooid, waarna het perceel als bouwland gebruikt
werd.
Het is duidelijk te zien dat de gebouwen steeds op
een hoog gelegen perceel hebben gestaan en vooral
het gedeelte vlak voor de woning ligt hoog. Daar
stond eertijds de kapel en lag ook het kerkhof.
In 1825 liep de polder het Oudeland en ook dit ge
deelte ervan, genaamd de St. Maartens kapelhoek,
onder water. De boer van de ..Kapoenhof" kon toen
door de hoge ligging van zijn grond, gezin en vee
redden.
VOOR we enkele gegevens vermelden over de be
woners en eigenaars na 1720, nog een en ander
over deze laat-17e eeuwse woning. Ze werd dus ge
bouwd omstreeks 1692, na de brand, en diende daar
na nog enkele tientallen jaren als woonplaats voor
een klein aantal ouden van dagen.
De liggi:
de zuidzijc
gedeelte, 1
vinden.
Opvallei
voor dit
zuidkant 1
aan de ac
aansluiten
gang vorn
de andere
duidend b
noordelijk<
Men zie
waarop de
de noorde
tegels te z
deeld ovei