De
Jongerenorganisatie
De akkerbouwgarantieprijzen
VRIJDAG 11 FEBRUARI 1966
54e Jaargang No. 2816
„Officieel orgaan van de Muatschappij tot bevordering van land enTainbouw en Veeteelt in Zeeland
Ons commentaar
Frankering bij abonnement Terneuzers
DE Plattelands Jongerengemeenschap in onze provincie
heeft zich vorige week op haar traditionele jaarlijkse
contactdag weer laten zien en horen. De vergadering was
gecombineerd met die van de landelijke en overkoepelen
de organisatie. Dit laatste kwam dachten wij meer tot
uiting in het feit dat nu de landelijke voorzitter een ope
ningstoespraak hield dan uit het aantal niet-Zeeuwse be
zoekers. Zeeland lijkt voor sommigen wat ver weg kenne
lijk
Van de in het officiële gedeelte van de vergadering ge
sproken woorden geven er diverse voldoende stof voor
meer dan één commentaar. Het was gezien de werkzaam
heden van de P. J. G. op het terrein stad-platteland niet
verwonderlijk dat ze belangstelling hadden voor het onder
werp reputatiebehartiging. De heer Wilbers heeft wel dui
delijk gemaakt dat er nog wel wat te doen is op dit ge
bied. De jongeren ook in onze provincie vinden in
het verbeteren van het begrip over de landbouw nog een
belangrijk werkterrein, wat verder uitgebouwd kan wor
den. De heer De Veer sprak voorts over de veelheid en
de verdeeldheid op organisatorisch gebied. Ook de land-
bouwbeleidsaspecten kwamen op deze vergadering om de
hoek kijken. „Rentesubsidie moet er komen," zo stelde de
Voorzitter, „maar geen algemene rentesubsidie".
Hoewel we het over deze onderwerpen nu bepaald niet
willen hebben moet ons één opmerking over dit laatste
punt toch van het hart.
Wij zouden het namelijk op prijs hebben gesteld
om nu eens te horen wat de jongeren, juist deze toch
overwegend jonge of toekomstige boeren nu op dit
punt precies willen. Wij achten het gehele terrein
van de kosten van de investeringen (want daar gaat
het hierom) zo belangrijk dat ons uitgangspunt is: een
algemene regeling en dan maar eens kijken waar
het onoverkomelijke moeilijkheden geeft, en dat uit
zonderen. Een ander standpunt dus (of vergissen
we ons?) dat vooral van belang lijkt omdat de beer
nog geschoten moet worden.
Maar wij stelden reeds uat onze beschouwing zich nu
niet op deze zaken wil richten; hoewel het landbouwbeleid
aan de jongerenorganisatie (want daar willen we ons toe
bepalen) niet voorbij gaat en ook niet voorbij hoort te
gaan. Het draait immers in belangrijke mate bij vele hui
dige problemen om de vraag hoe de landboüw er over 5
of 10 jaar uit zal zien. Dat is dus wanneer deze jongeren
boer of tuinder zullen zijn. Ook een E. E. G. wordt naar
onze mening niet voor slechts een paar jaar in elkaar ge
zet (hoewel het daar veel op leek bij de laatste crisis),
maar is een zaak voor de toekomst. Meedenken op dit
moeilijke beleidsvlak is dan ook noodzakelijk. En een dui
delijke mening, goed gefundeerd liefst, een nota of rap
portje wordt door de „oudere" organisatie op prijs gesteld,
wat nog niet inhoudt dat het voetstoots wordt overgeno
men want dat doen de jongeren omgekeerd ook niet! En
liggen onderwerpen als bedrijfsopvolging financiering en
bedrijfseconomie in het algemeen niet vlak bij de proble
men van de jongeren, die bijna of geheel al de zelfstandig
heid bereikt hebben?
Er zijn op dit gebied o.a. lezingen, discussies, cursussen
landbouwbeleid en kadercursussen. Er is ook belangstel
ling. Maar wensen we te veel wanneer we stellen dat wat
dit betreft er nog meer mogelijk is? Zit er misschien ook
iets in het formeren van studieclubs, die zich juist eens
kunnen richten op het economisch aspect?
Maar er zijn meer werkzaamheden van de jongeren
organisatie. Het technisch Landbouw jongeren werk. de
ontspanning in allerlei vormen die nogal de aandacht
krijgt, niet te vergeten de cursussen zoals aan de Volks
hogescholen. Ook de uitwisseling moet zeker genoemd
worden. Kortom activiteiten op een breed terrein erop
gericht om ervaringen op te doen, om eens verder te kij
ken dan de eigen omgeving, om te leren samen met ande
ren iets te doen of op te zetten. Vorming is het mooie
woord voor dit belangrijke werk. Belangrijk zowel voor
de persoon in kwestie, de toekomstige ondernemer op het
land- of tuinbouwbedrijf, als voor de gehele boerenstand.
Ondernemer zijn vraagt immers meer dan alleen het goed
beheersen van een vak. Juist in de jonge jaren zal men de
gelegenheid om zich zo breed mogelijk te oriënteren aan
moeten grijpen. Het tijdstip waarop dit niet meer kan dooi
de taak in het bedrijf en maatschappelijke verplichtingen
wordt snel bereikt. De ouders zullen de jongeren de kan
sen moeten geven en zo nodig moeten stimuleren.
Omenten of handhaven? De Stark Earliest is momenteel een omstreden ras. Moet men
meedoen met de grote massa, die deze appel veroordeelt of rustig even afwachten? Bij
zonderheden over de kansen van de Stark Earliest geeft het artikel hierover op pag.
12 en 13. Verder tuinbouwnieuws is te vinden op pagina 4 en pagina 9.
De noodzakelijke veelzijdigheid van het programma van de jongerenorganisatie wat
natuurlijk niet inhoudt dat iedere jongere aan alles mee moet doen betekent ook wel
eens een moeilijkheid. Men neemt wel eens te veel hooi op de vork. Initiatieven wor
den wel eens onvoldoende uitgewerkt en we zagen soms wel eens graag de accenten
in het werk wat anders liggen.
Maar dit tast de betekenis van het werk van de jongeren het zelfdoen niet
aan. Voorts hebben de jongeren het voorrecht wat geen vrijbrief inhoudt dat het
allemaal niet perfect hoeft te zijn. Men moet zich een mislukking kunnen permitteren.
Als wij ons bovendien realiseren dat betrekkelijk snelle bestuurswisselingen (wat
wij ook noodzakelijk vinden) en studie- en dienstplicht van de leden, het werken niet
altijd gemakkelijk maakt dan gebeurt er toch nog wel wat.
Het is dachten wij de taak van de ouderen om dit werk van onze jongerenorganisa
tie te stimuleren. En voorts te zorgen dat iedere jongere uit onze kring tenminste een»
aantal jaren deelneemt in dit belangrijke werk! Vooral ook voor deze jongeren zelf!
Pr.
OOGST 1966
Tarwe, gerst, haver en suikerbieten onveranderd
SINDS de tarweoogst van 1964 heeft de Nederlandse akkerbouwer een nationale ba
sisrichtprijs voor tarwe, die reeds ligt op het gemeenschappelijke prijspeil, dat per
1 juli 1967 voor de landen van de Europese Economische Gemeenschap zal gelden. Na de
prijsverhoging van 1965 voor gerst en haver is dat ook voor deze voedergranen het ge»
val, zodat verdere aanpassing van de prijzen der inheemse voergranen voor de.oogsl»
1966 beperkt blijft tot rogge, naast prijsverhoging voor mais en sorghums, voedergra
nen uit import. Ook de prijs, die de akkerbouwer voor zijn suikerbieten zal ontvangen
blijft onveranderd, zoals blijkt uit de door de Minister van Landbouw en Visserij in over
eenstemming met het Landbouwschap voor deze rodukten. van de oogst-1966 vastgesteld
de prijzen. (Zie verder pag. 3.)