Onopgeloste veehouderijproblemen Witt V dat Westduitse verbetering marktstructuur Samenwerking E.N.C.K. en Deitachemie 19 DIJ het persdebat over de veehouderij heeft de Tweede Kamer zich uitgesproken voor de direkte invoering van de volle overheidsbijdrage in de kosten van de georganiseerde dierziektebestrijding 0,25 per 100 kg melk, die de Regering zich voorstelde in twee etappes, resp. 0,10 in het melkprijsjaar 1966/'67 met 0,15 in 1967/'68 uit te voeren. Echter de grootste fractie in de Tweede Kamer bond de uitvoering van dit besluit aan de beperking, dat de vereiste meerdere geldmiddelen, ongeveer 7 miljoen, gevonden dienen te worden binnen het kader van de Rijksbegroting. Daar Minister Biesheuvel verklaarde dat de Landbouwbe groting 1966 daartoe geen ruimte biedt, ziet het er nog niet naar uit dat deze overheidsbijdrage geëffectueerd zal worden. Algemene instemming verwierf de aankondiging van de Minister, dat het bestuur van het Ont- wikkelings- en Saneringsfonds voor de Landbouw in staat zal worden gesteld een wat ruimer beleid te voeren, vooral toen bleek, dat het ruimere beleid het fondsbestuur in staat zal stellen alle per 1 maart 1966 ingediende aanvragen om financiële bijstand in ontwikkelingsprojecten, voor zover beantwoordende aan de gestelde normen en dus voor goedkeuring in aanmerking komen, in te willigen. Daarmede is een bedrag gemoeid van 45 a 50 miljoen gulden. Er zijn 7700 aanvragen voor ontwikkelingsbedrijven en 760 voor mon tagestallen ingediend. DE MELK- EN RUNDVEEPRIJS IVE Minister wees er op dat naast de rentabiliteit van de produktie de Regering ook rekening moet houden met andere factoren. Zoals binnenlandse af zet melk- en zuivelprodukten, handelspolitieke aspec ten, kosten levensonderhoud en het gemeenschappelijk landbouwbeleid. Betreffende de rentabiliteit van de melkveehouderij en de vergelijking die wordt getrokken tussen de te verwachten inkomens van het vorig jaar en dit jaar N de praktijk de middeling van winsten en lonen waarover we nu enkele weken schrevenheel wat meer moeilijkheden zal geven dan de eenvoudige voorbeeldjes welke we gavenzouden doen vermoeden? Het is niet onze bedoeling hierop diep in te gaanmaar we willen toch deze week nog enkele punten bespreken. Laten we eens een aantal gevallen noemen die tot complicaties leiden. 1. De belastingplichtige heeft inkomensbestanddelen die niet voor middeling in aanmerking komen. We noemen als zodanig b.v. effectenrente en huur of pacht. 2. Er doen zich t.a.v. de inkomensbestanddelen, die voor middeling in aanmerking komen, verlies gevende jaren voor en dus is er de verliescompensatie. 3. Er is sprake van winstbestanddelen die vallen onder het tarief van art. 57 (proportioneel tarief van 20—40 4. De belastingplichtige heeft aftrek voor ouderdom of invaliditeit. 5. Gedurende een driejarige periode doet zich een tariefswijziging voor. 6. De winst der onderneming wordt berekend over een boekjaar dat van het kalenderjaar afwijkt. A L deze feiten kunnen tot gevolg hebben dat meer ingewikkelde berekeningen moeten worden op- gesteld en dat twistvragen rijzen. We zullen in deze artikeltjes niet op al deze mogelijkheden en moeilijkheden ingaan, maar slechts een paar nog eenvoudige voorbeelden geven. 1965 Bel. inkomen f 10.000 en f 8.000 overige bestanddelen 1966 Bel. inkomen f35.000 en f15.000 overige bestanddelen 1967 Bel. inkomen f15.000 en 7.000 overige bestanddelen In hoeverre hier nu van art. 67 (middeling) gebruik kan worden gemaakt zowel voor belastingplichtige in tariefgroep II als in III7. en met welk resultaat. De berekening hiervan is als volgt op te stellen: A. Tariefgroep II Tariefgroep III7 Jaren Te bet. Ink. bel. Te bet. Ink. bel. 1965 Winst Overige bestanddelen 20.000,— f 8.000,— Bel. inkomen f 18.000,— f 3.863,— f 1.801,— 1966 Winst Overige bestanddelen f 35.000,— f 15.000,— Bel. inkomen f 50.000,— 20.364,— f 17.116,— 1967 Winst Overige bestanddelen 15.000,— 7.000,— Bel. inkomen f 22.000,— f 5.495,— f 3.145,— Na middeling wordt de situatie als volgt: 10.000 Gemiddelde ondernemingswinst 29.722,— 35.000 15.000 3 f 22.062,— f 20.000,—. B. Tariefgroep II Tariefgroep III7 Jaren Te bet. Ink. bel. Te bet. Ink. bel. 1965 Winst Overige bestanddelen f 20.000,— f 8.000,— Bel. inkomen 28.000,— f* f 8.295,— f 5.636,— 1966 Winst Overige bestanddelen f 20.000,— f 15.000,— Bel. inkomen f 35.000,— f 11.872,— 3.963,- 1967 Winst Overige bestanddelen f 20.000,— 7.000,— Bel. inkomen 27.000,— 7.826,— 5.206,— Belasting volgens aanslagen (zie A Totalen na herrekening f 27.993,— 29.722,— f 27.993,— 19.805,— 22.062,— f 19.805,— Verschillen Niet teruggegeven ivordt 5 van de totalen na herrekening 5 van f 27.993, 5 van f 19.805, f 1.729,— f 1.399,— f 2.257,— f 990,— Teruggave f 330,— f 1.267f Behoudens ter beantwoording van vragen zullen we nu verder dit onderwerp laten rusten. MEIJERS. N.B. We herinneren er onze lezers nadrukkelijk aan dat de tariefwijziging 1966 buiten beschouwing is gelaten. merkte de Minister op dat dit jaar ernaar gestreefd is de werkelijke arbeidskosten zogoed mogelijk te benaderen (stijging 8l/2 Dit in tegenstelling tot het vorige jaar toen werd uitgegaan van een stijging der C. A. O.-lonen van 5%, terwijl bekend was dat deze stijging veel groter zou worden. Bovendien is toen bij de calculatie geen rekening gehouden met de stijging van de voedergraanprijzen, dis aanzienlijk zijn geweest. Het voedergraanprijspeil ondergaat dit jaar nagenoeg geen verandering. KOSTPRIJS OMLAAG ALS nieuwe richtprijs van 33,5 cent inderdaad krap "is daaraan was in de gegeven situatie, door dat ook met andere factoren rekening moest worden gehouden, niet te ontkomen laat men dan zelf alles doen om uit de markt te halen wat er inzit, gelet op de mogelijkheden bij de verwerking en de afzet van de melk tot kostenverlaging en opbrengstverhoging. De Minister wees ook op de grote kostprijsverschillen tussen de individuele veehouderijbedrijven. Voor vele veehouders is de nieuwe richtprijs een aantrekkelijke prijs, doordat zij er in geslaagd zijn door een doel matige bedrijfsvoering hun kostprijs relatief laag te houden. Voor vele andere veehouders kan de nieuwe richtprijs een aanvaardbare prijs worden, indien zij erin slagen hun te hoge kostprijs omlaag te brengen. Het geheel van het markt- en prijsbeleid voor melk en rundvlees overziende, en rekening houdende met alle factoren die hierop van invloed zijn, meende de Minister geen andere conclusie te kunnen trekken. Daarmede niet willen zeggende dan dat het geheel verantwoord is te achten, dat met dit beleid de pro blemen voor de melkveehouderij zouden zijn opgelost. „Ik weet wel beter", aldus de Minister. „Maar men dient wel te beseffen dat wij niet de gehele agrarische problematiek via het markt- en prijsbeleid kunnen oplossen". „I ANDBOUWWERELDNIEUWS" meldt dat onder het hoofd „Verbetering marktstructuur" in het kader van het Groene Plan ten behoeve van de E. E. G.-aanpassingshulp een bedrag van DM 150 min. op genomen is, dat o.a. voor de volgende projecten is bestemd. Voor de horizontale integratie is voorlopig DM 32,5 min ter beschikking gesteld. Van dit bedrag is DM 0 min voor de teelt van zaaizaad van kwaliteitstarwe. Voorts is voorzien in maatregelen voor de tuinbouw. De financiering van de producentengroeperingen van mestvarkens, biggen, slachtrunderen, eieren en slachtpluimvee zal worden voortgezet. Voor het eerst zullen fondsen worden uitgetrokken voor de op richting van schapenmesterijen. Verder is voorzien in de financiering van gemeen schappelijk stichten van bewaarplaatsen voor poot- goed, alsmede het drogen en bewaren van aardappe len en granen. Ter financiering van de verticale integratie is een totaal bedrag van DM 86 min uitgetrokken. Hiervan wil men ca. DM 50 min besteden voor de sanering van zuivelfabrieken. Het ligt in de bedoeling om de overige middelen evenals in 1965 te besteden voor de bouw van installaties t.b.v. opslag en sortering van fruit, groenten en aardappelen, opslag en verwer king van rundvlees en varkens, alsmede moderni sering van suikerfabrieken. Tenslotte wordt steun toegezegd voor de afzet van gevogelte, eieren en honing, alsmede voor opslag en afzet van sierteelt- produkten. De sedert 1962 in Deitachemie N.V. te Vlaardin- gen deelnemende organisaties, de Nederlandse Stikstof Maatschappij N.V. (N.S.M.) te Sluiskil, de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Kunstmestfa- briek (E.N.C.K.) te Vlaardingen en GEBECO en CIV-Chem te Rotterdam, hebben besloten tot een wijziging in de bestaande verhouding van samen werking. De N.S M., CEBECO en CIV-Chem zullen hun participatie in Deitachemie N.V. (onder bepaalde voorwaarden) overdragen aan de E.N.C.K. waar door de bedrijven van E.N.C.K. en Deitachemie, die reeds op één terrein gevestigd zijn, volledig kunnen gaan samenwerken. Toen destijds de Nederlandse Stikstof Maatschap pij als aandeelhouder bij Deitachemie N.V. betrok ken werd, verwierf de coöperatieve groep, bestaan de uit E.N.C.K., CEBECO en CTV-Chem, belang in de N.S.M. Nu de N.S.M. uit Deitachemie treedt, treedt de coöperatieve groep ook uit de N.S.M. Tussen de coöperatieve organisaties zal gestreefd worden naar een samenwerkingspatroon, waarbij CEBECO en CIV-Chem de distributie zullen verzor gen, terwijl de E.N.C.K. met gebruikmaking van de apparatuur van Deitachemie voor de produktie verantwoordelijk zal zijn. Vooruitlopend op deze ontwikkelingen hebben de directies van E.N.C.K. en Deitachemie in januari j.l. het beheer van beide bedrijven reeds gecentrali seerd.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 19