Stikstofbemesting met vloeibare ammoniak
De pr'[js van samenwerking in een bedrijfscombinatie
1$
Vloeibare ammoniak
bemesting met stikstof van
de bouwlandgewassen en het
grasland is ieder jaar weer en ze
ker in 1965 een veelbesproken on
derwerp. Vaak gaat het daarbij over
de hoeveelheid die de verschillen
de gewassen nodig hebben.
Andere punten die eveneens aan
de orde komen zijn:
tijdstip en wijze van aanwending,
het toedienen in één of meer ke
ren, de prijs, de vorm waarin de
stikstof in de meststof voorkomt,
enz. Overigens is dit alles niet zo
verwonderlijk, wanneer we kijken
naar de invloed van stikstof op de
kilogram-opbrengsten. Nog duide
lijker wordt het als we weten dat
de hoogte van deze kg-opbrengsten
in belangrijke mate bepalend is
voor de financiële bedrijfsresulta
ten.
IN Amerika, Denemarken en
Frankrijk is het gebruik van
vloeibare ammoniak als stikstof
meststof de laatste jaren nogal toe
genomen (Verenigde Staten 25
Denemarken 18 Frankrijk 5
van de stikstof als ammoniak).
De omstandigheden in bovenge
noemde landen wijken echter nog
al af van die in ons land. Dit geldt
met name voor de gehele bedrijfs-
struktuur, de arbeidsbezetting, de
bemestingsgewoonten en prijzen
van meststoffen. Het al of niet in
gang vinden van bepaalde verande
ringen in de bemestingsmetodiek
wordt voor een belangrijk deel door
deze faktoren bepaald.
De afgelopen jaren is ook in Neder
land een vrij uitgebreid onderzoek
ingesteld naar de werking van vloeibare ammo
niak. Hieruit is gebleken dat toepassing op
bouwland ongeveer dezelfde resultaten kan geven
als bemesting met kalkammonsalpeter. Op gras
land werkte ammoniak veel minder goed. Als
voornaamste oorzaak hiervoor kunnen worden ge
noemd de insnijdingen die gemaakt moeten wor
den om de ammoniak in de grond te brengen.
Dit verklaart echter maar gedeeltelijk de slech
tere werking van ammoniak t.o.v. kalkammon
salpeter.
IN eerste instantie lijkt het gebruik van vloei-
bare ammoniak als stikstofmest een vreemde
ontwikkeling en tot op zekere hoogte is dit ook
het geval. Jarenlang hebben we gebruik gemaakt
van enkelvoudige meststoffen in vaste vorm, zo
als bijv. kalkammonsalpeter en kalksalpeter. Na de
oorlog en vooral de laatste 10 jaar is het gebruik
van samengestelde meststoffen flink op gang ge
komen. Nu, bij toepassing van vloeibare ammoniak
gaan we terug naar stikstof als enkelvoudige mest
stof en bovendien in een ongebruikelijke vorm.
Ammoniak is n.l. bij normale temperatuur en druk
een gas met een prikkelende reuk. Wordt het ech
ter onder hoge druk gebracht dan is het een vloei
stof en kan het als zodanig opgeslagen, getrans
porteerd en aangewend worden.
Ammoniak bevat 82 stikstof.
Hoge investering
ALS gevolg van deze eigenschappen is het ech
ter noodzakelijk, dat bij toepassing als mest
stof, de ammoniak door middel van injecteren
onder de grond wordt gebracht. Hiervoor is spe
ciale apparatuur vereist, die een investering vraagt
van 15.000,Per machine zal dus een vrij
grote oppervlakte nodig zijn, wil deze investering
rendabel zijn.
De diepte van injekteren is 15 cm. Dit wordt
gedaan met een soort meskouter met aan de ach
terkant en buisje waardoor de ammoniak in de
grond komt. Eenmaal in de grond wordt ammo
niak weer gasvormig en lost snel en gemakkelijk
op in het bodemvocht.
Alleen op bouwland
UIT de resultaten van de genoemde proeven
kan worden afgeleid dat onder de huidige
omstandigheden alleen op bouwland met vloei
bare ammoniak kan worden gewerkt. In prin
cipe kan voor alle gewassen ammoniak worden
toegepast. Voorlopig echter moet bemesting van
wintergraan hiermee worden ontraden.
Het inbrengen geschiedt in het voorjaar vóór
het zaaien van de gewassen. Toepassing ver vóór
het zaaien, meer dan 4 weken, moet worden af
geraden omdat de kans op uitspoeling dan te
groot is. Met toediening na het inzaaien zijn in
ons land nog weinig of geen ervaringen bekend.
In Denemarken injekteert men wel tot 4 weken
na het zaaien.
Zoals reeds gezegd is moet voor het inbren
gen een speciale apparatuur gebruikt worden.
Deze bestaat uit een vrij zware trekker, een tank
Injecteren van vloeibare ammoniak op bouwland. Merk: Fenet.
foto I. B. Groningen
met ammoniak, op de trekker gebouwd (hefin
richting) of getrokken op wielen en een werk-
tuigenbalk met injektietanden. Het geheel weegt
vrij zwaar en juist dit aspekt zal bij toepassing
op klei en zavelgronden besprekingen met zich
mee brengen. Onder geen enkele voorwaarde mag
het inbrengen van vloeibare ammoniak de struk-
tuur van de grond nadelig beïnvloeden.
Dit betekent in de praktijk dat op kleigrond
maar een beperkte periode voor injekteren in
aanmerking komt. Op gronden met meer dan 30
afslibbare delen zal men zoer voorzichtig moeten
zijn. Vaak is hier de bovengrond voldoende droog,
terwijl dan op een diepte van 10 cm nog natte
grond voorkomt. Naarmate de grond lichter is,
zullen de mogelijkheden groter zijn.
Voor vervluchtiging van de stikstof behoeft "men
ook op kalkrijke grond niet bang te zijn, mits de
ammoniak op 15 cm diepte wordt geïnjekteerd.
Een nadeel van deze toepassing kan zijn dat nog
apart fosfaat- en kalimeststoffen gestrooid moe
ten worden.
IN hoeverre het gebruik van vloeibare ammo-
niak als stikstofmeststof ook in ons land toe
passing zal gaan vinden, kan op dit moment nog
niet worden overzien. De praktijk zal dit lerea
en in 1966 zal op beperkte schaal met deze vorm»
van bemesting gewerkt worden. Een belangrijk
punt daarbij is ook de prijs die hiervoor betaald
zal moeten worden, terwijl tevens het aantal be
schikbare arbeidskrachten een rol zal spelen. Bij
toepassing op grote schaal zal de prijs berekend
per kg zuivere stikstof lager kunnen zijn dan die
bij bemesting met normale meststoffen.
Op kleigrond zal bemesting met vloeibare am
moniak vooral ten aanzien van de struktuur van
de grond, met de nodige voorzorgen moeten wor
den uitgevoerd. Op zware grond doet men er ver
standig aan voorlopig geen bemesting in deze
vorm toe te passen.
J. M. VAN DER WEELE.
R. L. V. D. - Goes.
UET L.E.I. heeft samen met de Rijkslandbouw-
voorlichtingsdienst een groot aantal gevallen
van intensieve samenwerking aan een onderzoek
onderworpen. In deze bedrijfscombinatie's, waar
bij ongeveer 900 boeren betrekken waren, werkte
men doorgaans zowel met machines en werktui
gen als persoonlijk veelvuldig met elkaar samen.
Uit dit onderzoek is ondermeer gebleken dat
per geval slechts een klein aantal boeren samen
werkt: 61 van de onderzochte bedrijfscombina
tie's bestond uit 2 partners, 25 uit drie en
slechts 14 uit 4 of meer. Reden hiertoe was
dat het bereiken van overeenstemming bij bet ge
regelde noodzakelijke contact tussen de partners,
bij samenwerking van vier of vijf collega's veel
moeilijker te bereiken was. De kans op onenigheid
is dan (vanzelfsprekend) veel groter!
Opvallend was dat bij dit onderzoek bleek dat
bet merendeel van de samenwerkenden jongere
boeren waren. 61 °/o van lien was jonger dan 45
jaar. Wellicht houden de jongeren minder strak
vast aan de zo veel geprezen „zelfstandigheid".
Mede kan van invloed zijn dat vooral de jongere
boeren in verband mei overneming en moderni
sering van hun bedrijf voor financieringsproble
men staan en door samenwerking hun loonkosten
en investeringen proberen zo laag mogelijk te
houden.
Over het algemeen waren de ondervraagde boe
ren zich bewust van de voor- en nadelen van het
samenwerken. Men was het er duidelijk over eens,
dat samenwerking hen financiële voordelen op
leverde door lagere investeringen per bedrijf en
lagere arbeidskosten. Ook in arbeidsorganisato-
risch opzicht overwogen de voordelen nog sterk.
Over bet algemeen vond men, dat men gemakke
lijker en plezieriger werkte, dat men samen meer
arbeid en werktuigen tegelijk ken inzetten voor
bepaalde werkzaamheden, dat men sneller kon
werken op het gewenste ogenblik en dat men
door een intensiever gebruik de machine sneller
kon afschrijven en vervangen. En daarbij het min
der gebonden zijn aan het bedrijf door de moge
lijkheid elkaar af en toe te vervangen.
Toch zag men hier ook nog wel enige nadelen:
sommigen vonden, dat men het drukker had ge
kregen, dat men meer moest organiseren, dat men
niet altijd op het eigen bedrijf met de werkzaam
heden kon beginnen, omdat een ander eerder aan
de beurt was. Tevens werd genoemd de grotere
afhankelijkheid, het moeten geven en nemen, bet
meer gebonden zijn aan de collega's, kortom het
minder vrij zijn dan vroeger.
De conclusie uit de opgesomde voor- en nadelen
kon echter zijn dat de ondervraagden duidelijk
meer voor- dan nadelen zien, maar dat men an
derzijds reëel genoeg is om te erkennen, dat men
niet meer zo onafhankelijk en zelfstandig beslis
singen kan nemen als voorheen.
Kennelijk behoeft een bedrijfscombinatie niet
altijd op ruzie of mislukking uit te lopen. Overi
gens: niet iedereen is geschikt voor samenwer
king en het is ook niet voor iedereen nuttig of
noodzakelijk. Vaak liggen er op hel eigen bedrijf
nog mogelijkheden tot het verlagen van de kosten
en het vergroten van de produktieomvang. Ook
kan het zijn, dat men heel goed een loonwerker
kan inschakelen, als men te weinig arbeiders ter
beschikking heeft, of als men op het eigen bedrijf
niet rendabel kan mechaniseren. Voorts kan men
op meer losse en incidentele wijze samenwerken
met collega's, als men zich niet al te zeer win
vastleggen. Wil men dit echter in een wat syste
matischer en vastere vorm doen, zoals in bedrijfs-
combinaties gebeurt, dan blijkt uit de praktijk,
dat dit ook goed kan gaan en dat het duidelijke
voordelen op kan leveren. Men zal dan elkaar
goed moeten kennen en vertrouwen, maar ook
moeten bedenke dat een zakelijke opzet even
eens onontbeerlijk is.