Hoe ligt de arbeidsproduktiviteit en opvolgingssituatie op Walcheren? 23 Het L. E. I. heeft in het verleden reeds enkele malen een onderzoek ingesteld naar de arbeidsproduktiviteit van de ge mengde bedrijven op de zandgronden. In deze studies komt duidelijk naar voren dat de verhouding tussen werkgelegenheid en arbeidsbezetting de belangrijkste faktor is welke het vraag stuk van de kleinere bedrijven beheerst. Voor oorlog werd de produktiviteit (per man) veelal verhoogd door teelttechnische vindingen, waardoor de opbrengsten per ha en per dier sterk zijn gestegen. Na de oorlog is een verdere verhoging van de produktiviteit vooral gezocht in een verhoging van de arbeids- efficiëncy en toeneming van de mechanisatie. Echter over de arbeidsproduktiviteit op de kleine bedrijven in de zeekleige bieden, was in het algemeen weinig bekend. De ontwikkeling die thans gaande is op het gebied van de mechanisatie, de rationalisatie, het loonwerk e.d. brengt met zich mee dat ook middelgrote bedrijven voor omvangrijke problemen worden gesteld. Naarmate de bewerkingskapaciteit per man toeneemt, kan de arbeidsbezetting per bedrijf kleiner worden. Hierdoor wordt een toeneming van het aantal eenmansbedrijven in de hand gewerkt, terwijl ook het aantal bedrijven dat aan een man voldoende werk biedt verder afneemt. De problemen rond de arbeidsproduktiviteit liggen dan ook niet alleen op de bedrijven op de zandgronden. Nauw met het vraagstuk van de arbeidsproduktiviteit ver weven is het vraagstuk van de boerenzoons. Immers een voor waarde voor het verkleinen van de grote verschillen in arbeids produktiviteit tussen grote en kleine bedrijven de bedrijfr»- vergroting kan slechts gerealiseerd worden door een vermin dering van het aantal opvolgers. |N samenwerking met de R. L. V. D. voor de Zeeuwse Eilanden werd door het L. E. I. op 252 bedrijven groter dan 1 ha op Walcheren een onderzoek inge heid. Een breed opgezet onderzoek naar de arbeidsproduktiviteit, het produktie- plan en de arbeidsbezetting op deze Walcherse bedrijven. In een uitvoerig verslag »et een aantal bijlagen zijn de vele gegevens van dit onderzoek kort geleden gepu bliceerd. Plaatsruimte belet ons te uitvoerig op de vele interessante gegevens uit 'deze publikatie in te gaan. Wij moeten dan ook kortheidshalve met enkele van de belangrijkste gegevens volstaan. Diegenen onder onze lezers die vollediger om trent e.e.a. geïnformeerd willen worden zouden wij willen adviseren van het vol ledig verslag kennisje nemen (verslag no. 151 - prijs 3,Te bestellen door over schrijving van dit bedrag op giro 41.22.35, t.n.v. het L. E. I., Den Haag, onder ver melding van het nummer van deze publikatie). Een aantal bedrijven op Walcheren is zoals bekend, kleiner dan 10 ha. Het Wal cherse bedrijf is in het algemeen een gemengd bedrijf waarop naast de akkerbouw, de rundveehouderij een belangrijke plaats inneemt. Ook begint er langzamerhand wat belangstelling te komen voor de varkenshouderij. De ontwikkeling van de tuinbouw gaat zeer traag, waarbij de ligging ten opzichte van de markt niet gun stig genoemd kan worden. De arbeidsbezetting en de opvolgingssituatie op de Walcherse bedrijven brengen dan ook problemen met zich mee INTENSIVERING OF MINDER ARBEIDSKRACHTEN AANZIENLIJKE verschillen blijken er te bestaan tussen de grote en kleine bedrijven betreffende de arbeidsproduktiviteit. Op bedrijven groter dan 30 ha kan deze, in het algemeen, tweemaal zo hoog gesteld worden als die op de be drijven van 15 ha. De hoogste arbeidsproduktiviteit wordt gevonden op bedrij ven, waar de boer het werk alleen verricht. Ook op bedrijven, waar alleen de echt genote naast de boer meewerkt, wordt nog een relatief hoge produktiviteit aange troffen. Naarmate het arbeidsbezettingstype meer perscnen omvat wordt deze lager. In het bijzonder in die gevallen waar twee zoons meewerken. Dat wijst op ten onvoldoende afstemming van produktieomvang en arbeidsbezetting. Ónder handhaving van de huidige bedrijfsgroottestruktuur zal een oplossing van het probleem van de verschillen in arbeidsproduktiviteit dan ook gezocht moeien worden in intensivering en/of vermindering van de arbeidsbezetting op de kleinere bedrijven. Duidelijk wordt n.l. in het rapport aangetoond dat er via een verminde ring van de arbeidsbezetting mogelijkheden zijn de arbeidsproduktiviteit op te voeren. De bedrijven met meewerkende zoon en/of vreemde arbeidskrachten blijven in produktiviteit opvallend achter bij de eenmansbedrijven. OPVOEREN INTENSITEIT I1IT de bestudering van het produktieplan blijkt dat op de bedrijven beneden 5 ha reeds vrij veel tuinbouw voorkomt waarbij een veelheid van gewassen wordt voortgebracht. De bedrijven van 520 ha hebben een vrij uniform bouwplan met de nadruk op de verbouw van granen en hak vruchten. De melkveehouderij is reeds intensief op de kleine bedrijven, maar de produktietakken varkens en pluim vee die in veel mindere mate van een bedrijf gebonden zijn komen slechts spora disch in grote eenheden voor. Een intensivering in de richting van tuinbouw of veredelingsproduktie behoort tot de mogelijkheden. Wel wordt erop gewezen dat beide richtingen zeer hoge eisen stellen aan vakmanschap, en ondernemerskwali- teiten. Ook de financiering van deze produktietakken zal de aandacht vragen. Het rapport stelt dan ook nadrukkelijk dat de mogelijkheden om via tuinbouw of ver edeling de bedrijfsomvang te vergroten lang niet voor alle kleinere bedrijven aan wezig zullen zijn PRODUKTIVITEIT PEN belangrijke verbetering van de produktiviteit zou op een aantal bedrijven wellicht al mogelijk zijn door de meewerkende zoon tijdelijk elders te werk te stellen, alvorens hij ingeschakeld wordt op het eigen bedrijf. Naast het voordeel van verruiming van de gezichtskring en het opdoen van vakkennis komt hierbij nog het voordeel van gedeeltelijke zelfvoorziening in de kapitaalsbehoefte bij de bedrijfsoverneming. Ook het gedeeltelijk thuis en gedeeltelijk op bedrijven met een tekort aan arbeid meewerken zou de produktiviteit kunnen verhogen. Meestal zal deze periode betrekkelijk kort zijn, mede uit overwegingen dat de ouder wordende vader dagelijks alleen het vee moet verzorgen. De bezwaren die verbonden zijn aan een eenmans gemengd bedrijf leiden er toe de oplossing mee* te zoeken in een tweemansbedrijf, ate de zoon bewust wil opvolgen. HET OPVOLGINGSVRAAGSTUK AP de onderzochte bedrijven is het aantal potentiële opvolgers per honderd bedrijven relatief hoog en bedraagt vijftig; de generatiedruk is 1,2. Het blijkt dat er voor bedrijven kleiner dan 10 ha minder opvolgers dan vrijkomende bedrij ven zijn terwijl de situatie voor die bedrijven die groter dan 10 ha zijn juist het omgekeerde het geval is; dus meer opvolgers dan er bedrijven beschikbaar zullen komenVoor de grotere bedrijven wordt de verwachting uitgesproken dat nog één van de drie aanwezige zoons (van de onderzochte bedrijven!) uit de landbouw zullen moeten afvloeien dan wel in een ondergeschikte positie zullen blijven. De kleinere bedrijven hebben naar het blijkt reeds eerder noodgedwongen een keuze moeten doen en gedaan. Uit het onderzoek is gebleken dat de reeds buiten de land bouw werkende zoons alle afkomstig zijn van bedrijven kleiner dan 15 ha. Ook van de in loondienst werkende zoons is voor het merendeel daarvan afkomstig. Op merkelijk is dat de zoons van de grotere bedrijven voor meer dan de helft hoofdar beider zijn OPLEIDING DE moeilijkheden rondom de secundaire afvloeiing van boerenzoons, waardoor ook, via de vermindering van de arbeidsbezetting, opvoering van de produk tiviteit mogelijk wordt, worden nog versterkt door de zeer éénzijdige opleiding welke deze boerenzoons hebben genoten. Veruit het merendeel heeft voortgezet onderwijs in de agrarische richting gevolgd zonder dat er aandacht is besteed aan algemeen vormend of vaktechnisch onderwijs buiten de landbouw. Meer dan voor heen zal het noodzakelijk zijn vroegtijdig een beslissing te nemen over de beroeps opleiding en de beroepskeuze van de kinderen. Het komt n.l. maar al te vaak voor de dat men eerst op latere leeftijd gaat (moet) besluiten een beroep buiten het landbouwbedrijf te kiezen. Het gemis aan algemeen vormend onderwijs heeft tot gevolg, dat vele boerenzoons va» de kleinere bedrijven als landarbeider elders werk moeten vinden. Omscholing; kan één van de mogelijkheden zijn voor afvloeiing- van oudere boerenzoons uit de landbouw. Ook kippen kunnen het arbeidsinkomen verhogen. Vergroting van produktie die aan de grond gebonden is.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 23