Voeding en verzorging droogstaande drachtige koeien Wetenswaardigheden over de veehouderij Aantal en merken melkmachines in Zeeland Het gebruik van mineralenkoek/brok in de rundveevoeding VEEHOUDERIJ 9 HET machinaal melken vindt thans vrij algemene toepassing. Een bedrijf met melkveehouderij van enige betekenis is moeilijk meer denkbaar zonder een melkmachine. De komst van de eerste melkmachine in Zeeland is echter al van oude datum. |Deze machine van het merk Alfa Laval werd in 1925 geplaatst op een bedrijf in Groede. Omstreeks 1930 waren er 6 bedrijven met een melkmachine. In 1952 was dit aantal tot 20 geklommen, terwijl in 1960 het getal van 100 werd bereikt. Ge durende de laatste 5 jaren is de uitbreiding aanzienlijk geweest. Het totaal aantal bedraagt thans rond 800 stuks. Volgens het C. B. S. waren er per mei 1964 in Zeeland 546 melkmachinebedrijven met 10 en meer melkkoeien. Hieruit blijkt dat ook bij kleinere melkveestapels de melkmachine ruimschoots belangstelling geniet. Eind 1965 is in samenwerking met de bedrijfsvoorlichters van de Gezondheids dienst voor Dieren en de melkwinningsadviseurs van de Zuivelfabrieken per ge bied zo nauwkeurig mogelijk de aantallen melkmachines, alsmede het merk vast gesteld. De resultaten van deze telling gaf het volgende beeld, (zie tabel) Hieruit blijkt dat van een 8-tal merken aantallen van betekenis voorkomen. Voor belangstellenden is binnen het raam van deze 8-merken ruim voldoende keuze voor aanschaf van een goede machine. De aantallen per gebied vertonen in enkele ge vallen een duidelijke aftekening van plaatselijke activiteiten. 1 Schou Tholen De Beve- Wal West Oost Totaal wen St. Ph.- landen che Zws- Zws- aantal Duivel. land ren Vl'ren Vl'ren Alfa Laval 4 8 13 1 4 19 49 Benco i 1 1 Comil 1 1 2 Co-op I 2 3 Cormick Deering 1 1 Effectiv 1 I 4 13 19 Fontein 4 4 Gascoigne 2 1 I 3 7 Hektor 11 2 1 48 1 1 64 Manus 40 4 85 6 63 27 225 Miele 55 2 1 58 Nationaal 3 2 1 6 Senior 36 48 7 33 1 125 Stripp 4 9 1 1 15 Surge 8 8 8 118 6 11 159 Utina 1 1 2 Westfalia 1 1 17 21 40 160 75 130 237 81 97 780 De ontwikkeling tot vergroting van de melkvee-eenheden per bedrijf doet ver onderstellen dat het aantal melkmachines nog belangrijk zal uitbreiden. R. V. V. D., Goes J. H. LANTINGA. 0040 jaar geleden zag men in de praktijk, vaak, dat de droogstaande koeien stiefmoederlijk ge voerd werden. Het minder goede hooi was voor deze dieren, terwijl krachtvoeder maar mondjesmaat werd toegediend. Gelukkig is er verandering gekomen, doch in ver band met vragen op vergaderingen en forumbijeen komsten leek het goed om iets te schrijven over deze dieren. Het gaat er bij deze koeien in de eerste plaats om, dat ze goed opgedroogd zijn, zodat de uiers geen moeilijkheden opleveren. Is deze zaak in orde, dan kan men de volle aandacht gaan schenken aan de voeding. Lengte van de droogstand. Over het algemeen is een droogstand van 2 maanden aan te bevelen. De meeste koeien hebben deze rust hard nodig en het is niet verstandig om veel van deze termijn af te wijken. Ik kan me indenken dat men koeien met een lage produktie en die in een goede voedingstoestand verkeren, een iets kortere droogstand geeft, doch men kan het beste twee maanden aanhouden. Ontwikkeling van het kalf in het moederlichaam. Al eens eerder heb ik aangegeven, hoe de ontwikke ling van het kalf in het moederlichaam verloopt, doch het is goed om nog eens bij deze cijfers stil te staan. Ontwikkeling vrucht in het moederlichaam (Lenkeit). Op de meeste bedrijven zal men kunnen volstaan met de normale samenstelling, doch op bedrijven met veel kalk in de ruwvoeders en b.v. bij hetvoeren van veel gedroogde pulp, zal men beter de fosforrijke mineralen kunnen nemen. Verzorging. Het is van groot belang, dat het hoog- drachtige dier een gemakkelijke plaats heeft en ge makkelijk staat. Let op de klauwverzorging en pro beer de koeien de laatste weken voor het kalven een ruime plaats te geven. Provinciaal Veevoederbureau voor Zuid-Holland, S. DE JONG Szn. Ouderdom in maanden 1 2 3 4 5 6 7 8 9 Gewicht in g 2 25 250 900— l'JOO 2600 6500 10000 16500 3800043000 De ontwikkeling van de vrucht vindt dus vooral plaats in de laatste twee maanden en het is daarom noodzakelijk de koeien een goed rantsoen te geven. Het kalf ontwikkelt toch, doch bij een matig rantsoen zal dit gaan ten koste van het moederdier. WELKE NORM AANHOUDEN VOOR koeien met een normale melkproduktie hou den we de norm aan, die ook gebruikt wordt voor koeien, die 10 liter melk geven. Gemakkelijke cijfers zijn de volgende: 1000 g vre en een zetmeel- waarde van 5600. Na het droogzetten kan men ge leidelijk tot aan deze norm gaan en het lijkt geen groot bezwaar om de laatste weken iets boven deze norm te komen. Om slepende melkziekte te voorkomen is het zeker aan te raden om de koeien in behoorlijke conditie te laten kalven, doch men moet niet overdrijven. Een zeer goede conditie schijnt het optreden van moeder- ziekte iets te kunnen bevorderen. Heeft men zeer produktieve koeien, dus b.v koeien die meer dan 6000 kg melk geven, dan kan men iets hoger gaan met het rantsoen en de norm voor 15 litor melk aanhouden. Voedermiddelen. Voor elk bedrijf raden we het ge bruik van speciale mineralen/vitaminekoek voor droogstaande koeien sterk aan. Zoals reeds eerder opgemerkt is, bevat deze koek extra mineralen en vitaminen en dit is zeer belangrijk. Dit is niet alleen belangrijk voor de gezondheid van de koeien zelf en de te verwachten melkproduktie, doch zeker ook voor de kalveren die geboren worden. Zijn er moeilijkheden met het voeren van koek dan kiest men brok, doch laat men dan wel goed opletten dat de brok goed verdeeld wordt. FrEE weken geleden werd in dit blad een artikel gepubliceerd onder de bovengenoemde titel van ir R. v. d. Berg van de C. L. O.-kontrole. Gaarne onderschrijven wij de adviezen die in dit artikel aan de veehouders worden verstrekt. Inderdaad is de minerale basiskoek een uitkomst. Juist voor de hoogdrachtige en droogstaande koeien en het jong vee is het mogelijk met 1 of V2 kg basiskoek de voeding zeer veel te verbeteren. De gunstige ervaringen waarin in het vorige artikel werd gesproken, zijn ook in Zeeland opgedaan. Terecht wordt in het daaraan voorafgaande artikel, dat algemeen informatief is voor geheel Neder land, er op gewezen dat meestal de gewone minerale basiskoek voor het gebruik in aanmerking komt. Deze koek bezit iets meer kalk dan fosfor en vormt bij het gebruik van in hoofdzaak graslandprodukten (hooi en kuilgras) een juiste aanvulling. IN Zeeland wijkt de opbouw van de rantsoenen voor het rundvee nogal af bij die in de weidegebieden en op,de zandgronden. Weidehooi en kuilgras nemen hier doorgaans een minder belangrijke plaats in de rantsoenen in. Wel vindt aanvulling plaats met andere voedermiddelen zoals luzernehooi, peulvruehtenstro, ingekuilde suikerbieten, -koppen en -blad en pulp. Deze laatste voedermiddelen hebben alle een ruimere kalkf osfor- verhouding dan de graslandprodukten. Verder ligt op vele bedrijven in Zeeland, vooral daar waar de pH van de grond hoog is (6,8 of meer) ook in de graslandprodukten zelf de verhouding tussen kalk en fosfor wat ruimer dan elders in Nederland. Zo vinden we op vele bedrijven dat het kalkgehalte in wei dehooi en kuilgras hoog-normaal tot hoog is, terwijl het fosforgehalte laag-normaal en soms laag is. Dit alles betekent dat de rantsoenen voor het rundvee in het algemeen weinig of geen aanvulling met kalk, maar wel een ruimere aanvulling met fosfor nodig hebben. HET is daarom dat wij voor de rundveevoeding in Zeeland in liet algemeen de mineralen basiskoek met fosforrijke mineralen aanbevelen. Van nature hebben de krachtvoer-grondstoffen, dat zijn de granen, peulvruchten en koeksoorten, een overschot aan fosfor. Per kg komt nl. 0,52 gram Ca (kalk) voor en 3,56 gram P (fosfor). Dit fosfor- overschot in het krachtvoer werkt dus op een ruwvoederrantsoenen met een kalkoverschot korrigerend. Het is opmerkelijk en uiteraard ook juist dat in Denemarken, waar de ruwvoederopbouw van de rant soenen voor het rundvee veel overeenkomst vertoont met die in Zeeland, het krachtvoer met behulp van toegevoegde mineralen armer aan kalk maar rijker aan fosfor wordt gehouden. Gebruik dus de mineralen basiskoek met fosforrijke mineralen (mineralenmengsel III). Voor het Veevoederbureau voor Zee'and, C. DEN ENGELSEN. MACHINAAL MELKEN EN MELKBAARHEID Gedegen onderzoek heeft aangetoond dat machinaal melken met verschillend vacuüm geen duidelijk verschil in totale melkgift en hoeveelheid namelk veroorzaakt. De melktijd, als tijdsduur waarop het apparaat per koe is aangesloten, wordt door de omgeving be- invloed. Er komen grote bedrijfsverschillen voor. Hierdoor wordt ook de gemiddelde melksnelheid be ïnvloed. Bij dalend vacuüm neemt de melktijd toe en neemt de gemiddeide melksnelheid af. Wanneer dezelfde koeien met verschillend vacuüm worden gemolken is er een duidelijk verschil in maximale melksnelheid bij het melken. Onder de maximale melksnelheid verstaan we de grootste hoe veelheid melk die in één minuut uit de uier wordt verkrègen. De melksnelheid past zich direkt aan bij de hoogte van het vacuüm. Het is mogelijk op alle bedrijven waar met eenzelfde vacuüm wordt gemolken, waarnemingen van proef melkingen te verkrijgen die met elkaar vergelijkbaar zijn. Proefnemingen bij verschillend vacuüm zijn niet zonder meer vergelijkbaar. DRACHTIGHEIDSONDERZOEK BIJ RUNDVEE Uitgebreid onderzoek van K.L-gegevens toont het volgende aan: 1. Van de meeste stieren worden de stierkalveren gemiddeld langer gedragen dan de vaarskalveren. Het verschil is bij vaarzen het kleinst en neemt toe bij ouder wordende koeien. 2. Vaarzen die op wat jongere leeftijd worden bevrucht dragen dooreengenomen iets korter dan wanneer ze op oudere leeftijd drachtig worden. 3. Stieren beïnvloeden de draagtijd van hun nakomelingen. Van onderzochte stieren is er een wezenlijk verschil tussen de gemiddelde draagtijden van de nakomelingen aangetoond. 4. Ook is er een verband tussen de draagtijd van eenzelfde dier en tussen de draagtijden van moeders en dochters. 7J 5. De conclusie van 1 t/m 4 is dat de drachtigheidsduur bij rundvee in vrij sterke mate erfelijk is bepaald. 6. Er is een positief verband tussen geboortegewicht en drachtigheidsduur. 7. Bij een langere drachtigheidsduur is de kans groter dat de geboorte abnormaal zal verlopen. 8. Voor vaarzen is augustus de geboortemaand met de korste drachtigheidsduur, voor koeien is dit september. De geboortemaand met de langste gemiddelde drachtigheidsduur is voor vaarzen november en voor koeien«deecember tot januari. H*

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 9