De taak voor onze Minister van Landbouw
In Zeeuwsch-Vlaanderen
éénmansbedrijven
hogere netto overschotten
Voederbieten en
vergelingsziekte
Het „doodvonnis" voor de
boer!
\*i»t L dat....?
DE oorzaak van het niet begrijpen door B. van de met hoofdletters geschreven zin ligt in die zin zelf.
s
("Vervolg van eerste pagina)
DE bespreking van een vergelijkend overzicht
van de bedrijfsresultaten van 2 groepjes ak
kerbouwbedrijven van 2030 ha in Zeeuwsch-
Vlaanderen vormde een belangrijk onderwerp in
de maandelijkse vergadering van de Raad voor
de Bedrijfsontwikkeling. Door de Rijkslandbouw-
konsulent, ir. L. Th. J. M. de Wit, werd er daarbij
op gewezen, dat het onderzoek niet meer dan een
aanwijzing kan betekenen, omdat het nog slechts
betrekking heeft op één oogstjaar, met name 1964,
hetgeen overigens niet wegneemt, dat de resul
taten belangwekkend zijn. Zo blijkt bij een niet
noemenswaardig verschil in bouwplan het netto-
overschot bij de éénmansbedrijven vrij veel hoger
te zijn dan bij de tweemansbedrijven. Het meest
opvallend daarbij was, dat dit hoge netto-over
schot geen verklaring vond in de werktijden. Er
blijken namelijk op de éénmansbedrijven beslist
geen langere werktijden te zijn gemaakt dan op
de tweemansbedrijven. De Raad ziet met veel be
langstelling de resultaten in volgende oogstjaren
tegemoet.
Het aantal aanvragen voor ontwikkelingsbe
drijven en montagestallen is bijna drie maal zo
groot dan destijds het geval was toen daartoe voor
het eerst de mogelijkheid werd opengesteld. De
sekretaris deelde ter vergadering mede, dat hem
140 aanvragen hadden bereikt, waarvan 117 ont
wikkelingsbedrijven en 23 montagestallen. De
Raad besprak tegen de achtergrond van het grote
aantal aanvragen de procedure van de behande
ling, waarbij werd besloten deze zoveel mogelijk
door de kommissie uit de Raad te laten voorbe
reiden.
Door de Landelijke Raad voor de Landbouw
voorlichting voorgelegde konceptstatuten met be
trekking tot een provinciale vereniging voor var
kenshouders ontmoetten als zodanig geen bezwa
ren van de zijde van de Raad. Tegen de achter
grond van de omstandigheid evenwel, dat in ver
houding tot de zandprovincies de varkenshouderij
in onze provincie van geringe omvang is, zag de
Raad in een dergelijke vereniging met betrekking
tot de voorlichting weinig perspektief.
De Provinciale Borgstellingsfondskommissie uit
de Raad keurde 5 aanvragen goed tot een totaal
bedrag van 155.500,Eén aanvraag werd voor
onbepaalde tijd aangehouden. Tevens nam de
Raad met belangstelling kennis van het eindver
slag van de Streekverbetering „Koewacht e.o.".
Nu 1 april weer nadert lijkt het gewenst er op
nieuw de aandaeht op te vestigen, dat na genoemde
datum geen voederbieten met spruiten meer op het
bedrijf mogen voorkomen, zulks overeenkomstig de
voorschriften vervat in de Verordening bestrijding
vergelingsziekte bij bieten. Het is derhalve noodza
kelijk tijdig maatregelen te treffen, opdat per 1
april alles opgeruimd kan zijn.
Per 1 april dus geen voederbieten meer in voor
raad (ook niet in de schuur) waaraan spruitvor-
ming voorkomt. Wanneer men na deze datum nog
bieten wenst a<an te houden, zal men er voor moe
ten zorgen, dat deze steeds geheel spruitvrij zijn en
blijven, ook wanneer men ze opslaat in schuur,
koelcel of elders.
„Het is mijn plicht u te waarschuwen. De Neder
landse boer die op 23 maart zijn stem uitbrengt op
de Boerenpartij, tekent daarmee zijn eigen dood
vonnis. Het is n.l. zonneklaar, dat de zogenaamde
vrije economie het faillissement van de Nederland
se landbouw betekent. De vrijheid, die de Boeren
partij voorstaat, levert een melkprijs op van 20 cent.
een prijs voor de suikerbieten, die praktisch nihil
is, een prijs voor de tarwe van 20 gulden, voor gerst
24 Yz gulden en voor rogge 22 Vi gulden."
Deze waarschuwende woorden richtte minister
Biesheuvel afgelopen donderdag tot de vergadering
van de Gelderse CJ.TJB. in Arnhem. De minister
toonde in zijn rede nog eens nadrukkelijk aan dat
de overheid de landbouw niet in de steek laat en
dat er voor de „blijvers" naar zijn overtuiging
perspectief genoeg is, zeker nu het overleg in de
E.E.G. weer op gang gekomen is. De persoonlijke
instelling van de boer achtte minister Biesheuvel
van de grootste betekenis. „IJ kunt het landbouw-
liuis afbreken, dat vereist geen visie, fantasie of
vakmanschap, alleen de moker, maar u kunt ook
een ander positieve instelling hebben. U kunt uw
werk als een opdracht zien en positief meewerken
met collega's, organisaties en met de overheid en
aldus bouwen aan het huis van de toekomst, aan
de Nederlandse en aan de Europese landbouw."
De Europese Commissie is ditmaal bij het opstel
len van haar voorstel niet over een nacht ijs gegaan.
Drie hoge ambtenaren van het Directoraat land
bouw hebben in de zes hoofdsteden de regeringen
van te voren gepolst. Dit zou kunnen betekenen,
dat er bij de onderhandelingen in de Raad van
Ministers geen al te grote moeilijkheden over dit
punt ontstaan en dat de prijzen voor de genoemde
produkten in. de buurt van de voorgestelde worden
vastgesteld.
PRIJZEN AAN DE LAGE KANT
J^AAT ons dan beginnen met op te merken, dat deze
drie prijzen aan de lage kant liggen. Aan de
teleurstellende lage kant. Onze Nederlandse melk
prijs zou wel omhoog kunnen maar te weinig wan
neer men zich baseert op de rentabiliteitsbereke-
ningen van het L.E.I. voor dit melkprijs jaar, dat
gaat lopen van 1 april 1966 tot 31 maart 1967.
De rundvleesprijs is ronduit onvoldoende. Reeds
vorig jaar maakte men in Nederland deze prijs van
240,en wij waren daarmede de laagste van de
zes landen.
Er komt nog bij, dat het hier een oriëntatieprijs
betreft, hetgeen inhoudt, dat de interventieprijs
waartegen eventueel overtollig rundvlees wordt in
genomen hier nog van 37 °/o beneden ligt.
Tenslotte is de suikerbietenprijs nog slecht te be
kijken, gezien de hiervoren genoemde onzekere fac
toren. Maar in ieder geval ligt zij lager dan onze
huidige prijs.
Bij dit alles valt te bedenken, dat deze voorge
stelde prijzen pas zullen gelden op zijn vroegst van
af juli 1967. Wanneer wij het huidige regeringsbeleid
van lonen en prijzen in aanmerking nemen, de steeds
verder gaande eisen van de vakbeweging, de span
ning op de arbeidsmarkt, de ongedisciplineerdheid
van vele industriële werkgevers, dan staat het vast,
dat tussen nu en oogstjaar 1967 de kosten opnieuw
verder en stevig zullen stijgen. Het maakt de thans
voorgestelde prijzen voor onze voornaamste land-
bouwprodukten slechts des te onaanvaardbaar. Er is
in E.E.G.-verband ook nog geen methode hoe eerder
vastgestelde prijzen verhoogd kunnen worden. De
grootste zorg van de ministers is voorlopig om
maar tot overeenstemming te komen over de hoogte
van de gemeenschappelijke prijzen. Maar van deze
gehele ontwikkeling dreigen toch de producenten
wel de dupe te worden. En vooral in die landen, die
achterblijven in het subsidiebeleid, het sociale voor
zieningensysteem voor zelfstandigen en het belas
tingbeleid.
HARMONISATIE DRINGEND GEWENST!
Nu zijn vergelijkingen op deze terreinen niet een
voudig te maken. Daarvoor is een perfecte ken
nis van alle omstandigheden nodig. Maar niet ont
kend kan worden, dat verschillende partnerlanden
ons' op dit gebied vooruit zijn en dan denken- wij
met name aan West-Duitsland en Frankrijk. Zo pas
zijn de cijfers van het Groene Plan voor 1966 in
Duitsland bekend geworden. Zo op het eerste gezicht
liegen zij er niet om. Liefst 2,36 miljard D. Mark
voor de normale voorzieningen waaronder de cul
tuurtechnische maatregelen. Daarenboven 770 mil
joen Mark voor aanpassingssteun aan de E.E.G. En
dan vele belastingfaciliteiten die ook al een miljar-
dencijfer te zien geven.
Het is bekend, dat de Franse boeren vooral in de
goede jaren een schijntje aan inkomstenbelasting
betalen, daar zij voor zeer lage, tevoren vastgestelde
bedragen per ha worden aangeslagen en dus in het
geheel geen progressie kennen. Daarnaast bestaat in
Frankrijk een uitgebreid stelsel van sociale voor
zieningen. Geen wonder dat zij met lagere prijzen
genoegen kunnen nemen.
Harmonisatie op al deze gebieden zal dus drin
gend nodig zijn, zodra het gemeenschappelijke land
bouwbeleid tot een vrije markt heeft geleid. Er ligt
hier voor onze Minister van Landbouw een taak, die
hij nu eindelijk wel duchtig zal moeten gaan aan
pakken, wil hij niet met grote en groeiende onte
vredenheid in landbouwkringen te maken krijgen.
Waar blijven overigens onze agrarische kamerleden,
die de laatste jaren zo mak zijn als schapen?
J. F. SCHLINQEMANN.
JJET FINANCIERINGSVRAAGSTUK thans vélen bezig houdt? In ons vorig stukje hebben we hierover
zvjdelings ook reeds een en ander opgemerkt. De tweede vraagsteller waarop we vorige week doelden
heeft m een hem toegezonden jaarverslag van een onderneming waarbij hy betrokken is, de volgende zin
snede gelezen „DE INVESTERINGEN WÉLKE IN HET VERSLAGJAAR PLAATS VONDEN, KONDEN
VOOR 75 UIT AFSCHRIJVINGEN WORDEN GEFINANCIERD". Mijn vraagsteller, laat ik hem B.
noemen, begrijpt deze zin niet en wil hierover,gaarne eens worden ingelicht.
Nu maakt hij bij zijn vraag de opmerking dat hij geen geleerde is en dus gaarne een eenvoudige
uiteenzetting zal krijgen. Dat kan. We zijn collega's, schrijver dezes is ook geen geleerde, maar hij leerde
wel eens één en ander.
Deze is niet goed gesteld. We zullen hem eens enigszins anders redigeren. B. leze als volgt: „de
investeringen welke in het verslagjaar plaats vonden, konden voor 75'/e worden gefinancierd, UIT DOOR
AFSCHRIJVINGEN VRIJKOMENDE MIDDELEN". Dat is punt één. En nu een eenvoudig voorbeeld.
B. koopt een tractor voor 15.000,De gebruiksduur schat hij op 8 jaar en de restwaarde na 8 jaar op
f3.000,De afschrijvingen bedragen dan in totaal f 15.000,3.000,12.000,en bij gelijkmatig
gebruik over deze acht jaren, dus ieder jaar f 1.500,Deze f 1.500,worden ieder jaar op zijn bedrijfs
resultaat in mindering gebracht, MAAR MOET HIJ NIET IEDER JAAR BETALEN.
JI^LS we er dan van uitgaan dat hij na 8 jaar weer voor f 15.000,een vervangende tractor zal kunnen
kopen, zullen de 8 X f 1.500,afschryvingsbedragen en de f3.000,restwaarde hem weer in staat
stellen een nieuwe tractor voor 15.000,aan te kopen.
(Dat dit bij een voortdurende waardedaling van het geld een veronderstelling is die niet opgaat doet
voor ons betoog nu niet terzake.)
Wil B. echter met deze UIT AFSCHRIJVINGEN VRIJGEKOMEN MIDDELEN een nieuwe tractor
kunnen betalen dan zal hij deze bedragen moeten hebben bespaard. De onderneming uit welker verslag de
genoemde zinsnede is genomen had dit blijkbaar gedaan en vandaar dat ze met deze middelen de inves
teringen voor 75 kon financieren en maar voor 25 hierin op andere wijze moest voorzien.
Ik neem aan dat bovenstaande voor B. duidelijk zal zijn.
zou ik hieronder kort twee opmerkingen willen maken.
1. Daar de geldswaarde allerminst stabiel is en dus 8 X 1.500,3.000,onvoldoende zullen
zijn om de vervangingsinvestering van de nieuwe tractor na 8 jaar te financieren, moet meer, of
liever op andere basis, worden afgeschreven. Die andere basis is DE VERVANGINGSWAARDE.
Hoewel daarmee het probleem niet voor 100 is opgelost is het toch een grote stap in de goede
richting. Dat dit fiscaal niet toelaatbaar is, moet B. niet weerhouden om het (bedrijfseconomisch)
toe te passen.
2. Een tweede opmerking is dat B., als hy de jaarlijkse afschrijvingen bespaart, zijn vermogen
intact houdt. Immers de waardedaling van zijn tractor wordt dan gecompenseerd door zijn
groeiend saldo (eventueel afnemende schuld) bij de Boerenleenbank.
Als hij voor zijn eerste tractor voor 100 leende en als boven tewerk gaat, zal hij voor de
vervangende tractor bij gelijk prijspeil over 8 jaar niet behoeven te lenen en heeft dus een reële
vermogensvooruitgang plaats gehad.
Wij vertrouwen op een tevredengestelde B.
MEIJERS.
P.S. yyiST U DATde schrijver van deze stukjes vorige week een vergissing heeft begaan
Er wordt n.l. gesproken van de aandelen Philips van f 20,maar wist U dat die er
niet zijn? Dit moest zijn f25,en dat wist de schrijver wel, maar hij vergiste zich. Het stoort niet
het betoog, maar wel de berekening.
Het effectief rendement wordt nu als volgt berekend: Koers 125 0,25 500. Rendement 18 tx*n
4,50
f25,is f4,50 en dat is in van de koerswaarde 3,60%.
1,25
Des schrijvers dank geworde aan de lezer uit Schouwen-Duiveland, die hem op zijn fout wees. „Een
vriend die mij mijn fouten toont
M.