KNLC
MAU RITS PLEIN 23
Bedrijfsaanpassing in de landbouw
KUNSTMEST^g-^
STROOIERS
Fa. M. L van ACKER Zn. A. D. RIEMEHS. Fa. G. L S1ABBEK00RN Zn.
Knelpunten voor het gemengd bedrijf
ONKRUIDDAG" WAGENINGEN
7
JJE scherper wordende economische voorwaarden waaronder de boer moet
produceren, noodzaken tot een steeds verdergaande bedrijfsaanpassing.
Onder bedrijfsaanpassing willen wij daarbij dan verstaan het komen tot een
zodanige bedrijfsopzet, dat daaruit een voldoende hoog inkomen kan worden
verkregen, zowel nu als in de naaste toekomst. In de praktijk komt het er
momenteel voornamelijk op neer dat in het kader van de bedrijfsaanpassing
het verteerbaar inkomen van de boer slechts kan worden vergroot door een
relatief sterke uitbreiding van de productieomvang. Deze uitbreiding kan
geschieden door intensivering van de huidige productie (b.v. meer hakvruchten,
overgang naar tuinbouw, meer varkens en/of kippen, meer melkkoeien per ha,
in sommige gevallen door middel van samenwerking) doch ook vergroting van
de oppervlakte dus uitbreiding van het aantal ha's. Een vraag die veel in de
landbouw wordt gehoord is hoe zullen over 5 of 10 jaar de landbouwbedrijven
er uit moeten zien wil men internationaal de concurrentie aankunnen. En wat
schept dat dan voor consequenties voor de huidige bedrijven om nu reeds
met het aanpassen te beginnen. In het algemeen kan worden gesteld dat de
bedrijven groter zullen moeten worden (öf door oppervlakte vergroting, öf
door intensivering). Dit zal de nodige consequenties voor de financiering
met zich meebrengen, dat is duidelijk. Met deze en nog meer vragen hebben de
voorlichters van de provinciale landbouwmaatschappijen zich bezig gehouden
tijdens een bijeenkomst, waar ook de heer ir. A. J. Louwes uit Wageningen
bij aanwezig was.
VOORWAARDEN
Indien men wil trachten door be
drijfsaanpassing te komen tot een vol
doeree hoog inkomen, zowel nu als in
de toekomst, dan zullen aan het hui
dige bedrijf toch wel een aantal voor
waarden gesteld moeten worden. Al
lereerst zal het bedrijf nu reeds een
redelijke productieomvang moeten
hebben. Het huidige bedrijf moet er
dus al wat op lijken. Daarnaast moet
de mogelijkheid aanwezig zijn om in
de naaste toekomst deze productieom
vang te vergroten, hetzij door meer
ha's, hetzij in het bestaande bedrijf
döor intensivering, b.v. meer varkens
of kippen, meer vee per ha enz. Hier
doen zich een aantal moeilijkheden
voor. Uitgaande van de bestaande
pachtprijzen lijkt oppervlakte uitbrei
ding aantrekkelijk. Maar gebaseerd op
de huidige koopprijzen kon dat wel
eens heel anders liggen. Bij uitbrei
ding op veehouderijbedrijven komt
direct de financiering van de daar
mede gepaard gaande uitbreiding van
gebouwen om de hoek kijken. En bij
de uitbreiding van varkens en kippen
mogen wij toch niet aannemen dat
iedere boer hiertoe in staat is en dat
er op den duur een evengrote stijging
M
Snel. Si.en'er, LELY strooier, overtreft
alles in werksnelheid en capaciteit. Door
d grote werkbreedte een enorme ar
beidsbesparing.
De LELY strooier is de meest rendabele
kunstmeststrooier, ook voor Uw bedrijf.
Gebouwd voor langdurig en efficient ge
bruik.
Vraag uitvoerige prospectus
Waterlandlfèrkje O Hoek Kloetinge
zou het dubbel jammer zijn indien de
aanvragen voor ontwikkelingsbedrij
ven niet allen gehonoreerd kunnen
worden om budgettaire redenen. Het
zeer waarschijnlijk grote aantal aan
vragen voor ontwikkelingsbedrijven en
montagestallen wijst toch wel op een
behoefte in deze. Want hier raken wij
nl. tevens het grote knelpunt in de
landbouw bij uitbreiding van de pro
ductieomvang, nl. de financiering er
van. Uitbreiding van de productie of-
vergroting van de oppervlakte van
weide- en gemengde bedrijven zal in
de meeste gevallen inhouden uitbrei
ding van gebouwen.
De financiering van deze gebouwen
is een zeer moeilijke zaak. Vooral voor
een beginnende boer. Maar ook speelt
dit probleem voor een zoon, die het
bedrijf over een aantal jaren hoopt
over te nemen van vader. En op dit
gebied geeft de overheid nauwelijks
of geen hulp. En er zijn juist zeer veel
bedrijven die er wat productieomvang
betreft nu al heel aardig op lijken,
waarvan de boer over de nodige ca
paciteiten beschikt, waar uitbreiding
in de toekomst redelijk goed mogelijk
is, maar waar de financiële middelen
voor deze uitbreiding (of overname)
niet toereikend zijn. Hier ligt o.i. een
mogelijkheid om in het kader van de
ontwikkelingskant van het O. en S.-
fonds of door middel van rentesubsi
dies een knelpunt weg te nemen of
te verplichten. Wij doelen dus op be
drijven. die er momenteel al heel aar
dig op lijken, waar de boer over de
nodige capaciteiten beschikt en waar
een bedrijfseconomische aanpassing tti
de vorm van uitbreiding mogelijk is.
v. d r.
van de vraag naar deze producten zal
optreden. Een derde voorwaarde die
gesteld zal moeten worden is dat de
boer over de nodige capaciteiten dient
te beschikken, zowel vaktechnisch, or
ganisatorisch als economisch. En ten
slotte een zeer dringende eis: de boer
zal over de nodige financiële middelen
moeten kunnen beschikken.
KNELPUNTEN
Uit het voorgaande zijn al een aan
tal knelpunten naar voren gekomen,
waarvan de financiering toch wel de
voornaamste is. ImmefS aan de capa
citeiten van de boer kan men wat
doen en daar wordt ook al veel aan
gedaan. In dit verband kan worden
gedacht aan onderwijs, voorlichting en
cursussen. Wat betreft de mogelijk
heden tot uitbreiding van de produk-
tieomvang, ook daar wordt wat aan
gedaan en wel in het kader van het
ontwikkelings- en saneringsfonds. Door
sanering van bedrijven kunnen an
dere bedrijven qua oppervlakte wor
den vergroot. De ontwikkelingskant
van het O.- en S.-fonds biedt moge
lijkheden tot intensivering van het
bedrijf en wel door uitbreiding van
het aantal varkens en kippen. Daarom
Tel. 01170-
•-Ji
Tel. 01154-298
Tel. 01100-6606
HET is al weer een tijd geleden, dat in deze pagina een uiteenzetting werd
gegeven van de werkzaamheden van de Afdeling Gemengde en Kleine
Bedrijven van het K.N.L.C. Intussen is er al weer heel wat water door de Rijn
gevloeid en is er een ontwikkeling op gang gekomen, die ook in belangrijke
mate de belangen van de gemengde bedrijven en die van de kleine zelfstan
digen raakt. Het is niet mogelijk om alle werkzaamheden van de Afdeling in
een kort artikel op te sommen. Beter lijkt het dat wij ons tot enkele actuele
onderwerpen bepalen.
SOCIALE WETGEVING
Eén van de onderwerpen, die zoel zéér direct ook de zelfstandige onder
nemers op de gemengde en kleine bedrijven raakt is wel de steeds meer naar
een afronding strevende sociale wetgeving, voor zover die zich ook steeds meer
'uitstrekt tot de zelfstandigen. Hieraan wordt dan ook veel aandacht besteed.
Dit is echter een aangelegenheid, die ook actueel is voor de Afdeling Werk-
geversbelangen. Daarom wordt dan ook zoveel mogelijk getracht om in relatie
met laatstgenoemde Afdeling tot een juiste beoordeling van de wensen en
mogelijkheden te komen. Omdat wij momenteel nog midden in het beraad
hierover zitten, moeten wij ons thans nog van het stellen van conclusies
onthouden, maar t.z.t. hopen wij daarover, hetzij rechtstreeks, hetzij via de
Afdeling Werkgevers, nog wel nadere mededelingen te doen.
O.- EN S.-FONDS
Een tweede belangrijk onderwerp, hetwelk ook in onze Afdeling veel aan
dacht heeft, betreft het Ontwikkelings- en Saneringsfonds. Zoals bekend, is
vanaf 1 januari 1965 enige uitbreiding gegeven aan de ontwikkelingszijde van
deze instelling. Daarover heeft men in De Landbouwpers al het een en ander
kunnen lezen, zodat dit hier niet herhaald hoeft te worden. Alléén moge ver
meld worden, dat de Afdeling Gemengde en Kleine Bedrijven van mening is,
dat hieraan binnen afzienbare tijd nog verdere uitbreiding moet worden
gegeven, opdat nog breder kring er van zou kunnen profiteren. Uiteraard wordt
bij de bespreking van dit onderwerp ook de wens tot het verstrekken van
rentesubsidies betrokken. Dat dit laatste ook in onze Afdeling nog al veel
aandacht heeft is begrijpelijk, als men weet dat in het begin van de vijftiger
jaren door de toenmalige Afdeling Kleine Boeren al een uitvoerig gedocu
menteerd plan is ingediend voor een rentesubsidie, waarin toen met een reeks
cijfers werd aangetoond, dat met het bedrag dat toentertijd voor de premie
verstrekking uit de overheidskas ter beschikking werd gesteld, een veel
ruimere kring zou kunnen worden geholpen. Toen bleken de geesten hier te
lande daar nog niet rijp voor. In tegenstelling met West-Duitsland, ivaar men
via het „Grüne Plan" ook de weg van de rentesubsidie bewandelt. Thans is
het zo dat deze gedachte wel veld heeft gewonnen, maar de verwezenlijking
laat nog op zich wachten.
INTEGRATIE EN CONTRACTTEELT
Ook aan de op gang zijnde integratie en contractteelt besteedde de Afdeling
veel aandacht. Hier liggen nog al knelpunten, die zo mogelijk omzeild dienen
te worden. In de besluitenlijst voor de vergadering van het K.N.L.C. op
4 januari heeft de Afdeling zelfs een nieuw element in het geding gebracht.
Deze besluitenlijst heeft het Hoofdbestuur aanvaard, zodat verwacht mag
worden, dat deze idee verder zal worden uitgewerkt. Kortheidshalve moge hier
vermeld worden, dat het hierbij ging om iets van de grote risico's, waarmee
de boer altijd heeft te maken, ook bij de contractteelt enigszins meer zouden
worden uitgestreken over de verschillende facetten van de voedselvoorzienings
kolom. In één der volgende nummers van deze K.N.L.C.-bladzij hopen wij de
strekking er van nog nader aan te duidenH.D.
Op 22 maart a.s. wordt door de werkgroep On-
kruidbestrijding T.N.O. te Wageningen een „On
kruiddag" georganiseerd. Gastspreker: Prof. Flet
cher. Aanvang 10.10 uur. Plaatsgrote zaal van het
Instituut voor Plantenkundig Onderzoek, Binnen
haven 12, Wageningen. Het programma vermeldt
o.m. de volgende sprekers en onderwerpen.
Prof. W. W. Fletcher, University of Strathclyde,
Schotland over „Herbicides and bio-activity of the
soil."
Ir. P. M. Gruental Klestadt, Bennekom over
„Isopropyï Chlooraoeetanilide, een nieuw onkruid
bestrijdingsmiddel voor onder meer uien- en kool
soorten."
P. Zonderwijk, Bennekom: „Ontwikkelingen bij
de praktische onkruidbestrijding en het onkruiden-
derzoek in 1965."
Ir. F. Mariouw Smit, Wageningen over „Nieuwe
perspectieven voor de kweckgrasbestrijding met
natrium trichlooracetaat."
Ir. M. Bakkeren, Groningen over „I cnacil, een
onkruidbestrijdingsmiddel uit de groep der uracil-
derivaten voor de bietenteelt."
K. Schipstra, Wageningen over „De gevoeligheid
van klavers voor joxynil." en
Ir. W. J. Scholtens, Arnhem over „Duistbestrij
ding in wintergranen met een menging van butu-
rou en cycluron."