Kontaktbijeenkomsten over melkwinning Wetenswaardigheden over veehouderij VEE EN VLEES DF heer A. J. B. Hammink, Dierenarts bij de Ge zondheidsdienst voor Dieren, lichtte de ervarin gen toe met het mastitisonderzoek en -bestrijding op de Zeeuwse melkveebedrijven. Sinds een 2-tal jaren wordt door deze Dienst 1 keer per 4 weken aan de fabrieken uit alle aangevoerde bussen een monster genomen voor onderzoek op mastitis vol gens de Brabantse Mastitis Reactie (B.M.R.) Be drijven welke 1 of meer keren melk leveren met een positieve reactie worden door de bedrijfsvoorlichters van de Gezondheidsdienst bezocht waarbij kwar- De slachtverzekering Nieuw heffingssysteem vee en vlees door koppeling aan slachtverzekering Produktie en verkoop van vlees ALS deel van deze ontwikkeling moeten de supermarkten worden genoemd. Per 1-1-1965 waren er in ons land al 430. Hierbij waren 240 zelfstandige ondernemers, 74 gebruikscoöperaties en 116 grootwinkel bedrijven, waaronder zeer grote eenheden. Deze ontwikkelen zich tot vleesverkopers van formaat en zijn interessant voor centrale slagerijen en de vleesverwerkende industrie. Het grootwinkelbedrijf onderscheidt zich in traditionele verkoop met bediening door een vakslager en zelfbedieningszaken met klaargemaakt vlees dat in centrale slachterijen wordt voorverpakt. Hoewel deze methode veel minder verwerkings- en verkoopkosten vraagt blijkt dat nog veel consumenten speciale bediening prefereren boven zelfbediening. DE toekomstige ontwikkeling zal vooral worden bepaald door arbeidsbesparende faktoren. Voor de inkoop is steeds minder tijd beschikbaar. Minder persoonlijk kontakt tussen koper en verkoper doet de be hoefte aan een classificatiesysteem dat op objektieve normen berust, toenemen. 9 Levende belangstelling! ¥N januari en februari organiseerde de Zeeuwse Melkwinningscommissie van het Landbouwschap een 6-tal regionale kontaktbijeenkomsten met de melkveehouders. Deze bijeenkomsten werden voor het 3de jaar gehouden en vonden achtereenvolgens plaats te Zierikzee, Poortvliet, Goes, Middelburg, Oostburg en Hulst. Na een 3-tal korte inleidingen werden de films „Bacteriën en melk" en „De koe en de melkmachine" vertoond. Hierna was er gelegenheid voor het stellen van schriftelijke vragen. De vragen werden aan een forum voorgelegd, samengesteld uit de 3 inleiders en de direkteur van de Zuivelfabriek in het betreffende gebied of een plaatsvervanger. De heer Ir. W. L. Harmsen behandelde het onderwerp „Kwaliteitscontrole en -uitbetaling van de melk". Hierin werd centraal gesteld dat het leveren van goede melk de volle aandacht van de melkvee houder moet hebben. Uit een oogpunt van de kwaliteit van de produkten en de mogelijkheden van afzet is een goede grondstof noodzakelijk. Dit onderwerp heeft ook de belangstelling van de Overheid. De Minister van Landbouw en Visserij heeft in 1965 een commissie ingesteld die het vraagstuk van kwaliteit en uitbetaling naar kwaliteit van de melk bestudeert. Deze Commissie, die als commissie Weller. bekendheid heeft gekregen, voert besprekingen over een pooling van de toelagen en kortingen in een kwaliteitsfonds. Als zodanig zou dit voor de vee houders geen verandering geven. Voor de fabrieken zal de invoering hiervan wel gevolgen hebben voor de uitbetalingscapaciteit ten opzichte van elkaar. De totaal in een gebied gegeven toeslag en ingehouden kortingsbedragen zouden dan tussen de aanvoergebieden van de fabrieken worden verrekend. Invoering van aanzienlijk grotere verschillen tussen goede melk (met premie) en afwijkende melk (met kortingen) wordt in het vooruitzicht gesteld. Een meer intensieve voorlichting door de fabrieken zal hiermede gepaard dienen te gaan. f\E verplichte slachtrisicoverzekering, in 1949 in- gevoerd, mag bij onze lezers bekend worden ver ondersteld. Om procedures tussen leveranciers cn be en verwerkers te voorkomen en om de in de praktijk ontstane ongelijkheid door het optreden van vele kleine verzekeringsfondsen te elimineren werd deze maatregel genomen. In december 1965 is echter door het bestuur van het Productschap voor Vee en Vlees een wijziging aangebracht in de Verordening Verzekering Slacht dieren 1957. Deze wijziging maakt de controle op de naleving van de verplichte verzekering voor slacht dieren niet alleen mogelijk bij de slachting zoals de regeling luidde, maar ook bij de aflevering van het slachtdier aan de be- en verwerker. De controlemogelijkheid op het naleven van de ver ordening wordt dus versterkt en de verantwoordelijk heid voor het verzekeren in beginsel bij de leveran cier van het levende dier gelegd. Zoals de redactie thans luidt is dus de leverancier van het levende dier er verantwoordelijk voor dat het vee, vóór de aflevering van het dier, verzekerd Ls. DER 1 februari j.l. zijn een aantal belangrijke ver- anderingen in werking getreden in de wijze waarop de heffingen van het Produktschap voor Vee en Vlees worden geïnd. Wij schreven hier reeds over in ons blad van 28 januari, maar gezien het belang van deze zaak, komen wij hierop nogmaals terug. Het Bestuur van dit Produktschap heeft bewust voor een ander systeem van heffingen gekozen dan voorheen toegepast werd omdat deze oplossing het eenvoudigst was en daarbij bovendien het goedkoopst zou zijn. Voordien werd alleen de in- en uitvoer be last door een heffing van 1 °/oo op de waarde van de geïmporteerde en geëxporteerde produkten. Nu per 1 februari worden de inkomsten verkregen door een heffing op alle te slachten dieren. Het Centraal Bureau voor Slachtveeverzekeringen waarbij alle dieren ver zekerd moeten worden tegen verborgen gebreken, zal deze gelden incasseren (zonder overigens enige ver antwoordelijkheid voor het opleggen van deze heffin gen te dragen). De verplichting tot betaling van deze heffingen ontstaat op het ogenblik, dat de verzekering wordt afgesloten. Verplicht tot betaling is diegene, die de verzekering aangaat. Deze wijze van incassering is overigens niet nieuw. Reeds sedert jaren heeft het Centraal Bureau voor Slachtveeverzekeringen op overeenkomstige wijze enige heffingen voor het produktschap geïnd, n.l. voor het fonds bevordering kwaliteitsverbetering varkens stapel en het fonds bevordering verbruik vlees en vleeswaren. Nu is daar ook nog bijgekomen een heffing voor de classificatie van slachtvarkens en die voor de huis houdelijke dienst van het Produktschap. Een overzicht van de thans geldende heffingen volgt onderstaand. Doel rund kalveren der heffingen gras/ nuch- var- lam/ vet ter ken schaap Kwaliteitsverbetering varkensstapel 0,075 Georgan. bestrijding varkensziekten 0,20 Bevordering verbruik vlees 0,035 vleeswaren 0,25 Classificatie varkens 0,31 Huishouding produktschap 0,35 0,15 0,02 0,08 0,04 tierenonderzoek wordt uitgevoerd met de schalro- pamtest. Tevens wordt aandacht besteed aan de melkmachine-installatie en de melktechniek. De voorlichters ontvingen hiervoor een opleiding van de Rijks veeteelt- en Zuivelvoorlichtingsdienst. In vele gevallen werden op deze melkveebedrijven tekortkomingen geconstateerd. De ervaring heeft geleerd dat door dit onderzoek ook de aandacht voor uierziekten toeneemt waar door een preventieve invloed merkbaar is. Naast het B.M.R.-onderzoek worden de monsters eveneens onderzocht op aanwezigheid van antibiotica. j^E heer J. H. Lantinga, Hoofdassistent A bij de Rijksveeteelt- en Zuivelvoorlichtingsdienst, sprak over „Verantwoorde manprestatie bij het machinaal melken". Achtereenvolgens werd aan dacht geschonken aan de faktoren die het aantal te melken koeien per uur beïnvloeden als: merk machine, melkbaarheidsonderzfoek, hoogte van de dagproduktie, onderhoudstoestand van de instal latie, werkmethode en vaardigheid. Hierbij werd gesteld dat niet het aantal te melken koeien per uur als norm voor goed melken moet worden ge hanteerd maar dat goed en snel melken op de voor grond moet worden gesteld. Goede melkers bereiken in dit opzicht de beste prestaties. Het forum kreeg op de verschillende bijeen komsten een groot aantal vragen te beantwoorden. Duidelijk kwam hieruit naar voren dat voor de onderwerpen veel belangstelling bestond. Vooral het onderwerp „kwaliteitsonderzoek en -uitbetaling" had veel „pennen" in beweging gebracht, maar ook de ontwikkeling van een goede techniek bij de melkwinning, gaf aanleiding tot levende discussie. De gemiddeld grote belangstelling voor deze bij eenkomsten en de overwegend concreet gestelde vragen laten uitkomen dat deze kontaktbijeenkom sten in toenemende mate worden gewaardeerd. I» totaal waren er 360 melkveehouders op deze bijeen komsten aanwezig. Pf Totaal 0,60 0,15 0,02 0,70 0,04 ^LTLEES wordt door de consument vooral gekocht om de eiwitbehoefte te dekken. De vorm waarin deze eiwitten worden gegeten loopt in de E.E.G.-landen, bij een vrijwel gelijke consumptie (alleen Italië gebruikt minder), maar weinig uiteen. De geconsumeerde eiwitten bestaan in Frankrijk voor 55uit vlees, in Duitsland, België en Nederland resp. voor: 49%, 45% en 34%. In Nederland ligt het vleesverbruik relatief laag door hogere melkconsumptie en omdat men minder geld voor (dure) voeding wil besteden. Per gebied of streek is het verbruik vaak mede afhankelijk van de produktieomvang. Zich wijzigende eetgewoonten kunnen de producenten echter tot aanpassing dwingen. Het vrijmaken van de handel tussen de E.E.G.-landen heeft na 1963 al grote veranderingen in het exportpatroon ver oorzaakt. Onze invoer van vlees uit E.E.G.-landen is ongeveer constant gebleven en van weinig betekenis, de vleesexport nam echter toe van 344 tot 729 miljoen gulden, hoofdzakelijk naar Frankrijk en Italië (overwegend kalfsvlees). Het prijsverloop van vlees in ons land stelt zich, hoewel thans nog op wat lager niveau, afhankelijk van de kwaliteit op het prijspeil in de E.E.G. In ons land maken de bestedingen aan vlees- en vleeswaren ca. één vijfde deel uit van het totaal aan voedings- en genotmiddelen. Onderzoek naar de struktuur van het vleesverbruik in de E.E.G. wijst op vrij stabiele (traditionele) vleesgewoonten die niet erg sterk door de prijs worden beïnvloed. Niettemin verschuift de vraag van de consument onder invloed van het stijgende inkomen. De eisen worden meer afhankelijk van gemak, smaak en welvaartsgevoelens. Gebleken is dat bij een stijgend inkomen van 1 de uitgaven aan vleesprodukten toenemen met ca. 0,9 dit houdt gunstige verwachtingen in voor de vleesafzet. ^7AN 1952-1962 stegen de uitgaven voor vlees met 80 (plm. de gemiddelde inkomenstijging). Interes sant is hierbij de gewijzigde opname van de diverse vleessoorten. In de totale (stijgende) uitgaven van de consument aan vleesprodukten daalde rundvlees van 40% tot 38%, varkensvlees van 32 naar 25%, die van vleeswaren en -conserven steeg echter van 20 tot 30%, vet werd van een waardevol tot een „afval"- produkt (waardedaling van 38 tot 2 miljoen gulden). Voor kip stegen de bestedingen van 9 tot 54 miljoen gulden. Het vlees moet tegenwoordig jong, mager, mals en snel te bereiden zjjn. (biefstuk, rosbief, kip, fricandeau en karbonade). Artikelen als stoofvlees, vet varkensvlees en soepvlees zijn steeds moeilijker te plaatsen. Verder wordt een steeds groter deel van het huishoudgeld besteed aan fijne vleeswaren en vleesconserven. Bij voortgaande welvaart moet daarom worden verwacht dat de prysverschillen tussen rund of varken van eerste en gemiddelde kwaliteit steeds groter worden. Het bedrijf van de vleesproducenten (de mesters) zal hierdoor steeds meer worden beïnvloed, en zal zich verder moeten aanpassen. Hetzelfde geldt voor het slagersbedrijf dat zich in de afgelopen jaren vrijwel geheel van vlees voorzag via veemarkten en abattoirs. Dit betekende ook een direkte relatie met de mester. In dit traditionele beeld begint echter ook grote verandering te komen. Vanaf 1950 is het aantal slagersbedrijven aanzienlijk verminderd als gevolg van de stijgende arbeids- en investeringskosten die niet door hogere omzet werd gecompenseerd. Voor de slagers wordt het zelf inkopen van vee, slachten en vleesbewerking steeds moeilijker. De functie van inkoop en bewerking wordt geleidelijk door concentratie in het slagersbedrijf (met filialen) en door grossierderijen overgenomen. Bij stijgende loonkosten zal het verschil in produktiviteit tussen deze twee systemen echter groter worden. Het percentage „vlees-, vleeswaren en -conserven" bedroeg in 1964 bij de grootwinkelbedrijven al ca. 15% van het totaio assortiment. Verder is er enige toename in de verkoop van voorverpakt vlees in de grotere kruideniersbedrijven, dit vraagt echter een speciale kennis van het artikel vlees. Voor de mesters zal aflevering van dieren van uniforme kwaliteit en eigenschappen voor verwerking een steeds grotere rol spelen, evenals een betere kwaliteit van het slachtprodukt. Dit houdt tevens in dat de grote afnemers zich meer rechtstreeks tot de producent gaan wenden, terwijl de slagers streven naar bevoorrading vanuit inkoopcombinaties of groothandel in vlees. H.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 11