Mededelingen - Rapporten - Publikaties K. I. bij het rundvee in Zeeland in nieuwe banen LANDBOUWPRODUKTIE EN BEMESTING DE directie van de N.V. Autobandenfabriek Vrede- stein te Enschede zal dit jaar overgaan tot de realisering van de belangrijkste fase van een pro gramma tot verdere automatisering en mechani sering van de bandenproduktie. Deze fase betekent dan het voorlopig slot van een project tot moderni sering van het fabrikageproces, waarmee in totaal 20 miljoen gulden is gemoeid. In dit programma wordt onder andere voorzien in de hergroepering en vergaande automatisering van het machinepark, waardoor reeds dit jaar een aanzienlijke verhoging DE onlangs plaats gehad hebbende fusie van 5 van de 6 Zeeuwse K.I.-verenigingen in Zeeland biedt betere mogelijkheden voor een gunstige ontwikkeling van de K.I. in Zeeland. Deze mogelijkheden zullen vooral tot ontwikkeling kunnen komen in verbetering en doelmatiger gebruik maken van het stierenmateriaal. De foktechnische commissie die door het bestuur van de georganiseerde K.I.-vereniging is ingesteld treedt op nieuwe banen om tot een beter gerichte exploitatie van de K.I.-stieren te komen. De veelbelovende plannen zijn: 21 DE BEROEPSKEUZE VAN BOERENZOONS De beroepskeuze van boerenzoons werd tot voor enkele jaren in hoofdzaak kwantitatief benaderd. Dit is begrijpelijk, omdat er immers aanzienlijk meer potentiële opvolgers waren dan vrijkomende be drijven. De laatste jaren heeft deze situatie zich echter sterk gewijzigd. Behalve op de grote bedrijven is het aantal boerenzoons, dat in de landbouw wil werken, thans zeker niet groter dan het aantal bedrijven dat voor opvolging vrijkomt. Met het verminderen van dit kwantitatieve vraagstuk dienen echter de kwalita tieve facetten van de beroepskeuze meer aandacht te verkrijgen. Het is n.l. van groot belang mede gezien de steeds hogere eisen, die thans aan de boer worden gesteld dat de zoons, die boer willen wor den, ook inderdaad geschikt zijn voor dit beroep en dat hun beroepskeuze op de juiste wijze plaatsheeft. Deze kwalitatieve aspecten van de keuze van het boerenberoep worden momenteel door het L.E.I. aan een diepgaand onderzoek onderworpen. Daarbij was het allereerst noodzakelijk inzicht te verkrijgen in de factoren, die bepalend zijn voor de keuze van het boerenberoep door boerenzoons. Hiertoe werd een literatuuronderzoek verricht, waarvan de resultaten in een studie „Faktoren die van invloed zijn op het in de landbouw gaan werken van boerenzoons", zijn neergelegd. In deze studie worden o.m. de volgende onderwerpen aan de orde gesteld: het beroepskeuze proces, de aanleg van de zoon, de invloed van milieu en gezin en de invloed van de omstandigheden. Tenslotte wordt in de samenvatting een opfcom- ming gegeven van de belangrijkste factoren welke volgens de literatuur van invloed zijn op het wel of niet in de landbouw gaan werken van boerenzoons. Deze factoren zullen in het thans in uitvoering zijnde onderzoek aan de feiten worden getoetst. BEDRIJFSUITKOMSTEN IN DE TUINBOUW Het L.E.I. heeft een verslag gepubliceerd waarin de definitieve bedrijfsuitkomsten van de tuinbouw in de jaren 1960 t/m 1963 alsmede de voorlopige uit komsten van 1964 zijn opgenomen. Het blijkt dat in vrijwel alle bedrijfstakken de resultaten van jaar tot jaar sterk uiteenliepen. Dit verslag No. 147 kan besteld worden door overschijving van 5,op giro rekening No. 41.22.35 van het L.E.I.. UITBREIDING AUTOMATISERING BIJ N.V. VREDESTEIN TE ENSCHEDE De studie No. 35 is verkrijgbaar door overschrij ving van 3,op postrekening No. 41.22.35 van het L.E.I. van de produktie tot stand zal komen. Reeds in 1965 kon een prodüktie-stijging, uitgedrukt in ban den-eenheden, van 30 procent worden bereikt. ONDERZOEK NIEUWE DOPERWTENRASSEN Als PA W-mededeling nr. 117 verscheen het verslag van het jaarlijkse onderzoek aan nieuwe doperwtenrassen oogst 1965. Het betreft de land bouwkundige eigenschappen: stevigheid en lengte van het stro, uitstoeling, resistentie tegen topver- geling en Amerikaanse vaatziekte, peul- en erwten- opbrengst, verhouding peul/erwt en de benodigde warmtesom. Ten behoeve van het kwaliteitsonderzoek werden de rassen in blik geconserveerd en diepgevroren. Beoordeeld werden: de kleur en de vorm van de erwten, het voorkomen van gebarsten schil, de hel derheid van opgiet (blikprodukt) en de consumptie eigenschappen zachtheid van schil, structuurhoe- 1) Resultaten van de doperwtenrassenproef door mej. A. Veenbaas en Ir. P. Riepma. danigheden en de smaak. De fijnheid van de erwten werd direct na het dorsen bij het rauwe produkt bepaald. Een apart hoofdstuk is gewijd aan de re sultaten van objectieve mechanische methoden van onderzoek bij de schil en bij de gehele erwten. Deze mededeling is verkrijgbaar door overschrijving van 1,50 op giro 966643. OVER AARDAPPELEN 'JTER gelegenheid van het 25-jarig jubileum van het Centraal Instituut voor Voedingsonderzoek T.N.O. heeft dit Instituut een keurig uitgevoerd en van prachtige foto's voorzien boekje „Over Aard appelen" uitgegeven. Op populaire wijze behandelt de schrijver Ir. Edm. Nicolas de belangrijkste fa cetten van de aardappelteelt, -bewaring en -verwer king, gebaseerd op het moderne principe „een plaatje met een praatje". De schrijver is daarin volkomen geslaagd, al zal de insider er niet veel „nieuws" in vinden. Voor belangstellenden aan te vragen bij het Centraal Instituut voor Voedings onderzoek, T.N.O., Utrechtseweg 48, Zeist. scherpe selektie van de in de vereniging aanwezige K.I.-stieren aan de hand van de beschikbaar komende fokresultaten. samenwerking met K.I.-verenigingen buiten Zeeland die een opfok- en wachtstierensysteem toepassen. bevordering van de aanfok van voor K.I. te bestemmen jonge stiertjes uit goed geselekteerde Zeeuwse fok- en gebruikskoeien die geïnsemineerd worden met sperma van oudere fokstieren. Deze moeten bewezen hebben goed te vererven. Door samenwerking met K.I.-organisaties is hiermede het beste resultaat te bereiken. Al naar behoefte aankopen en in Zeeland beschikbaar stellen van diepvriessperma van in andere K.I.- verenigingen op goede fokresultaten beoordeelde oudere stieren. Uitwisseling van sperma met andere K.I.-verenigingen. In het Hol-U-Bra-gebied is dit nu reeds mogelijk tegen een extra tarief van 15, Zo nodig aankopen van jonge, veelbelovende stieren teneinde veroudering van de eigen K.I.-stieren- stapel te voorkomen. Aldus het eerste hoofdstuk van de zojuist verschenen brochure van de hand van de Rijks veeteelt consulent voor Zeeland, Ir. W. L. Harmsen. Uitvoerig wordt in dit kleine overzichtelijke boekje de verschillende van belang zijde onderwerpen behandeld. Hoofdstuk 2 behandelt de aankoop en gebruik van K.I.-stieren, waarin er ondermeer nadrukkelijk op gewezen wordt dat voor een kleine K.I.-vereniging, zoals in Zeeland met ca. 10.000 eerste inseminaties een geheel zelfstandig toegepast opfok- en wachtstierensysteem te weinig mogelijkheden biedt en zeer kwetsbaar is. De mogelijkheid van keuze en reserve is te gering. Daarom zal samenwerking van K.I.-verenigingen in groter verband noodzakelijk zijn, waardoor een grotere bijdrage aan kwaliteits- en opbrengstverbetering mogelijk zal zijn. In volgende hoofdstukken worden melkbaarheidsonderzoek, produktie-index van stieren en de Zeeuwse K.I.-stieren onder de loep genomen terwijl de fokresultaten daarvan, aangevuld met gegevens over 1965, uitvoerig worden behandeld. Het laatste hoofdstuk geeft een overzicht van de thans beschikbare (Zeeuwse) stieren en stierenkeuze. „De top van vandaag is het gemiddelde van morgen" Ir. K. POLL, Land- en Tuinbouwkundige Afdeling Delta Chemie N.V. HET landbouwbedrijf is als elke andere onderneming onderhevig aan bepaalde principes. Het zondigen hiertegen geeft aanleiding tot schadelijke gevolgen. Teruggebracht tot de meest simpele vorm kan het volgende schema dienen: organisatie administratie PRODUKTIE AFZET onderzoek ontwikkeling Produktie en afzet, hoe dan ook voor ieder bedrijf omschreven, zijn de kern van elke onderneming. We zullen hier buiten beschouwing laten of er eerst produktie moet zijn om afzet te verkrijgen of eerst afzet gekweekt moet Worden om daarna de produktie in te leiden. In de landbouw is de produktie zëer gevarieerd en uiteraard mede afhankelijk van natuurfaktoren, waardoor er andere wetten resp. regels gelden dan in de industrie. In het onderstaande willen we de landbouwproduktie in ruime zin bezien in verband met de bemesting, waarbij de resultaten voor het voortbestaan van het bedrijf van het grootste belang zijn voor het individu zowel als voor de samen leving. Nog steeds is de grond het centrale punt waarihee de landbouwproduktie zeer nauw samenhangt. Als standplaats van de gewassen en als leverancier van bepaalde voedingsstoffen, is de grond hierbij nauwelijks weg te denken. Essentiëel is dit echter niet, omdat ook zonder grond landbouwproduktie zeer wel mogelijk is. Grond is niet onuitputtelijk in de voorziening van voedingsstoffen voor de landbouwproduktie resp. gewassen en al spoedig is een kunstmatige toediening hiervan in de vorm van meststoffen noodzakelijk om tot een bepaalde produktie te komen. We zien dit zeer duidelijk op de van nature vruchtbare gronden in de nieuwe polders, die na een aantal jaren in cultuur geweest te zijn, vrijwel dezelfde meststoffen- behoefte vertonen als de oudere cultuurgronden. EEN zeer belangrijk punt bij de landbouwpro duktie is de vraag, hoe hoog we die moeten opvoeren. We kunnen dit van verschillende stand punten beschouwen, maar bezien van de kant van de individuele landbouwer met een gemiddeld be drijf, zullen de resultaten per hectare niet laag mo gen zijn, om hem en zijn familie een redelijk bestaan te garanderen. De bemesting van de gewassen resp. van de grond is een belangrijke zo niet de belangrijkste faktor, om dit te bereiken. Gelukkigerwijze spelen de kosten van de bemesting ten aanzien van de brutoproduktie slechts een geringe rol en zoals we al zo dikwijls hebben betoogd, het moet de laatste post zijn waarop bezuinigd mag worden. Gemiddeld bedragen in ons land de bemestings- kosten ongeveer 10 van de bruto-opbrengsten. Vermindering ervan doet de produktie relatief en absoluut veel sterker dalen, want een lager gebruik van b.v. 2% aan meststoffen, uit zich in een op brengstdaling van 5-10 Bij het geheel weglaten van de bemesting dalen de produkties al spoedig tot 25-50% of meer van de met meststoffen bereikbare opbrengsten. Op grond van proefveldresultaten en ervaring menen we te mogen stellen dat de gemiddelde op brengsten in ons land nog met 25% kunnen stijgen, mits in ruimere mate meststoffen worden toegepast. Momenteel is het totale verbruik aan stikstof N, fosfaat P2O5 en kali K2O ongeveer: 293.000 ton N, 111.000 ton P2O5 en 140.000 ton K2O. Deze hoeveelheden zullen de komende jaren snel moeten stijgen tot: 375.000 ton N, 150.000 ton P2O5 en 200.000 ton K2O. Daarnaast zal zeker veel aandacht aan het mag nesium Mg besteed moeten worden om de har monie in de plantenvoeding te bewaren. Hiervoor rekenen we 50.000 ton MgO per jaar. Vele bemestingsadviezen zijn nog te veel op ge middelde of minimum produktie-niveaux ingesteld, hetzij via de basis van het grondonderzoek, hetzij uit zuinigheidsoverwegingen. Normen zijn vaak een rem op de vooruitgang.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 21