Kalme hervatting export kalfsvlees naar Italië
Vee en vlees
Gunstige ontwikkeling
mond- en klauwzeer
Veertig jaar landelijke
ruitersport
11
JN een benarde positie klampt men zich al gauw vast aan geruchten die een betere ontwikkeling tot gevolg
zouden kunnen hebben. Helaas hebben onze kalvermesters zich de laatste maand steeds blij gemaakt met
berichten, die niet meer waren dan loze geruchten. Gelukkig trekken de donkere wolken thans op en de op
klaringen zullen de kalvermester voor nog grotere verliezen kunnen behoeden.
Nadat reeds weken geleden tussen de veterinaire deskundigen een overeenkomst was bereikt, heeft onze
minister van landbouw thans de handtekening van zijn Italiaanse collega weten te verkrijgen.
Middels de registratie van de vette kalveren kan Italië verzekerd zijn, dat alleen kalfsvlees van mond- en
klauwzeervrije bedrijven wordt geëxporteerd. Daarnaast heeft minister Biesheuvel de garantie gegeven, dat
wij onze export in de aanvang enigszins zullen matigen om een sterke prijsdaling op de Italiaanse markt te
voorkomen.
Daarom heeft het bestuur van het P. V. V. direct een bespreking georganiseerd met een 20-tal exporteurs
om te bewerkstelligen dat de hoeveelheid kalfsvlees voor Italië ongeveer hetzelfde zal zijn dan normaliter in
de maanden maart en april.
Dat betekent dat per week in maart 700 ton kalf vlees of 6500 kalveren geëxporteerd kunnen worden. Deze
hoeveelheid is niet bijzonder groot, omdat het toeristenverkeer in Italië thans gering is. Bij de nadering van
het vakantieseizoen stijgt de behoefte aan kalfsvlees gestadig. Vorig jaar exporteerde Nederland in april 800
ton, in mei 1000 ton en in de zomermaanden rond 1300 ton kalfsvlees per week. Bij het ter perse gaan van
dit artikel is nog niet bekend op welke dag de export naar Italië hervat kan worden.
Gezien het enorme aantal vette kalveren is het gewenst, dat de export van 15002000 vette kalveren
per week naar Griekenland wordt voortgezet. Na een bespreking van het dagelijks bestuur van het land
bouwschap met minister Biesheuvel heeft de minister vorige week besloten de betreffende exporteurs een toe
slag van 1,per kg te verlenen. Nu is natuurlijk de grote vraag hoe lang deze toeslag voldoende is, als de
kalverprijs een flinke stijging ondergaat. Misschien kan deze afzetmogelijkheid dan nog benuf worden voor de
mindere kwaliteit kalfsvlees, die hier ook een lagere prijs blijft noteren.
R.
MET slechts 16 nieuwe mond- en klauwzeergevai-
len in de afgelopen week in de provincie Gel
derland, mogen wij zeer verheugd zijn. Het gaat thans
weer de goede kant op. Daarom zijn we ook erg blij,
dat veterinair en handelstechniek de overeenkomst
met Italië rond is. Formeel had Italië de grens nog
gesloten kunnen houden tot 3 4 weken na aangiite
van het laatste nieuwe mond- en klauwzeergeval.
Hoewel er nu absoluut nog geen tekenen zijn dat
Frankrijk en Duitsland dit voorbeeld zullen volgen,
hopen we toch weer op de goede invloed die onze
minister van landbouw in deze kan uitoefenen. De
varkensprijzen hebben op dit moment beslist een op-
kikkertje nodig.
Pe aanvoer van slachtvarkens neemt toe en was de
afgelopen week 3000 groter dan de voorgaande week
en bedroeg totaal 117.000 stuks. Daar de slachterijen
vanwege het huwelijk van prinses Beatrix deze weeB
slechts 4 dagen werken, is de prijsdaling tot ruim
ƒ2,50 per kg geslacht gewicht verklaarbaar. Deze
week vormt dan ook geen juiste aanwijzing voor de
prijsontwikkeling. De boerenvertegenwoordigers in
het produktschap toonden zich enigszins ongerust
over deze sterke prijsdaling tot beneden de kostprijs.
Desgevraagd deelde de heer Bikker mede, dat de in-
vriesregeling van de minister gedurende 4 weken in
januari van kracht is geweest en nadien niet verlengd
is. Mocht echter tegen de verwachting in de prijs een
verdere daling ondergaan, dan zal de voorzitter we
derom contact opnemen met de minister om mail-
regelen te kunnen nemen. Stabiliteit in de markt is in
hex belang van producent en consument.
R.
JN het jaar 1926 werd door enkele geestdriftige
paardenliefhebbers de Ned. Federatie van Lande
lijke Rij verenigingen opgericht. Dat gebeurde op
26 februari en we kunnen dus het veertigjarige be
staan van deze vereniging vieren.
Intussen is de federatie van gewoon maar
„Nederlandse" „Koninklijke" geworden en heel
spoedig. Namelijk reeds na.... 10 jaar! Ik geloof
niet, dat er ooit een andere plattelandsvereniging is
geweest, welke na zo korte tijd al dit predikaat toe
gekend kreeg. Helemaal verwonderlijk was dat
trouwens niet want vanaf de aanvang heeft de
Nederlandse Federatie zich ondubbelzinnig op een
koningsgezind standpunt gesteld. Ze was uitge
sproken vaderlandslievend en stak dat nimmer onder
stoelen of banken. Zij kreeg dan ook duidelijk de
sympathie van de Hoge Overheid en van ons Vor
stenhuis, een traditie welke nog steeds voortduurt,
zoals blijkt uit het beschermvrouwschap van Prin
ses Beatrix.
De Overheid zag met vreugde, dat te plattelande
de ruitersport hoe langer hoe meer werd beoefend,
voornamelijk door jonge mannen. Velen van hen
waren in dienst geweest bij een bereden wapen en
bij eventuele mobilisatie zou deze voortdurende ge
oefendheid hen alleen maar ten goede komen. Maar
bovendien had het leger altijd een zeer groot aantal
paarden nodig, waarvan de meeste onder de man
gereden moesten worden. Door middel van de lan
delijke rij verenigingen werden elk jaar heel wat
paarden zadelmak en min of meer berijdbaar ge
maakt. Vandaar dat het ministerie van oorlog al
spoedig bereid was om het kapitale bedrag van
500,subsidie toe te kennen, dat nimmer ver
hoogd werd. Men was er trouwens erg blij mee en
„Landbouw" gaf ook noghonderd gulden!
ANDER DOEL
Nu mocht „Oorlog" met dit instituut om de zo even
besproken redenen blij zijn, de landelijke ruiters
zélf hadden een geheel ander doel. Zij leefden nog
in de tijd van paardentractatie in de landbouw,
maar voorvoelden toch al dat de motoren hun plaats
zouden kunnen gaan innemen. Daarom was het van
belang, dat men uit een paard kon halen wat er in
zat, zonder dat zulks ten koste van het dier ging.
Dit zo stelde de federatie vast kon alleen wan
neer degenen, die er mee moesten werken voldoende
kennis van de paarden en er ook voldoende liefde
voor hadden. En zo werd dit dan in de statuten
opgenomen als het eerste te bëreiken doel. Het was
echter maar een eerste doel, want het verdere doel
was een zo economisch mogelijk gebruik van het
paard in het bedrijf. Het landbouwbedrijf was en
bleef het uitgangspunt. Het paard was en bleef een
landbouwpaard, al werd het bereden.
De federatie wilde de eigenaren van landbouw-
paarden en de fokkers duidelijk maken, dat het be
rijden van die paarden de dieren en de landbouw-
hruikbaarheid eerder ten goede zou komen dan dat
het er nadelig voor zou zijn. Het moge in deze tijd
40 jaar later misschien vreemd klinken, maar
gelooft U vrij: men had in brede lagen der fokkers
kringen een tegenzin tegen die zadelrijderij. Boven
dien was men nog bang, dat de fokkerij door al die
landelijke ruiters gedrongen zou worden in de rich
ting van een rijpaard. En zo wist men heel zeker!
een rijpaard was ongeschikt voor het landwerk!
HAND IN HAND
voelt het wel, dat het echt geen kindje was, dat
over de gehele linie met gejuich werd ingehaald.
Gelukkig werd de nieuwe vereniging door integere
en in de paardenwereld bekende figuren geleid en
daarom zeide men niet altijd alles wat men dacht,
maar spontane medewerking van fokkerszijde kwam
pas heel geleidelijk en eigenlijk pas toen de eerste
lichtingen landelijke ruiters successievelijk de plaat
sen van de ouderen gingen innemen. Thans ziet
men in alle besturen van onze warmbloedpaarden
stamboeken voormalige landelijke ruiters zitten.
Landelijke ruitersport en fokkerij gaan nu hand in
hand samen en de eerstgenoemde heeft al duidelijk
haar stempel gedrukt op de fokkerij van na de
oorlog.
Uit de aard der zaak voelde de trekpaardfokkerij
zich aanvankelijk nog niet zo bedreigd, want men
wist te bereiken, dat de boerenjongens in de streken
waar van ouds zware trekpaarden gefokt werden,
op die koudbloeds gingen rijden. Vooral was dat
het geval in Brabant en enigszins in Zeeuws-Vlaan-
deren waar de NCB nogal wat invloed had. Dat
dit op de duur toch zou kunnen leiden tot aankoop
van een warmbloed omdat op een trekpaard nu een
maal niet behoorlijk gereden kan worden, was dui
delijk. Het resultaat is dan ook, dat in tal van boer
derijen waar eertijds alleen maar met een koudbloed
gewerkt werd, thans ook warmbloeds aanwezig zijn,
ja soms wel in de plaats van de trekpaarden zijn
gekomen.
Overigens behoefde de landelijke ruitersport
mits goed opgevangen door de trekpaardfokkerij
voor deze fokkerij geen gevaar te betekenen. Het
doel van de Ned. Federatie was niet het bevoor
delen of steunen van een bepaalde fokkerij, maar
wèl om de liefde voor en kennis van het paard aan
te kweken en daardoor het economisch gebruik van
het paard in het bedrijf te bevorderen. Dus vol
komen onafhankelijk van welk type of welk ras dan
ook.
En.voor het omgaan met trekpaarden was
een goede opleiding net zo nodig en nuttig als voor
de omgang met warmbloeds. In Zeeland kon de
landelijke ruitersport heel moeilijk grond onder de
voeten krijgen. Het gelukte engiszins in Zeeuws-
Vlaanderen in Dreischor. Eerst na 1945 kwam de
Zeeuwse landelijke ruitersport op gang en heeft
ruiters van naam geleverd!
VOORTREFFELIJKE VERTEGENWOORDIGERS
j^AAST dit we zouden zeggen economische
doel heeft de landelijke ruitersport ook nog een
belangrijke bijdrage geleverd tot "net aanzien van
het plattpland.
De landelijke ruiters zij de vertegenwoordigers,
de ambassadeurs van de boerenbevolking naar
buiten. En zij hebben dat in de loop der achter ons
liggende veertig jaren voortreffelijk gedaan.
Ook op paardensportgebied hebben zij hun sporen
verdiend, want wat zou de paardensport, wat zouden
onze concoursen-hippique nog zijn zonder de lande
lijke ruiters?
De landelijke ruitersport draagt onze nationale
hippische sport, hoewel dit dikwijls onvoldoende
wordt begrepen.
De landelijke ruitersport verenigd in twee
nationale organisaties omvat de massa der ruiter-
sportbeoefenaren en wanneer zij haar karakter
angstvallig handhaaft zal zij ook gezond blijven. Dit
wil niet zeggen, dat alleen maar boerenzoons en
boerendochters, practizerende boeren en hun vrou
wen werkend lid van een rijvereniging zouden
mogen zijn. Weineen, laat iedereen, die plezier in
het paard heeft, lid worden, onder één voorwaarde:
hij moet zich thuis voelen in de typische sfeer van
het platteland Hij moet daarop geen druk willen
uitoefenen. We geloven, dat er voor de landelijke
ruitersport geen gevaar zal bestaan wanneer zij
zichzélf maar wil en kan blijven. Er doen zich wel
eens symptomen voor, welke zo.uden kunnen wijzen
op een begin van ontaarding. Laat men dat loeb
tegen houden. Laat men niet groter en anders wilier
zijn dan men is. Laat men echter wèl willen blijven
waardige vertegenwoordigers van de boerenstand en
de plattelandsbevolking. Als zodanig is de lande
lijke ruitersport dan een kuituurdraagster van de
eerste orde en van niet voldoende te schatten
waarde.
SLOB