Prijzen en subsidies VRIJDAG 4 FEBRUARI 1966 54e Jaargang No. 2615 ..Officieel orgaan van de Muatschappij tot bevordering van land enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland Frankering bij abonnementTer neuzen ni£ besluiten, die door de Ministers van Bui tenlandse Zaken te Luxemburg zijn ge* nomen vergroten de kans aanzienlijk, dat de landbouwintegratie in het E. E. G.-vlak voort zal gaan. Men vraagt zich als gewone burger zelfs even af of al die herrie nodig is geweest! Want wij hebben zo op het eerste gezicht de indruk, dat het grote verschilpunt volledig on opgelost is gebleven. Dat betreft namelijk de visie, volgens welke zich de politieke eenheid moet ontwikkelen. Bij de overeenstemming van Luxemburg is men hier maar aan voorbij ge gaan. Op dit punt hebben noch de vijf Frankrijk kunnen overtuigen, noch Frankrijk de vijf. In ieder geval kan men econo?nisch nu verder en het is maar te hopen, dat dit nu ook snel gebeurt, want het wordt de hoogste tijd, dat de boerenstand, ook in ons land, weet waar zij aan toe is. Zowel op het gebied van het prijs beleid als op het gebied van het mededingings beleid en het structuurbeleid. PR zijn namelijk twee punten, waarover men op de vergade- ringen van boeren steeds weer hoort spreken. Hoe worden de prijzen van onze produkten vastgesteld in deze periode van snel en sterk stijgende kosten, waarin grote groepen van de beyolking hun inkomen jaarlijks met vele procenten zien stij gen. Of zij hier in werkelijkheid veel mee opschieten is een andere vraag. Maar men kan toch wel vaststellen, dat tot nu toe de loon- en salarisverhogingen de prijsstijgingen op zijn minst bijhouden en in het algemeen wel overtreffen. De onder nemers in de landbouw daarentegen zijn wat dit gedeelte van het beleid betreft, afhankelijk van de prijsvaststelling van ver schillende hunner produkten. Het tweede punt is, dat men zich zorgen maakt over de sterke subsidiëring van de landbouw in de andere landen van de E. E. G. en vreest dat de voorwaarden waaronder men hier te lande zijn bedrijf moet uitoefenen ongunstiger worden dan die van de collega's met name in Frankrijk en Duitsland Over beide punten willen wij hier wat zeggen. STABIEL GRAANPRIJSBELEID TOT EN MET OOGST 1967 T\E prijsvaststelling van de belangrijkste landbouwprodukten is geen nationale zaak meer. Nemen wij als eerste de gra nen. Reeds werd einde 1964 door de Raad van Ministers der E. E. G. besloten vanaf 1 juli gelijke prijzen ;n de zes landen vast te stellen. Het niveau voor tarwe, gerst en mais werd tevens bepaald. De huidige Nederlandse tarweprijs ligt op dat niveau en zelfs een heel klein beetje erboven. Dit is gelukkig op zichzelf onbetekenend. De gerstprijs ligt boven de Nederlandse. De onze zal dus nog ongeveer 1,50 moeten stijgen. Muziek zit slechts in de roggeprijs. Maar rogge is een typisch prod ukt van de zandgronden en tegenover deze stijging staat de verplichte afbraak van de toeslag lichte gronden. Wanneer de E. E. G.- prijs niet herzien wordt, moeten wij dus rekenen op een prak tisch stabiel graanprijspeil tot en met de oogst 1967. Wel is er een mogelijkheid van herziening van de vastgestelde prijzen voorzien, maar het zal zeer de vraag zijn of daar ie*s van terecht komt. Er doemen nu voor de landbouworganisaties twee problemen op. Allereerst moeten zij aandringen op een herziening dezer prijzen van 1967 en in de tweede plaats: hoe gaat het na 1567? Zoals men weet. hebben de landbouworganisaties der zes lan den reeds vanaf het begin van de E. E. G. een gezamenlijke organisatie gevormd, de C. O. P. A. met als zetel natuurlijk Brussel. Het zal voor de eerste keer zijn, dat deze organisatie zich over een vraagstuk van hogere gemeenschappelijke prijzen moet gaan beraden. Tot nu toe waren het vooral de Europese regelingen, die aan de orde waren, waarbij de belangen van de boeren in de zes landen niet altijd gelijk lagen. Thans doet zich voor het eerst het gemeenschappelijke belang voor van een eventuele hogere prijs in verband met de kostenstijgingen, die overigens in het ene land nog wel hoger zijn dan in het andere. Harmonisatie van de factoren die tot kostenstijging leiden is immers nog niet bereikt. Wij denken maar aan het loonbeleid, he* ^sociale beleid, het pachtbeleid en aan de verschillende rentestandaard. NIET VEEL PERSPECTIEF VOOR melk, suiker en rundvlees moeten nog gemeenschappelijke prijzen worden vastge legd. Wanneer de werkzaamheden in Brussel door de Raad van Ministers werkelijk op grote schaal hervat worden, kunnen spoedig voorstellen over deze prijzen door de Europese Commissie tegemoet worden gezien. Ook voor deze zal hetzelfde gelden. Natuurlijk is aller eerst de hoogte van belang, maar daarna komt ook voor deze produkten het vraagstuk van de herziening aan de orde. Terwijl de Nederlandse prijzen voor melk en rundvlees eerder aan de lage kant liggen, is dit voor de suikerbieten niet het geval. Mogen wij daarom voor de eerste twee produkten toch wel hopen dat de Europese prijzen hoger zullen komen te liggen, hetgeen dan gedeeltelijk aan de dringende wensen van onze Nederlandse veehouderijsektor tegemoet komt, voor de prijs van de suikerbieten houden wij eerder ons hart vast, mede ge zien de moeilijkheden rond het suiker regiem ent, in deze kolommen al eens eerder uiteen gezet. Overzien wij aldus het geheel, dan komen wij tot de conclusie, dat er voor de akkerbouw sektor voorlopig niet veel perspectief in de prijzen zit. Het zal een dringende zaak worden voor onze organisaties en met name het C O. P. A. te Brussel zich op deze situatie *e bezin nen. Juist in de akkerbouw is de mechanisatie reeds behoorlijk gevorderd. Op mensen kan niet veel meer worden bezuinigd. Sanering en vergroting van de bedrijven, verkaveling en struc tuurverbetering zijn zaken, die niet op de korte termijn werken. Wanneer het kosten peil in ons land zo blijft stijgen, als het de laatste tijd doet, dan ontstaan voor vele bedrijven zeker moeilijkheden. HET MEDEDINGINGSBELEID HET brengt ons als vanzelf op het tweede punt, het mededingingsbeleid. Het wordt meer en meer bekend, dat er vooral in Duitsland en Frankrijk vele zaken, ook de bedrijfs voering betreffende, kunnen gefinancierd worden door middel van subsidies. -Bedrijfsverbete- ringen, verbetering van gebouwen, kortom verbeteringen, die de produktiviteit en de rentabi liteit verhogen vallen onder directe en rentesubsidies. Nu is het bijzonder moeilijk een mist inzicht te krijgen van het geheel van maatregelen, waar het hier om gaat. Men moet dan al heel goed thuis zijn in het andere land om zich een juist beeld te vormen en om een verge lijking te kunnen treffen met wat er in eigen land gedaan wordt. Want ook hier in Nederland worden er van Overheidswege heel wat zaken betaald, waarvan de landbouw als geheel, be paalde streken of zelfs individuele bedrijven profiteren. Een feit is echter dat er, mede door de hoge grondprijzen en de hoge rentestandaard, enkele lelijke knelpunten zijn ontstaan juist bij de gewenste vergroting van de bedrijven en bij de overname ervan. Rentesubsidies zouden hier op zijn minst soulaas moeten bieden. Ook is de toestand, waarin vele bedrijfsgebouwen zich bevinden, niet aangepast aan de thans mogelijke moderne bedrijfsvoering. Op dit gebied zou m en eenzelfde regeling moeten hebben als in ouae E. E. G. partnerlanden. Daarnaast begint ons stelsel van direkte belastingen zwaar te wegen, juist in vergelijking met de toestand in de andere vijf landen. Wanneer er op het gebied van de pi ijzen voorlopig niet veel mogelijkheden zijn (en zeker niet zolang het gemeenschappelijke landbouwbeleid niet volledig is tot stand gekomen) dar» dient onze regering op zijn minst op itze ande re terreinen de voorwaarden aan te passen aan die in de partnerlanden. Het K. N. L. C. is zich hier zeer wel van bewust en het zal, tesamen mot de andere twee organisaties, bij de Minister van Landbouw hierover zeker een fors geluid laten horen. Daarnaast is er mede op aandrang van Nederlandse zijde door de diensten van d« E. E. G. een studie gemaakt over alle subsidiemaatregelen in de zes landen. Door crisis werd er nog niets gepubliceerd-, maar gehoopt moet worden, dat dit thans spoedïjf kan gebeuren. Voor een juiste vergelijking is iets dergelijks nodig! J. F. G. SCHLINGF.MANN Tengevolge van de vroeg invallende vorst moet er nog heel wat land geploegd worden. Als dtt op te nat land gebeurt is de kans op structuurbederf groot, veel groter dan in het najaar ploegen. Het artikel „De maand februari op het Zeeuws Landbouwbedrijf" op pag. 12 en 13 gaat op de werkzaamheden die deze maand van belang zijn nader in.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 1