<dz>
KNLC
I¥B AU RITS PLEIN 23
Nederland, Waterland
Mantelcontract tuinbouw 1966/67 vastgesteld
6
„Blank is je water en geurig je hooi", zongen we vroeger op school in één
van die liedjes, die bedoelden de schoonheid van Holland of Nederland tot
uitdrukking te brengen. Het klopt niet altijd en overal met de werkelijkheid,
maar dat hoeft ook niet in liedjes; iets van oude romantiek mag daar best in
voortleven. Als op andere wijze maar weer het vertekende beeld rechtgezet
wordt.
Blank stond het wel in Nederland de afgelopen lente en zomer (en daardoor
werd het hooi er niet geuriger op). En ook de eerste weken van deze winter
hadden complete overstromingen plaats. Er zijn in 1965 vele neerslagrecords
gesneuveld. Maar blank water is er niet zoveel meer in ons land. De water
vervuiling neemt hand overhand toe. De beheersing van de hoeveelheid en de
kwalitïit van het water wordt langzamerhand een zaak van de hoogste orde.
Meer last van en met water
Nederland heeft altijd al de naam
gehad een waterland te zijn. Het water
was onze erfvijand, ook dat leerden we
reeds op school. In tijden van over
vloedige neerslag zoals vorig jaar komen
de gebreken van onze waterafvoer in
sterke mate naar voren. Enkele van die
gebreken zijn in het jongste verleden
meer naar voren gekomen: aan onze
waterhuishouding worden zwaardere
eisen gesteld door verbeteringen en ver
anderingen, die Duitsland in zijn water
beheersing aanbracht. Het is niet alleen
een zaak van waterafvoer, maar ook van
wateraanyoer in droge tijden, kortom
een zaak van waterbeheersing.
Het ontbreekt niet aan plannen om
de waterhuishouding, speciaal in de
oostelijke provincies te verbeteren. Maar
de vooral financiële mogelijkheden
van uitvoering waren te gering, al wordt
daar dan voor 1966 door grotere over
heidsbijdragen verbetering in gebracht.
Over de kant van de kwaliteit van
het water, over de watervervuiling heeft
Dr. Mesu laatst nog een boekje openge
daan tijdens de voorlichtingsdag voor de
bloemisterij. Nederland gaat verder in
dustrialiseren. Meer industrie, meer af
valwater, maar dat niet alleen, ook
meer verkeer. En dat betekent o.a.
meer scheepvaart en grotere en diepere
kanalen en vaker schutten en dus
vooral in het westen en zuidwesten
grotere verzilting. En zo wordt de toe
stand daar steeds dreigender waar
schoon water nodig is voor begieting in
de tuinbouw, voor het drenken van vee
etc. En daar waar openbaar water de
recreatie en de watersport moet dienen.
Hier moge dan nog wel de opmerking
van de heer Mesu worden aangehaald,
dat land- en tuinbouw zelf bij die ver
vuiling ook niet vrijuit gaan. Vaak
schijnen gier, olieresten, bestrijdings
middelen e.d. in de sloot terecht te
komen.
Kwetsbaarder land- en tuinbouw
Niet alleen, dat op zichzelf de drei
ging van teveel, te weinig of te vuil
water groter wordt, ook de gevoeligheid
van onze land- en tuinbouw daarvoor
neemt toe. De oude beproefde opzet
van onze landbouwbedrijven wordt voor
steeds meer boeren een zaak van ern
stige overweging en discussie. Voorzover
men de landbouw wil en kan blijven
of beginnen uit te oefenen, gaat het
immers meestal om specialisatie in een
richting om omschakeling op nieuwe
produktietakken, om verdergaande in
tensivering van het grondgebruik. De
omstandigheden moeten dan zodanig
zijn, dat de boer van vandaag een ver
antwoorde keuze kan maken. Teveel of
te weinig water past niet bij een inten
sief graslandgebruik.
Nu de landbouwprijzen de storm
achtige kostenstijging niet meer kunnen
volgen, nu we met onze officiële prijzen
tegen „plafonds" gaan stoten, wordt in
agrarische kringen dringender de vraag
gesteld: wat dan? Te vlot naar ons ge
voel wordt er dan met het woord struc
tuurbeleid geschermd. Het valt moeilijk
voor vele boeren en tuinders om daar
vertrouwen in te hebben, vooral als ze
merken, dat dat structuurbeleid pas op
de lange duur gunstig kan uitwerken.
Waterbeheersing en waterzuivering zijn
urgente zaken en ook zaken van groot
algemeen belang. Als deze ongeveer
bovenaan de lijst van prioriteiten in
het nationale beleid zouden staan, zou
dat niet verwonderlijk zijn.
Dat aan het markt- en prijsbeleid zo
weinig kan worden verbeterd, ligt in de
huidige omstandigheden vooral aan de
E.E.G. Met een verwijtend oordeel
moeten we voorzichtig zijn. Inderdaad
hebben we ons indertijd wat verkeken
op de betekenis van de E.E.G. voor de
landbouwprijzen. Dat kon ook niet an
ders, want we konden niet voorzien, dat
we ondertussen ons kostenklimaat zo
drastisch zouden gaan veranderen, d.w.z.
verslechteren voor de kleinere zelfstan
dige ondernemer. Een andere dringende
vraag klinkt op: wat hebben we dan
nu nog aan de E.E.G.?
„Voorlijk" Nederland en de E.E.G.
We dachten, dat Nederland op land-
bouwtechnisch terrein in de E.E.G. een
voorsprong had. Die hebben we ook nog
wel, maar door sociaal-economische oor
zaken is die thans wat het voordeel be
treft maar beperkt gebleken. In dit ver
band is het misschien goed om volledig
heidshalve erop te wijzen, dat we wat
de organisatie en de inrichting van onze
afzet van land- en tuinbouwprodukten
betreft ook nog een zekere voorsprong
hebben.
Het gemeenschappelijk landbouwbe
leid van de E.E.G. voorziet ook in een
structuurbeleid. We hebben ons daar tot
nu toe weinig voorstelling van kunnen
maken. De indruk overheerste, dat dit
beleid dan wel veel Europees geld naar
achterlijke streken in de E.E.G., als
Zuid-Italië en zo, zou doen vloeien,
Omdat de Brusselse financiële land-
bouwregelingen automatisch veel geld
voor structuurbeleid zouden gaan reser
veren, heeft ons dat misschien wel eens
verdroten.
Maar juist in verband met het onder
werp van dit artikel, de waterbeheersing
en waterzuivering, dienen we ons anders
in te stellen. In dit opzicht n.l. is er
geen sprake van, dat Nederland vóór
zou zijn, dat er nauwelijks wat te ver
beteren zou zijn. Ook in het algemeen
belang kan en moet het dichtbevolkte
Nederland in de E.E.G. het land zijn
waar de waterhuishouding punt één
van het structuurbeleid is. De tekenen
zijn er, dat dit inderdaad het geval zal
kunnen zijn. Naast de ruilverkaveling
Dantumadeel was de verbetering van
de waterhuishouding in Salland het
plan, dat onlangs uit Brussel een bij
drage kreeg toegewezen. Deze lijn kan
ook in de toekomst worden gevolgd.
Om zo verantwoord mogelijk te kun
nen kiezen tussen de ingediende ver
beteringsprojecten voor steun uit Brus
sel, zullen er zgn. gemeenschapspro
gramma's worden gehanteerd. Plannen,
die in zo'n programma passen, hebben
dan een streepje voor. De E.E.G.-Com-
missie werkt momenteel zulke program
ma's uit en één daarvan heet „water
beheersing".
Het is dus mogelijk om in Nederland
in de naaste toekomst op het gebied
van de waterhuishouding en de water
zuivering tot grootscheepse actie over te
gaan en daarvoor uit Brussel enige
financiële steun te bekomen. Op natio
naal vlak zullen dan de betrokken be
langen op elkaar moeten worden afge
stemd. Daadwerkelijk zullen verbetering
en aanleg van waterkeringen en water
leidingen, bouw van reinigingsinstal-
laties, extra voorzieningen tegen de ver
zilting bij schutten en lozen etc. moeten
worden aangepakt. Zowel in het E.E.G.-
als in het nationale beleid zal Nederland
het waterland moeten zijn.
Str.
In de Sociale Commissie Tuinbouw
van het Landbouwschap is overeen
stemming bereikt over de vernieuwing
van het mantelcontract Tuinbouw voor
het volgend contractjaar. De Hoofdaf
deling Sociale Zaken had er in haar ver
gadering van 14 januari j.l. geen moeite
mee het unanieme advies van de Sociale
Cie. over te nemen waarmee de alge
mene bepalingen van de Tuinbouw
C.A.O.'s in tegenstelling tot voorgaande
jaren vlot tot stand zijn gekomen. Waar
tevens werd besloten de bestaande ar-
beids- en rusttijden verordening Tuin
bouw met 1 jaar te verlengen en wel
tot 1 juli 1967; kan thans in de pro
vincies en rayons het overleg beginnen
over de nieuwe C.A.O.'s. Partijen zullen
zich ook moeten beraden over het uit
voeringsbesluit arbeids- en rusttijden
dat voor het betreffende C.A.O. gebied
geldt. In verband met dit overleg besloot
de Hoofdafdeling Sociale Zaken de gel
digheidsduur van de bestaande besluiten
die deels per 1 februari en deels per
1 maart verstrijkt te verlengen tot 1 mei
1967. Aldus werd veronderstellen wij
voldoende tijd gemaakt voor het
komend overleg.
Voorspoedig overleg
Tot dusver is het oveneg uus over
rozen gelopen. Of het zo zal blijven
moet worden afgewacht Wij weten nl.
niet hoe partijen zullen reageren op de
wijzigingen die in de mantel zijn aange
bracht. Wijzigingen die merendeels van
materiële aard zijn, maar waarvan
moeilijk een exicte kostenberekening
kan worden gemaakt. De Afd. W.B. van
het K.N.L.C. zal in de gelegenheid wor
den gesteld zich over het voor de Tuin
bouw bereikte accoord uit te spreken.
Een accoord dat zijn uitwerking op het
geen voor de akkerbouw zal worden
overeengekomen verwachten wij
niet zal missen.
Wat gaat er veranderen?
De prestatie toeslagregeling werd in
de mantel Tuinbouw aldus gewijzigd,
dat het in lid 2 van artikel 23 vermelde
gemiddelde percentage is verhoogd van
7 tot 10 Het in lid 3 genoemde in
dividuele maximum is gebracht van
14% op 20%. Het maximum voor ac
coord loon t.w. 30% komt te vervallen,
terwijl het doorbetaald verlof bij huwe
lijk van de arbeider is gebracht van
1 dag op 2 dagen. Ten aanzien van de
vakantieregeling (art. 30) is overeenge
komen voortaan uit te gaan van 10 aan
eengesloten vakantiedagen tenzij de be
drijfsomstandigheden zich hiertegen
verzetten, in welk geval het aantal
vakantiedagen evenals thans tenminste
7 dient te bedragen.
Ook de vakantietoeslagregeling
werd verhoogd
De Sociale Cie. werd het er over
eens de vakantietoeslag in navolging
van hetgeen dit jaar overal elders ver
moedelijk zal gebeuren te verhogen
van 4% tot 6%. De regeling van het
tijdstip van uitbetaling werd ten dele
overgelaten aan het onderling overleg
tussen werkgevers en werknemers. De
werknemer die reeds het voorgaande
jaar bij de werkgever in dienst was,
heeft bij de aanvang van de aaneen
gesloten vakantiedagen nl. aanspraak
op uitbetaling van 2/3 gedeelte van de
vakantietoeslag. Het resterende gedeelte
zal dan moeten worden uitgekeerd in
december.
Ten aanzien van arbeiders, die in het
voorgaande contractjaar nog niet in zijn
dienst waren, kan de werkgever desge
wenst volstaan om bij de aanvang van
de aaneengesloten vakantiedagen de
helft van de toeslag te betalen. In dit
geval dient de andere helft op een
later tijdstip doch in ieder geval voor
het einde van het contractjaar te worden
uitgekeerd.
Beoordelong
Met de verhoging van de vakantie
toeslag werd in feite de bijzondere
uitkering 1965 (de zgn. uitkering in
tweeën, t.w. in augustus en december)
waarvoor het College van Rijksbemidde
laars destijds een algemene vergadering
heeft uitgevaardigd, in het loonniveau
verwerkt. Hoewel in de Afd. W.B. een
duidelijke voorkeur bestond voor een
verwerking van bedoelde uitkering in
de primaire lonen, heeft de Sociale Cie.
Tuinbouw gemeend anders te moeten
beslissen. Waar de kaarten aldus lagen
bestond er voor de Hoofdafdeling niet
voldoende aanleiding van dit unanieme
advies af te wijken. Intussen heeft de
gekozen oplossing wel consequenties,
want met de bijzondere uitkering in de
vakantietoeslag in plaats van in de lonen
te verwerken, mag deze verhoging niet
worden meegeteld bij de beoordeling
van de vraag of in een concreet geval
het loon van een werknemer voldoet
aan de Beschikking minimuminkomen
1966. Dit zou wel mogelijk geweest zijn
wanneer de hier bedoelde uitkering in
het primaireloon was verwerkt.
Het College heeft nl. bepaald dat
bij de vaststelling van het minimum
bruto inkomen bepaalde inkomen-be-
starddelen w.o. vakantietoeslagen niet
mogen worden meegerekend.
Standpunt K.N.L.C. vertegenwoordigers
Over de gekozen oplossing kan men
uiteraard verschillend denken. Met haar
beslissing heeft de Sociale Cie. op dit
punt vermoedelijk niet alleen haar eigen
zaken maar ook die van anderen ge
regeld. Voor de K.N.L.C. vertegenwoor
digers bestond geen aanleiding pogin
gen te doen de vaststelling van het man
telcontract Tuinbouw voor nader intern
beraad aan te houden. Dit had nu geen
zin toen bleek dat van werkgeverszijde
over deze kwestie niet helemaal gelijk
luidend werd gedacht. Bovendien zou
aanhouding van het advies een aan
zienlijke vertraging voor het overleg
in de provincies en de rayons hebben
betekend. Nu de mantel veel vroeger
is vastgesteld dan in voorgaande jaren
mogelijk bleek bestaat de kans dat de
Nieuwe C.A.O.'s beter op tijd zullen
komen. Een winstpunt waarvan de voor
delen niet mogen worden onderschat. Dé
wijziging van de vakantietoeslag intus
sen bracht met zich dat ook de vakantie
bon-waarde moest worden gewijzigd.
Deze werd gebracht van 6Va maal op
7Vz maal het uurloon.
N.A.V.