De sociale positie van de zelfstandigen
Onderlinge Zuidelijke Hagelverzekering
een feit
De richtprijs voor de melk
1966/67
Olieaccijns
Slachthuizen
Geen interventieregeling
consumptie-aardappelen
Verzekeringszaken
s
IN het onlangs gehouden maandelijks onderhoud
van het Landbouwschap met dc minister van
Landbouw is als belangrijkste punt de richtprijs voor
de melk voor het jaar 1966/67 aan de orde geweest.
Een gesprek dat nog geen concrete basis kon hebben
daar de voorstellen van de Europese Commissie be
treffende de prijsvork voor melk en rundvlees nog
niet bekend waren. Oriënterend werden tijdens dit ge
sprek van Landbouwschapzijde de slechte rentabili-
teitsuitkomsten van de weide- en gemengde bedrij
ven naar voren gebracht. Voorts werd bij de bespre
king betrokken de marktpositie van de melk- en zui-
velprodukten en de voorstellen van de landarbeiders
betreffende de verhoging van de lonen in de C. A. O.'s.
De minister wees er op dat hij bij zijn beleid rekening
moet houden met een richtprijs, die door de markt
verwerkt kan worden. Deze richtprijs moet geen prik
kel inhouden tot vergroting van de produktie en
moet passen in het prijsbeleid van het kabinet, aldus
de minister.
Wij zijn benieuwd welke van deze factoren, die van
het Landbouwschap of van de minister, bij de te nemen
beslissing de overhand zullen krijgen.
De verbetering van de rentabiliteit van het goede
Nederlandse weide- en gemengde bedrijf is ons inziens
toch wel een uitermate belangrijk argument om de
melkprijs te verhogen. De L. E. I.-berekening komt op
37 cent. Het K. N. L. C. vraagt, gezien de gevolgen
voor de consumptie, slechts 35 cent plus een verho
ging van de vleesprijzen; een prijs die, de kosten- en
loonstijging in aanmerking nemende, bepaald niet aan
de hoge kant is. Drs. Schelhaas schreef onlangs in
het Officieel Orgaan van de FNZ dat „indien bij de
veehouderij dit jaar geen belangrijke prijsverhogingen
plaatsvinden, het inkomen van de landbouw absoluut
gezien zal dalen, d.w.z. dat andere bevolkingsgroepen
zich rechtstreeks ten koste van het landbouwinkomen
verrijken".
DEN dezer dagen kan een beschikking worden ver-
wacht waarbij de tuinders die recht kunnen doen
gelden op de teruggave van betaalde olie-accijns, deze
niet pas na 15 maanden maar reeds veel vroeger zul
len kunnen terugontvangen. Voorzover het om grote
bedragen gaat is dit ongetwijfeld een belangrijke ver
betering.
T.
EEN tijd geleden er is in landbouwkringen ten
onrechte weinig aandacht aan geschonken -
heeft de Federatie van Nederlandse Slagerspatroons
bonden een aantal denkbeelden gelanceerd over de
programmering, concentratie en exploitatie van de
openbare slachthuizen. Aanleiding daartoe waren in
grote lijnen dezelfde factoren die ook ons bezighou
den nl. de stijgende exploitatiekosten van openbare
slachthuizen en vleeskeuringsringen, de eisen inge
volge de E. E. G.-voorschriften en de overbodige (ver)
bouwerij van slachthuizen door sommige gemeente
besturen.
Het mag ons dan ook verheugen dat in Minister
Veldkamp's juist verschenen „Volksgezondheidnota
1966" aandacht aan dit vraagstuk wordt geschonken.
De gedachten van de minister gaan uit naar *n zekere
concentratie van de slachthuizen waarbij eisen zullen
worden gesteld betreffende het minimum aantal te
slachten dieren. Tevens zal er gezorgd moeten worden
voor een goede spreiding van de slachthuizen over
ons land. Het huidige aantal van 81 openbare en 80
particuliere slachthuizen acht een minister te groot.
In de tweede plaats kondigt de minister aan dat het
in zijn bedoeling ligt om ook de structuur van de
vleeskeuringsdiensten te herzien. Ook hier zal dus
blijkbaar een ook in landbouwkringen levende wens
worden ingewilligd.
In de nota wordt gesproken van regionale veteri-
nair-hygiënische diensten van voldoende omvang en
capaciteit welke de controle en keuring van dierpro-
dukten kunnen verrichten. Wij begrijpen hieruit dat
daarmede ook een einde zal worden gemaakt aan het
langzamerhand wat dwaas aandoende stelsel van de
zgn. invoerkeurlonen. Wij mogen hopen dat de voor
genomen maatregelen een belangrijke kostenbesparing
tot gevolg zullen hebben. Zowel consument als produ
cent kunnen hier van profiteren.
T.
I1ET consumptie-aardappelbeleid Is eveneens een
punt van bespreking geweest tussen minister en
Landbouwschap. Het Landbouwschap zal van zijn
kart geen aandrang uitoefenen tot het invoeren van
een interventieregeling voor consumptie-aardappelen.
Var. de kant van de minister is evenmin een voorstel
voor een regeling te verwachten. Echter kan zich dan
wel, aldus de minister, de toestand voordoen dat bij
zondere omstandigheden een tijdelijk ingrijpen nood
zakelijk maken zodat deze zaak bij het oude blijft ea
er niets verandert.
DIJ de behandeling in de Eerste Kamer der Staten-Generaal van het wetsontwerp houdende een arbeid»-
ongeschiktheidsverzekering voor loontrekkenden heeft de heer ir. H. J. Louwes behartigenswaardig»
opmerkingen gemaakt over de sociale positie van de zelfstandigen.
Waarom zo vroeg de heer Louwes zich af eindigt de sociale zekerheid voor de loon- en salaristrekkendefl»
pas bij een inkomen van 20.000,— terwijl de sociale voorzieningen voor de zelfstandigen veel minder ver
reiken?
De zelfstandigen worden zo langzamerhand jaloers op de uitgebreide sociale zekerheid die de loon
trekkenden hebben verkregen. Een zelfstandige die nog geen 65 jaar is moet 3 jaar lang een inkomen
beneden de 5.000,hebben genoten wil hij voor enige steun van de sociale voorzieningen in aanmer
king komen. Maar over het loon dat hij betaa't moet circa 16 worden bijgedragen in de kosten deir
sociale verzekeringen!
Wanneer de zelfstandige als gevolg van de loon- en prijspolitiek van de Regering in moeilijkheden komt
rest hem slechts de bijstandswet. De heer Louwes ziet geen aanleiding het verschil in behandeling tussen loon
trekkenden en zelfstandigen op het terrein van de sociale verzekeringen nog langer te handhaven. Vroeger
bestond voor een gelijke behandeling geen aanleiding. Toen immers was de positie van de zelfstandigen en
loontrekkenden anders.
Zo werd de zelfstandige voor de Tweede Wereldoorlog geacht een zeker inkomen te hebben met daarnaast
enig vermogen als buffer voor de slechte en oude dag. De loontrekkende van toen had een geheel afhankelijke
positie. Hoe is dit alles veranderdHet dirigistische stelsel van fiscale, economische en sociale maatregelen
dat na de Tweede Wereldoorlog werd ingevoerd heeft de positie van de zelfstandige en in het bijzonder van
de kleine ondernemer sterk gewijzigd.
TER illustratie wees de heer Louwes op een uitspraak neergelegd in het 7e halfjaarlijkse rapport van de
Sociaal Economische Raad. In dit rapport wordt de aandacht gevestigd op het achterblijven van de ont
wikkeling van de inkomenspositie van de zelfstandigen bij de loonontwikkeling. De positie van de loontrek
kenden daarentegen is in positieve zin sterk verbeterd. Zijn positie is veel onafhankelijker geworden door
het geheel van de sociale- en arbeidswetten. Daar komt nog bij, dat de categorie loontrekkenden sterk is uit
gebreid door het afschaffen van loongrenzen en dergelijke. Het gevolg hiervan is dat een directeur van een
N. V. hoe onafhankelijk zijn sociale positie ook is, toch dezelfde sociale zekerheid geniet als hijvoorbeeld een
weekloner met een minimuminkomen. Maar de zelfstandige moet 3 jaar minder dan het minimuminkomen
verdienen alvorens iets te kunnen claimen. En dan nog maar weinig. Het wordt steeds onaantrekkelijker om
zelfstandige te zijn.
Daarom vroeg de heer Louwes zich af of het niet de hoogste tijd is aan de sociale verzekeringswetgeving
een andere basis te geven. Spreker suggereerde in dit verband een uniforme loon- en inkomensgrens voor de
deelneming aan de sociale verzekeringswetten en de vaststelling van een maximum als bijdrage door de ver
zekerden in de kosten van de sociale verzekeringen. Eventuele te korten zouden dan uit de algemene midde
len dienen te worden gedekt. Op deze wijze zouden de zelfstandigen en loontrekkenden een gelijke behand"
ling ontvangen. Aldus zal tevens worden bereikt dat ook de werknemers een grotere verantwoordelijkheid
wordt gegeven bij de keuze zich tegen bepaalde sociale risico's al dan niet vrijwillig te verzekeren
Tot zover de heer Louwes die met zijn uiteenzetting de verdienste heeft gehad in de politieke aren*
nogmaals de aandacht te vragen voor de benarde positie waarin vele zelfstandigen niet alleen in de
landbouw maar ook in de middenstand verkeren.
PREMIETARIEVEN EN VOORWAARDEN GUNSTIG'
JN het Zeeuws Land- en Tuinbouwblad van 7 januari 1966 werd mededeling gedaan van de fusie tussen
onderlinge hagelverzekeringsmijen in het Zuidwesten nl.:
1. de Onderlinge van de Noord-Brabantse Mij van Landbouw;
2. de Onderlinge van de Kring Schouwen en Duiveland van de Z. L. M.;
3. de Onderlinge van Klundert.
Deze 3 onderlingen zijn thans met inbreng van reserves aaneengesmolten tot één Onderlinge Zuidelijke
Hagelverzekering. De nieuwe onderlinge zal zich uitsluitend bezighouden met het verzekeren van landbouw
gewassen.
Tijdens de gehouden algemene ledenvergadering op 10 februari 1966 te Bergen op Zoom zijn o.m. de nieuWfe
statuten en reglementen vastgesteld eri werd het nieuwe bestuur gekozen.
De volgende personen maken deel uit van het bestuur:
L. J. Nelemans te Zevenbergen (voorzitter). A. B. Snoek te Almkerk.
J. G. L. Snijder te Klundert (vice-voorzitter) A. H. Timmers te Dinteloord.
E. L. de Koeijer te Brouwershaven (sekretaris). A. J. W. J. Wijtvliet te Klundert.
R. den Engelse te Oudemolen. H. J. van de Zande te Nieuwerkerk.
Job. van de Zande te Nieuwerkerk.
De heer E. L. de Koeijer is rechtstreeks door het D. B. van de Z. L. M. aangewezen, terwijl de heer A. B
Snoek door het bestuur van de Noord-Brabantse Mij van Landbouw en de heer J. L. G. Snijder in overleg tus
sen het bestuur van de Noord-Brabantse Mij van Landbouw en Klundert werd aangewezen. De overige zes
bestuursleden werden door de algemene ledenvergadering benoemd.
Uit bovenstaande lijst valt op te maken, dat de bestuursleden gekozen zijn uit de leden van de drie ge-
fusieerde onderlingen. Het bestuur bestaat voorlopig uit 9 leden en kan uitgebreid worden tot 15 personen.
Met name zijn enkele bestuurszetels gereserveerd voor bestaande distriktsonderlingen in Zeeland, welke
zouden kunnen besluiten tot deze nieuwe Zuidelijke Onderlinge toe te treden. Voor de individuele leden van
de Z. L. M. bestaat er vanaf dit moment eveneens de mogelijkheid lid te worden van de nieuwe onderlinge.
De komende oogst 1966 kan reeds tegen hagelschade verzekerd worden. Het werkgebied van de nieuwe onder
linge omvat de provincies Zeeland en Brabant. Het sekretariaat is gevestigd ten kantore van de Noord-Bra
bantse Mij van Landbouw te Zevenbergen.
Binnenkort hopen wij te beschikken over foldermateriaal, dat de leden op hun verzoek zal worden toege
zonden. Nu reeds kunnen wij verklappen, dat de premietarieven en voorwaarden gunstig zullen zijn.
Ons advies is: Noteer al vast: Onderlinge Zuidelijke Hagelverzekering: Uw adres voor het verzekeren van
landbouwgewassen tegen hagelschade.
In de volgende weken komen wij hierop bij u terug. Vraag nu alvast inlichtingen op het Landbouwhuis,,
Postbus 70 te Goes.
de L.