De Heilige Stad Sen ontmoeting bij Jeruzalem onvrede op de wereld Symbool van de 5 A. J. ONSTENK FVREDEN gonsde de motor van de grote grijze Peugeot, die zich van Beiroet door het Galilese en Jordaanse land naar Jeruzalem haastte. Simon Pasman floot een wijsje tussen zijn tanden door en liet met een soepel gebaar het stuur door zijn handen terugglijden, nadat hy haarscherp een bocht genomen had. Hij had goede zaken gedaan, eerst in Egypte, toen in Beiroet en straks misschien in Jeruzalem. Met de felle tegenstellingen tussen de Israëlische en Arabische wereld bemoeide hij zich niet. Al tijd wist hij eventuele conflicten handig te omzeilen. Als een van de weinigen die ongemoeid van het ene land naar het andere kon reizen, zorgde hy terdege dat zijn pas of visum geen gevaar liep. Nee, Simon hing één onwrikbaar dogma aan: als je geld wilt verdienen, moet je je buiten de gods dienst en de politiek houden. Niet, dat hy iets tegen het geloof had! Simon behoorde niet by degenen die smalen op de vrome opvoeding in hun jeugd. Integendeel, hij herinnerde zich nog met genoegen de verhalen die hij vroe ger uit de bijbel gehoord had. Soms kon hij bijna met een tikkeltje weemoed terugdenken aan zyn vader, die elke avond een gedeelte uit de bijbel voorlas. Op weg, door het oude land van Galilea en Samaria, naar Jeruzalem, zag hij ineens dat tafe reel weer voor zich. Hij hoorde de wat hese stem van zyn vader: „En zij ontvingen hem niet, omdat zyn aangezicht gericht was naar Jeruzalem". Het fleurige landschap van vrolijke bloemen in helder groen schoof snel langs hem heen. Lelies op het veld! Overigens stamde het levensprincipe van Si mon uit een andere geschiedenis: De hand aan de ploeg slaan en niet achterom zien. In de oorlog was hy uitgeweken naar Engeland om vandaaruit verder te zwerven. Na de bevrijding had hij zich niet meer in het leven van vroeger kunnen inpassen. Al in de verwarring van de oorlogsjaren had hy voorzien dat er geld, veel geld, te maken zou zijn in de Arabische landen in opkomst. Zeker voor de man die handig zaken wist te doen, en daarbij niet al te nauw keek welke zaken dat wa ren. Je moest hier met hetzelfde gemak handgra naten en revolvers verkopen, als balen rijst en kinderspeelgoed. Vanuit Cyrenaica, zijn operatiebasis in het noor den van Libië, reisde Simon nu het hele kustge bied van de Middellandse Zee af. Nee, met politiek liet Simon zich niet in. Met geloof en godsdienst nog minder. Het kon helemaal geen kwaad eens een kerk binnen te lopen, als je maar een paar lengten tus senruimte overliet tussen je eigen leven en de dingen van het geloof. Daarom durfde hij rustig wat te mijmeren over de bijbelse verhalen van vroeger en deed hij ook helemaal geen moeite om ze te vergeten. Bij wijze van spreken, kon hij bij elk dorp dat hij voorbij kwam en bij elk naambord dat hij passeerde wel zo'n oude geschiedenis vertellen. Maar Simon had geleerd er afstand van te ne men. Nog iets dieper trapte hij het gaspedaal in; ver keer was hier nauwelijks, en zijn wagen bekom merde zich niet zoveel om de fikse kuilen hier en daar in de weg. Het stond Simon aan, dat zijn reis zo vlot verliep. Vóór twaalf uur wilde hij in Jeruzalem zijn; een belangrijke afspraak, die wel eens op een juweel van een transactie kon uitlopen! Het Franse chanson dat hy floot, ging zonder meer over in een Amerikaanse tophit, tot hij er zich op betrapte bezig te zijn aan een melodie die ze vroeger bij het mahoniekleurige harmo nium hadden gezongen: „Jezus van Nazareth gaat voorbij!" Dat kwam bepaald omdat hij daarnet Jericho achter zich gelaten had. In de verte werden nu de flats en de moderne hoogbouw van Jeruzalem zichtbaar. Pas op! Daarginds, voordat de weg een bocht maakte, was iets aan de hand! Een opstootje of een aanrijding! Simon minderde snelheid. Dichter bij gekomen zag hij soldaten met een geweer in de aanslag. Als hij zich niet vergiste lag er ook iemand op de grond, en natuurlijk wat nieuws gierige boeren eromheen. Zonder twijfel een van de telkens voorkomende relletjes, of een grensincident. Maar voordat Simon, voorzichtig, door de berm, langs de opstopping heen kon rijden, sprongen de Jordaanse soldaten voor zijn auto en gebaarden heftig dat hij stoppen moest. Simon mopperde en tastte tegelijk naar zijn pas en zijn autopapieren. Terwijl hij remde en opzij keek zag hij dat de gewonde op de weg een Israëli was. De soldaten omsingelden zijn wagen, negeer den de uitgestoken hand met papieren, openden de portieren en beduidden hem, dat hij hen mèt de gewonde naar de commandopost, enkele kilo meters verderop, moest rijden. Blijkbaar was de gevangene belangrijk genoeg om hem met enige voorzichtigheid te behandelen, tot ze hem, na een grondig verhoor, terecht zou den stellen. Simon vloekte en protesteerde dat hij toch niets met die armzalige Jood te maken had. Als hij niet vóór twaalf uur in Jeruzalem was! Hij zou zich beklagen bij de autoriteiten! Maar de soldaten hoorden zijn gemopper met oosterse onverschilligheid aan en hesen intussen de gewonde, met zijn vuile en bebloede noodver band, op de achterbank van de zo goed als nieuwe Peugeot. Of hij wilde of niet, Simon werd gedwon gen de rol van barmhartige Samaritaan te spe len. Knorrig startte hij de motor. Een ogenblik ging het nog in de richting van Jeruzalem; toen lieten ze hem een zijweg inslaan. Eigenlijk was het een toppunt! Natuurlijk was er wel een andere auto te vinden geweest, maar ze vertikten het om zelf iets voor zo'n gehate Jood te doen. Daarom moest hij, een buitenstaander die er niets mee te maken had en die zich steeds buiten hun politieke en godsdienstige kwesties ge houden had, ervoor opdraaien! Zo maar de eerste de beste voorbijganger grepen ze voor hun eigen smerige affaires. De soldaat naast hem gromde in korte bevelen de weg die hij volgen moest. Hy was hier in het grensgebied van Jordanië en Israël. Simon her kende de streek; vroeger was hij er eens ge weest met een gids, die beweerde dat hier Gol gotha gelegen had. Plotseling schrok Simon op! Zo plotseling, dat zijn voet van het gaspedaal schoot en de soldaat naast hem bliksemsnel naar zijn revolver greep. Maar Simon had niets kwaads in de zin. Hem was opnieuw een herinnering te binnen gescho ten. Terwijl hij in het spiegeltje het gezicht van de gewonde Jood zag vertrekken van pijn, hoorde hij weer de hese stem van zijn vader: „En toen zij Hem wegleidden, grepen zij een zekere Simon van Cyrene, die van het land kwam, en legden hem het kruis op om het achter Jezus aan te dragen". Merkwaardig, opvallend merkwaardig, die an dere Simon, van eeuwen geleden, was ook een voorbijganger geweest die niets met de zaak te maken had. Toch werd juist hij gedwongen het kruis voor Jezus te dragen. En hij, Simon Pasman, uit Cyrenaica in Libië, had zich alt;id beijverd poliJ'ek en godsdienst op een afstand te houden. Nu was hij zomaar van toeschouwer medespeler geworden! Nog lang dacht Simon na over de toevallige ontmoeting in de buurt van Golgotha; lang nadat hij de gewonde Jood had afgeleverd en zijn eigen weg weer mocht gaan. Zijn afspraak miste hijvan de voordelige trans actie kwam niets terecht. Toch was het dat niet, waarover Simon zo lang piekerde. Hij vroeg zie1- af of deze ontmoe ting wel toevallig was geweest. Eerlijk gezegd was hij er niet zo gerust meer op, dat hij de herinneringen van vroeger en de dingen van het geloof, in het voorbijgaan, als een min of meer interessant panorama langs zich heen kon laten glijden. Was het hem gelukt Jezus van Nazareth onge merkt voorbi; te lopen? Jezus, op weg naar Golgotha! „En ze grepen een zekere Simonn Uit: „Toen het begon te lichten", nieuwe bundel Paasverhalen. Uitgave J. N. Voorhoeve, Den Haag. BERLIJN VAN HET NABIJE OOSTEN JERUZALEM, de Heilige Stad, die reeds door David werd bezongen, de stad waarover Christus weende, dit Jeruzalem, de stad des vredes, heeft de ware vrede nimmer gekend Sinds de heugenis der eeuwen is de Heilige Stad, heilig voor Christenen, Joden en Mohammedanen, de meest betwiste van alle steden. En wie vandaag aan de dag de verscheurd heid der mensheid in al haar pyn op zich in wil laten werken, hy kan dit in Jeruzalem doen. De puinhopen, die de brede strook tussen de oude en de nieuwe stad ontsieren, zyn de tastbare herinneringen aan de bloedige strijd, die in 1948 in de straten van deze stad is gestreden. Thans is Jeruzalem het Berlijn van het nabije oosten. De oude stad maakt deel uit van het Hasjemitische koninkrijk van koning Hoessein van Jordanië, de nieuwe stad is in handen der Israëliërs. Zo is dit gespleten Jeru zalem het symbool van de onvrede, die er in de wereld is. NIET DE GLORIE VAN HET KRUIS DUIZENDEN pelgrims uit de gehele wereld trekken jaarlijks naar de Heilige Grafkerk in Jeruzalem. Talloze duizenden vóór hen hebben in de loop der eeuwen deze reis reeds ondernomen. Daar, in een kleine kapel, ligt de steen waarop de gestorven Christus zou zijn neergelegd, daar zijn de eeuwen door pelgrims in vrome aandacht neergeknield, dat is het doel van deze reis, die ook nu nog duizenden Christenen maken. Maar als we de basiliek verlaten, staan we plotseling in een totaal andere wereld. Want het oude Jeruzalem is de speerpunt en de exponent van de Arabische wereld. In de nauwe straatjes krioelt het leven van eeuwen geleden, al hielden de verweerde muren die de stad omgorden, hier het leven vast. Overal op straat zien we mannen zitten met de benen onder het lichaam gekruist, bedachtzaam dampend uit hun waterpijpen, terwijl hun ogen spiedend rondgaan. Briefschrijvers zitten met hun tafeltjes tegen de muur en maken tegen matige vergoeding de correspondentie op. Gebrekkigen en bedelaars liggen te slapen op de grond in de schaduw van de stadsmuren. Overal worden we omzwermd door bedelende kinderen, die de toeristen om geld en lekker nijen smeken. De gehele levensstijl in de oude stad wordt gekenmerkt door de typisch oosterse sleur. Men leeft bij de dag, men taalt niet naar een maatschappelijke positie die het prestige kan versterken, want het is geen schande om geen succes te hebben. HOESSEIN OP DAVIDS TROON DOCH HET OUDE Palestina bestaat niet meer. Toen koning Abdoellah van Jordanië in 1948 de strijd tegen Israël aangordde, wist hij het Arabische deel van het land te annexeren inclusief de oude stad van Jeruzalem. En zo heerst koning Hoessein, Abdoellah's kleinzoon, thans in een groot deel van het rijk van David en Salomo, zittend op de troon van Jeruzalem, De droom van de terugkeer naar de oude stad is bij de zonen van het Joodse volk blijven leven. En het vervult ook de Christenen met weemoed de Heilige Stad in handen der Arabieren te weten. De Heilige Stad, die eens de rouw van het Kruis heeft gedragen, wordt van de heidenen vertreden, gelijk Jezus heeft geprofeteerd. Maar allen die Jeruzalem op zich laden, zullen zich deerlijk verwonden, heeft de profeet Zacharias voorspeld. Men moet voorzichtig zijn met het toe passen van deze waarheid, maar koning Abdoellah hééft zich verwond. In de zomer van 1951, toen hij op de trappen van de Rotskoepel tot Allah bad voor de zege zijner wapenen, viel hij door moordenaarshand BOTSING THANS is de stad het Berlijn van het nabije oosten. De oude stad is in handen der Arabieren, de nieuwe stad met zijn imposante Hebreeuwse uni versiteit (1925) is in handen der Israëliërs. En evenals in Berlijn zijn ook in Jeruzalem afzonderlijke delen van de stad steeds meer een eigen leven gaan leiden. Tussen de oude en nieuwe stad bestaan de scherpste contrasten. Het nieuwe Jeruzalem is de exponent van het welvarende westen, de oude stad die van het onderontwikkelde oosten. In de oude stad bedelende kinderen, armoedige woningen en rammelende autobussen. In het nieuwe Jeruzalem grote flat gebouwen en hypermoderne vervoersmiddelen. Oosterse sleur contra westerse deskundigheid. Botsing tussen twee cultuurpatronen, die aanknoopt bij analoge processen in het overige Azië en in ontwakend Afrika. Nog altijd ligt er een stormcentrum boven Israël, dus ook boven de nieuwe stad. De Arabieren hebben niet berust in de terugkeer van de Joden in hun oude vaderland. Jeruzalem blijft een verdeelde stad. En de christenheid, de derde erfgenaam van de stad, kan haar aanspraken niet meer doen gelden. Zal Jeruzalem dan nooit de glorie van het Kruis dragen?

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 5