lets over kaas
HET MOEILIJKE OFFER
G'
Kaas bewaren
Jong en belegen
BEKENDHEID
GEBRUIK
182
Ml
lllltóBll lÉill
i
1^
53/j
t5\
7/||
4
Vrijwel alle huisvrouwen kennen de gangbare Nederlandse kaassoorten
als Goudse, Leidse en Edammer. Geheel anders staat het met betrekkelijk
nieuwe Nederlandse kaassoorten als Kernhem en St Paulin, waarvan resp.
13 en 8 van de huisvrouwen weieens hebben gehoord, een situatie die
ten opzichte van 1963 slechts weinig is veranderd. Buitenlandse kaassoorten
als Camembert, Roquefort en Emmenthaler genieten in ons land een grotere
bekendheid met name in de drie grote steden. Dat neem'; echter niet weg, dat
meer dan de helft van de huisvrouwen die verklaren van deze kaassoorten
te hebben gehoord, ze zelf nooit gebruiken.
Deze en andere gegevens heeft het onderzoek opgeleverd dat in het afgelo
pen voorjaar bij 1750 huisvrouwen in het hele land werd verricht door het
Nederlands Instituut Agrarisch Marktonderzoek (N.I.A.M.) te Den Haag in
opdracht van het Nederlands Zuivelbureau in Rijswijk. Een dergelijk onder
zoek vond tevens in 1963 plaats, zodat in vele gevallen vergelijkende resul
taten werden verkregen.
Het is een bekend feit dat kaas bijzonder gevoelig is voor temperatuurs-
invloeden en vochtigheid. In dit verband zijn de uitkomsten van het N.I.A.M.-
onderzoek wat het bewaren van kaas betreft door de huisvrouw nogal ge
ruststellend: slechts één op de acht huisvrouwen zet de kaas onverpakt weg.
Opvallend is, dat dit vooral in het noorden van het land plaats vindt: het
percentage onverpakt bewaren van kaas is hier 28 tegen b.v. 7 in de grote
steden en in de zuidelijke provincies.
Waarin wordt kaas nu door de Nederlandse huisvrouw bewaard. Een derde
van hen gebruikt voor dit doel plastic materiaal (zakjes of bakjes), een
kwart van de huisvrouwen laat de kaas in papier zitten en een bijna even
groot aantal gebruikt een kaasstolp. Aluminiumfolie wordt wel genoemd,
doch wordt nog slechts sporadisch gebruikt.
Kaas is kaas, kan men zeggen, maar uit het gehouden onderzoek is duide
lijk gebleken, dat het er voor de huisvrouw wel degelijk toe doet of ze met
jonge of belegen kaas te maken heeft. Tijdens het vraaggesprek werd van
een aantal begrippen nagegaan, in hoeverre men deze vond passen bij jonge
resp. belegen kaas. De antwoorden laten aan duidelijkheid niets te wensen
over.
In de eerste plaats blijkt dat men jonge kaas hoofdzakelijk associeert met
vrouwen, belegen kaas met mannen. Het element „gezond" overweegt bij
jonge kaas, daarentegen verkiezen twee van de drie huisvrouwen het woord
„lekker" boven „gezond" wanneer het om belegen kaas gaat. Jonge kaas
wordt in het algemeen ook meer „gewoon" gevonden, belegen kaas meer
„bijzonder". Alhoewel men kaas in het algemeen meer gezellig dan saai
vindt, geldt de gezelligheid toch nog wat meer voor de belegen kaas dan
voor de jonge. Hierin zullen de kaassnacks op borrelavondjes en andere ge
zellige gelegenheden niet vreemd zijn. Dat jonge en belegen kaas dus een
eigen „gezicht" hebben, is in ieder geval duidelijk aangetoond door het ge
houden onderzoek.
DE BEKENDHEID MET EN HET GEBRUIK VAN
DIVERSE SOORTEN KAAS DOOR DE HUISVROUWEN
edammer kaas
soms regelmatig
percentage:
]S7 70[
i—-
smeerkaas
pypse kaas
ily
leidse, kaas,
boeren kaas
49 20
friese nagelkaas
30 23
3°\
camembert
limburgse kaat»
35
emmenthaler kaas
27
roquefort
kernhem kaas
st. paulin
v.peltI
13
9 21
(Vervolg van pag. 3)
nog stuitte hij op een grote menigte, die voor het
fraaie paleis van de landvoogd Pontius Pilatus dein
de als een zee in grote beroering. Tussen deze mur
melende schare kronkelden zich als roofdieren ge
kromde mannen met lange mantels en baarden en
zwartfonkelende ogen, die David herkende als
schriftgeleerden en leden van de fanatieke secte
der Farizeeën. Als slangen sisten zij de mensen het
gif van hun woorden in gretig luisterende oren:
"Dood aan de godslasteraar!"
Plotseling zwol het rumoer aan, en alle halzen
rekten zich in de richting van het platform voor
het paleis van Pilatus, waar uit de schaduw der
blinkende marmeren zuilen een man in het reeds
felle zonlicht trad. Naast hem trad de Romeinse
stadhouder. Deze sloeg zijn tunica naar achteren
en riep, wijzende op Jezus die naast hem stond:
"Ecce Homo, Zie de Mens."
En allen zagen, sommigen met de wellust van
het dier dat bloed ruikt, de deerlijk mishandelde
man, die zij enkele dagen tevoren met palmtakken
en Hosanna's als hun koning binnen de muren van
Sion hadden gehaald. Ook zijn discipelen en gelief
den zagen hem en hun harten braken, maar ook
zij begrepen niet waar nu de kracht bleef, die doden
had doen herrijzen.
Jezus stond daar als de verachtelijkste der schep
selen, getooid als een nar. Zijn hoge, eens zo sneeuw
blanke voorhoofd kleefde nu vol bloed. Het sijpelde
in straaltjes vanonder een met wreed raffinement
gevlochten doornekroon, ten spot van Zijn koning
schap. David kromp in elkaar op zijn paard. "Het
is alsof de wereld in Hem leegbloedt", fluisterde
hij met droge lippen voor zich heen.
MAAR ER WAS geen mededogen met de mens,
die zijn liefde gepredikt had en kranken van
legersteden oprichtte, want had hij het ook niet ge
waagd de ongerechtigheid te geselen met goddelijke
toorn?
Zijn heildoende vinger had zich ook gelegd tot
!n het binnenste van mensenharten, duistere en
smerige broedplaatsen van alle onheil en dat konden
zij hem niet vergeven. Rauw krijste het: "Kruist
hem, kruist hem!" over Jeruzalem en niemand be
greep dat zij God in hun midden gingen doden.
Ook David zag dat nog niet. Hij zag alleen de
man die zijn geliefde had kunnen redden en nu ter
dood gebracht zou worden, en de man die de Ver
losser Israëls had kunnen zijn, maar slechts een
armzalige bleek, wiens bijzondere gaven met de
hem toegediende geselslagen tot niets verschrom
peld waren. Teleurgesteld wendde hij zich af, met
grote angst in zijn ziel om het lot van Ruth, een
vrees die even later bewaarheid werd, toen een
van zijn trouwe dienaren hem voor de voeten viel
en hem de dood van zijn beminde meedeelde.
Verdoofd door de vreselijke slag, liet David zich
nu willoos meevoeren in de uitzinnige menigte. Hij
wist niet dat hij Jezus volgde op zijn lange kruis
gang naar de Hoofdschedelplaats, een kale heuvel
buiten de poorten van Jeruzalem. De menigte om
hem heen joelde en lachte als gingen zij op naar
een feest. Het leek David alsof hij op de bodem
van een stikdonkere oceaan lag en hij al het rumoer
van de wereld oneindig ver boven hem heen hoorde
gaan. Dit duurde tot hij met ontzetting staarde
naar een opgericht kruis. Zonder besef wat hij ge
daan had, stond hij plotseling aan de voet en staar
de omhoog, naar Jezus de Nazarener, de "Koning
der Joden", zoals Pilatus op een groot bord had
laten schrijven en op de kop van het kruis had doen
bevestigen en van wie niemand tot op de huidige
dag weet, of hij het gemeend heeft of niet.
QVERMEESTERD door ondraaglijk leed kon David
het niet langer aanzien en ijlde hij als een
dolzinnige naar het huis waar hij zijn geliefde Ruth
dood zou aantreffen. Tussen de rouwklagende vrou
wen wierp hij zich aan de sponde van de gestorvene
neer en streelde haar witte gelaat, waarop een trek
van grote verwachting lag, als hoopte zij dat de
hemel zou opengaan en de zaligheid over de moe
gestreden aarde zou stromen als een levenwekkende
balsum op een open wondeToch wilde het beeld
van de zieltogende Jezus op dit moment niet uit
David's verbijsterde geest wijken.
Terwijl hij zo verslagen teneer lag, bemerkte
hij, dat het geklaag der vrouwen plotseling ver
stomde. Allen zagen angstig op naar de hemel, die
onverwachts verdonkerde, terwijl de zon als met
een zwart scherm werd behangen. Geen vogel zong
meer en grote stilte, diep als het heelal, vervulde
de aarde. Zij hoorden alleen nog het suizelen van
de eeuwigheid, alsof tijd en ruimte opgelost waren.
Tot de aarde dreunde en schudde en de golven
der zee oprezen als bergen en de zwarte hemel
besprongen. Jahwè sprak in donderslagen, zoals
zelfs de oudsten onder hen nimmer gehoord had
den. De wereld waggelde en de aarde scheurde met
vreselijk geweld. God was vermoord en de hel
triomfeerde. "Dit is het einde, waarover de profeten
van ouds hebben gesproken", dacht David en het
beroerde hem nauwelijks.
Verwezen als een dronkeman staarde hij naar
het gelaat voor hem.
IN DE VRESELIJKE spanning van deze ogenblik
ken, dat de wereld om hem heen uiteen viel, leek
het hem of de natuurkrachten die zich openbaarden
zelfs de dood in beroering brachten, want tot twee
maal toe zou hij hebben kunnen zweren, dat er een
trilling voer door de strakke trekken van de dode.
Met een kreet sprong hij op, toen hij in het felle
bliksemvuur haar hand zag bewegen. Hij greep die
hand en boog zich over Ruth heen. Toen sloeg zij
haar ogen open en zag hem met grote verwonde
ring aan. "Ik moet lang geslapen hebben, mijn
liefste. Maar in die slaap is alles goed geworden.
Jehova heeft mij de zekerheid in het hart gelegd.
Zie mij rustig." Maar David antwoordde nog niet.
Hij nam haar in zijn armen en voelde hoe zij warm
en levend werd.
Nog zat hij zo, toen de klaagvrouwen met de
armen boven de hoofden geheven binnen traden
en riepen: "Wee ons, de doden verrijzen uit hun
graven, wij hebben ze gezien nu het licht weer in
de zon teruggekeerd is." Inmiddels was de zonsver
duistering voorbij en het natuurgeweld verstomd
en zagen zij ook Ruth. "Ook gij, ook gij", fluisterden
zij ontzet. Toen begreep Ruth dat zij opgewekt was
uit de slaap des doods en verwonderde en verblijdde
zich met allen die in het huis waren. Doch David
trad in de eenzaamheid en dankte Jahwè voor het
wonder.
Hij verstond dat Jezus eerst sterven moest om
de dood te kunnen overwinnen en als heerser over
leven en dood een eeuwig rijk zou bouwen, waarin
ook Israël te zijner tijd een plaats zou krijgen.
H. VERWEY.