19
een boekwerk aan gewijd, die noemde dat boek
„Prediker, levensraadsel en levenswijsheid''. Ik
heb zo de indruk dat U dit boek kent. Uw leven
getuigt er van. U kent geloof ik het levensraadsel,
maar U kent ook de levenswijsheid, want U heeft
al die jaren kunnen leven, en dat doet U nog
en dat zal U ook ongetwijfeld blijven doen, uit
een levensvolheid. Ik geloof dat dat ook het ge
heim is dat de heer Geuze zoveel heeft kunnen
presteren in het belang van het agrarische leven,
in het belang van de provincie Zeeland. En nu is
het afscheid van de heer Geuze. De heer Geuze
komt terug als ere-voorzitter, maar zijn positie
in de Z. L. M. wordt toch anders. U neemt van
hem afscheid als voorzitter en dat betekent ook
iets voor ons, dat betekent ook iets voor de
provincie Zeeland, ook voor het provinciaal be
stuur.
Wij betreuren uiteraard der zaak dat de heer
Geuze het voorzitterschap van de Z. L. M. neer
legt, zij het dat ook wij natuurlijk met vol ver
trouwen zijn opvolger tegemoet treden. Ik heb
het iets gemakkelijker, want U heeft het al ge
hoord dat de heer Geuze zijn licht heeft laten
schijnen op vele verschillende terreinen. Over
waterstaataangelegenheden, Deltawerken, plano
logische aangelegenheden, recreatieve aangelegen
heden. Ik zou bijna zeggen er zijn in de provincie
Zeeland haast geen onderwerpen of de heer
Geuze heeft er zich mee bezig gehouden. Ik
heb de vaste overtuiging, dat zal hij ook wel
blijven doen. Ik hoop dat het provinciaal bestuur
nog veel zal kunnen profiteren van zijn adviezen,
van zijn gedachten over deze of dergelijke onder
werpen.
Ik zou willen eindigen met te zeggen dat de
heer Geuze alle dank toe komt, ook van de zijde
van de provincie, voor wat hij heeft gedaan in
het belang van het agrarische bedrijf hier in
Zeeland en daarbij tevens de hoop willen uit
spreken dat wij ook in de toekomst nog veel
zullen mogen profiteren van zijn vindingrijkheid
op zo'n velerlei gebied.
Ik hoop dat het mijnheer en mevrouw Geuze
gegeven zal zijn om nog heel lange tijd hun
goede krachten te geven aan de opbouw ook
van de provincie Zeeland, in het belang van onze
provincie en van geheel ons land. Nogmaals onze
dank en de allerbeste wensen voor de toekomst.
De Vice-Voorzitter vraagt vervolgens de aan
dacht der vergadering voor de toespraak van Ir.
J. A. P. Franke, Directeur-Generaal van de voed
selvoorziening.
De heer Franke zegt dat minister Biesheuvel deze
middag tot zijn spijt niet aanwezig kon zijn, maar
dat hij vanavond wel hier hoopt te zijn. Hij had
reeds een toezegging gedaan om elders te zijn, al
dus de heer Franke. Was dat niet het geval geweest
dan was hij ook vanmiddag hier geweest, dan had
hij ook ongetwijfeld hier het woord gevoerd. Ik heb
wel even geaarzeld of dat zo ongetwijfeld is, want de
heer Geuze neemt maar geen afscheid van de land
bouw, neemt geen afscheid van Zeeland, eigenlijk
zelfs niet van de Z.L.M.; wel als voorzitter. Eigenlijk
is er voor ons die geen specifieke taak hebben in
Zeeland, geen andere dan in de andere provincies,
nauwelijks reden om hier op dit provinciale afscheid
te spreken. Ik kan echter toch een hele reeks argu
menten vinden om dit wel te doen. Dat wij hier
toch spreken en ook Minister Biesheuvel hier zeer
graag zou hebben gesproken is uit hoofde van de
bijzonder grote waardering voor wat de heer Geuze
in de afgelopen 20 jaren heeft gedaan. Dit afscheid
biedt ons de gelegenheid om te zeggen hoezeer wij
het in Den Haag, en ik spreek dan zeker niet alleen
namens de Minister van Landbouw en Visserij ook
niet mede namens mijzelf, maar namens zeer velen
op het Ministerie van Landbouw, grote waardering
en groot respect hebben gehad en nog hebben
voor wat de heer Geuze heeft gedaan in zijn vele
functies. Het is een reden genoeg om vanmiddag
hier te zeggen: Dank, heer Geuze voor alles wat U
gedaan hebt, in de Z.L.M. en buiten de Z.L.M. Ook
wij hopen dat U nog heel veel jaren Uw tijd zult
geven aan de belangen van Zeeland maar ook aan
de belangen van de gehele Nederlandse landbouw.
De heer Franke wees er op dat naar zijn mening
in wezen het samenspel tussen overheid en be
drijfsleven toch voor een groot gedeelte altijd zal
moeten stoelen op dat bedrijfsleven zelve op die
activiteit en op die organisaties en ook al hebben wij
in Den Haag normaal gesproken in het bijzonder
een contact met de landelijke organisatie. De heer
Knottnerus zal zeker bevestigen dat de kracht van
de landelijke organisaties uiteindelijk bepaald wordt
door de kracht van de mensen zelf, door de kracht
van de provinciale, Kring- en plaatselijke organisa
ties. Wat hierop gebouwd is in deze twintig jaar on
der voorzitterschap van de heer Geuze dat is iets
waar men trots op kan zijn. Dat is één van de
kernen en één van de krachtpunten van de land
bouw. Een van de krachtpunten van het samenspel
dat toch altijd in wezen moet komen uit de land
bouw zelf, van de boer. En ik wil eindigen namens
Minister Biesheuvel en vele anderen, nogmaals onze
grote dank, en onze grote waardering uit te spreken.
UERVOLGENS vraagt de Vice-Voorzitter aan-
dacht voor Ir. C. S. Knottnerus, voorzitter
van het Koninklijk Nederlands Landbouw Comité.
De heer Knottnerus zegt namens het Koninklijk
Nederlands Landbouw Comité, dus namens de ge
organiseerde boerenstand in Nederland, dat 't Ko
ninklijk Nederlands Landbouw Comité al enige tijd
geleden zo half en half afscheid van de heer Geuze
heeft moeten nemen. Het was U, aldus de heer
Knottnerus, toen helaas niet langer mogelijk om zit
ting in het Hoofdbestuur te hebben. Dat heeft ons
toen bijzonder gespeten. Nu wij hier als K.N.L.C.
voor goed van U afscheid nemen, dan lijkt dat bij
zonder zwaar en zouden wij eigenlijk in een mineur
stemming moeten zijn. Toch geloof ik dat deze dag
als vandaag eigenlijk een feestdag moet zijn, van
wege de grote dank, die wij verschuldigd zijn aan
U. Omgekeerd dacht ik dat het ook voor U een dag
van grote dank en dus 'n feestdag moet zijn om af
scheid te kunnen nemen. Ik geloof inderdaad dat als
men op zo'n jeugdige leeftijd op 'n zodanige staat
van dienst mag terugzien, dit tot grote dankbaar
heid moet stemmen. Wij van onze kant voelen die
dankbaarheid bijzonder en ik zou willen zeggen dat
ook de Z.L.M. die dankbaarheid zeer duidelijk moet
doen overheersen boven misschien wel het gevoel
van weemoed dat de heer Geuze afscheid neemt.
Ik neem trouwens aan, dat heeft ook de Commissaris
al gezegd, dat de heer Geuze, wanneer de tijd daar
is en als hij het nodig vindt beslist nog wel weer
voor de dag zal komen om U met raad en daad bij
te staan. Ik moet U dus eigenlijk gelukwensen met
deze dag. Ik zou dit ook nog willen doen, geachte
vergadering, omdat met het heengaan van de oude
voorzitter U weer een nieuwe voorzitter krijgt. En
ik geloof dat het ook juist is om vandaag ook nog
even daar een licht op te doen schijnen.
Voor de heer Prins, zal men zeggen, is het natuur
lijk een feestdag, want hij is benoemd tot voor
zitter van de Z.L.M. en dat is een bijzonder hoge
onderscheiding en daar moet hij eigenlijk wel heel
blij mee zijn. Om U de waarheid te zeggen geloof
ik. dat dit zeer gemakkelijk is uitgesproken, maar
dat het nog niet zo eenvoudig zal zijn en ik denk
ook dat de heer Prins daar wel zo over denkt. Toch
geloof ik dat U het zo op moet vatten, mijnheer
Prins. U hebt hier een organisatie, waarvan U juist
weer vandaag hebt kunnen zien, wat zij vermag.
De Commissaris mag er wel eens mee spotten, dat de
vergadering zo volgzaam is dat zij verhoging van
contributie, wijziging van statuten en al dergelijke
dingen zo maar aanneemt, maar de Commissaris zal
ook wel eens een keer achter de schermen leren
kijken, als hij hier rondloopt en dan weet hij ook
wel dat hieraan al veel werk is vooraf gegaan. Je
zou haast kunnen zeggen, hier is twintig jaar arbeid
aan vooraf gegaan, voordat het zover is gekomen
dat op een Algemene Vergadering, waar een orga
nisatie zich presenteert aan iedereen, aan de auto
riteiten, aan de pers en eigenlijk aan heel Nederland,
dat men dan kleinigheidjes en moeilijkheden, die
men vroeger al eens uitgevochten heeft niet meer
laat zien. Dat heeft lang geduurd. Juist daarom
mijnheer Prins geloof ik dat U vol vertrouwen het
voorzitterschap van deze organisatie aanvaarden
kunt.
Wij van onze kant, wij kennen U in het K.N.L.C.
al langer omdat U met de heer Koster in het Hoofd
bestuur regelmatig onze vergaderingen bijwoont. U
kunt ervan verzekerd zijn dat U van al Uw collega's
de volle medewerking en volle steun zult ontvangen.
De heer Knottnerus wijst er vervolgens op dat
de heer Geuze de laatste van de na-oorlogse voor
zitters van het Landbouwcomité is. Alle maatschap
pijen hebben van voorzitter gewisseld. Mede namens
de vroegere en huidige voorzitter zeg ik U hartelijk
dank voor alle vriendschap, voor alle raad en daad,
die wij van U mochten ontvangen. U was altijd
iemand die snel de problemen doorzag, snel naar
de kern van het probleem toewerkte en dus ook
vlug tot een besluit kon komen en die dan ook met
al Uw kracht probeerde door te zetten. Dat hebben
wij altijd biizonder gewaardeerd en wij zeggen U
daarvoor bijzonder hartelijk dank, aldus de heer
Knottnerus.
Zich richtend tot de vergadering zegt de heer
Knottnerus het volgende: Vergadering het is duide
lijk, dat U in de afgelopen periode een voorzitter
hebt gehad, die zich niet alleen in Zeeland oriën
teerde. maar die blijk heeft gegeven van een wijde
blik. Een voorzitter die ook in landelijk verband
zijn sporen heeft verdiend. Ik geloof dat dat ook op
U uitstraalt, maar ik geloof ook dat U daar de
conclusie uit moet trekken dat een organisatie in
provinciaal verband, dit inderdaad nodig heeft. Het
is nodig dat de bestuurder van zo'n organisatie
zich ook oriënteren kan in de landelijke politiek en
zelfs iets verder. Dat is niet voor U persoonlijk op
Uw bedrijf direct noodzakeliik, maar U moet weten
waar het naar toe gaat. Daarvoor hebt U nodig
mensen, die de toekomst in kunnen kijken. Uw voor
mannen zullen ook in landelijk verband moeten
kunnen werken en meewerken. Zorgt er vooral voor
dat Uw voormannen het wijde verband, dat de heer
Geuze hier zo duidelijk als voorbeeld heeft gegeven,
ook zullen navolgen. Dank U wel.
De Vice-Voorzïter geeft vervolgens het woord
aan mevrouw D. KugelSwart als provinciaal Presi
dente van de Bond van Plattelandsvrouwen.
Mevrouw Kugel zegt het zeer op prijs te stellen
in de gelegenheid te zijn namens de leden de heer
Geuze op deze vergadering te danken voor de morele
en daadwerkelijke steun, die de Bond van Platte
landsvrouwen in Zeeland in al die jaren heeft onder
vonden. Deze steun en financiële hulp is een onmis
baar deel van ons Bondswerk geworden, waarvoor
wij de Z.L.M. niet genoeg dankbaar kunnen zijn.
Want hierdoor heeft ons werk in de provincie een
peil bereikt dat zonder deze steun nooit mogelijk
was geweest.
Dit is een vorm van samenwerking, die getuigt
van een levende realiteitszin en die zin voor realiteit
menen wij ook te mogen bespeuren bij Uw opvolger
de heer Prins. Want dames en heren. Bijna 4 eeuwen
geleden, bij het begin van de tachtigjarige oorlog
werkten reeds Pi'ins en Geuze eendrachtig samen.
Ook vrouwen speelden in die oorlog een belangrijk»
rol, al waren zij niet allemaal het type van kenau
Simons dochter Hasselaar, maar moderne platte
landsvrouwen kunnen ook strijdlustig zijn, al han
teren zij daarbij geen brandende teertonnen. Zij
trachten met hun tijd mee te gaan door het volgen
van cursussen, waar bijvoorbeeld de hedendaagse
bedrijfsvoering wordt besproken of de mogelijk
heden en de eisen, die de recreatie in meerdere
delen van Zeeland stelt.
De plaats van de vrouw in West-Europa zal in
de toekomst steeds meer aan belangrijkheid winnen.
Dat houdt dus in dat ons Bondswerk steeds meer
gericht moet zijn op een verdere ontwikkeling van
de plattelandsvrouw wanneer zij misschien door om
standigheden wordt genoodzaakt een taak naast
haar huishoudelijke te gaan vervullen. Dat hiervoor
beter begrip gekweekt moet worden, zowel bij de
mannen als bij de vrouwen ligt zowel op de weg
van de leden van de Z.L.M. als op de weg van de
Plattelandsvrouwen zelf.
Mogen deze twee elkaar steeds blijven respec
teren en elkander over en weer behulpzaam zijn,
waar dit nodig is en met het gezamenlijke doel voor
ogen te werken aan het behoud van de leefbaarheid
van 't schone Zeeuwse Platteland. Aldus mevrouw
Kugel die vervolgens de heer Geuze als dank voor
de adviezen en de aandacht aan het Bondswerk be
steed, een aansteker overhandigt.
De Vice-Voorzitter vraagt nu de aandacht van de
vergadering voor de toespraak van de Burgemeester
van Goes, Mr. F. G. A. Huber.
De heer Huber zegt, niettegenstaande de verga-
derzaal- en parkeerproblemen in de gemeente Goes,
er bijzonder blij mee te zijn de Zeeuwse Landbouw
Maatschappij in Goes gevestigd te zien, vooral ook
door de wijze waarop de Z.L.M. tot bloei is gekomen.
Spreker heeft met verbazing kennis genomen van de
vele funkties waarmede de heer Geuze belast is en
vraagt zich af hoe hij voor al deze zaken en daar
naast voor zijn gezin nog tijd gehad heeft. De heer
Huber wijst er op dat dit mede een afscheid is van
een funktie-combinatie, het combineren van het on
dernemerschap met het voorzitterschap van een
werkgeversorganisatie, een combinatie die jammer
genoeg steeds minder voorkomt.
Ik heb toevallig dezer dagen nog van iemand
anders die dezelfde combinatie bekleedt, gehoord dat
hij langzamerhand tot de laatste der Mohikanen moet
worden gerekend en ik geloof dat wij dit verschijnsel
hier gaan constateren. Tot mijn grote droefheid en
ik moet ook wel zeggen met protest, want ik zou toch
niet af willen van ondernemers die geen tijd meer
vinden voor een combinatie met bepaalde bestuurs
functies.
De ondernemer, die geen tijd weet te vinden voor
een belangrijk leidinggevende funktie in het ver
enigingsleven en tegelijk ook de hele problematiek
waarin hij zelf leeft weet te plaatsen in hét brede
kader van het volle leven. En dan mis ik helaas al
te veel* dat heel veel mensen zich alleen maar ver
diepen in de proza van het leven en de poëzie niet
meer zien. En dat kan ik zo bijzonder waarderen
dat U dat altijd heeft kunnen volhouden en ik hoop
dat Uw voorbeeld ook stimulerend zal werken voor
vele anderen en ik geloof ook dat daar tijd voor te
vinden is, als men maar het belang ervan in ziet.
Het is geschied en het staat geschreven. Ik ge
loof, dat het de bronnen van inspiratie zijn, zonder
welke we eigenlijk niet kunnen leven. En daarom
wil ik ook graag eindigen met een kleine attentie
van mij persoonlijk, waarbij ik heel vaak aan vele
Vlaamse ondernemers denk die namelijk wel kunnen
combineren wat ik bij vele Nederlandse onderne
mers mis, die combinatie van cultuur, van de proza
en van de poëzie. Ik hoop dat het naar Uw zin
zal zijn. Ik ben U zeer erkentelijk voor alles wat U
gedaan heeft voor de landbouw en daardoor ook
voor de stad Goes.
De Vice-Voorzitter geeft vervolgens het woord
aan de heer J. van den Bos, die spreekt namens de
Gewestelijke Raad voor Zeeland van het Landbouw
schap en de zusterorganisaties in Zeeland.
De heer Van den Bos geeft in zijn toespraak uit
drukking aan het grote respect voor de persoon en
voor de voortreffelijke arbeid door de heer Geuze
in verschillende funkties verricht. Met gezag van
Uw persoon en met uw deskundigheid bent U meer
dan van gewone betekenis geweest, niet alleen voor
de Agrarische bevolking van Zeeland, maar ook ver
daarbuiten in het belang ook van onze nationale een
heid. En ook daar nog bij. Ook wij als zusterorga
nisaties en ook de Gewestelijke Raad van het Land
bouwschap zijn er dankbaar voor, dat al deze voor
treffelijke kwaliteiten in Uw arbeid als voorzitter
van de Z.L.M. in zo'n rijke mate en opvallend tot
uiting kwam. Over de samenwerking in algemene
zin kunnen wij roemen. Ten opzichte van de zuster
organisaties hangt natuurlijk dat er verschilpunten
in opvattingen waren, daar de principes van onze
organisaties nl. van de Zeeuwse C.B.T.B. en van de
N.C.B. verschillend zijn met die van de Zeeuwse
Landbouw Maatschappij. Maar dit heeft naar ik
gelukkig heb kunnen vaststellen nooit tot onaange
name verwijdering geleid.
Op bepaalde punten hebt U bewust naar samen
werking gestreefd, en deze ook wel partieel bereikt,
hoewel nog niet in elk opzicht gekomen tot de vorm
waar U het zo graag wilde. Hoewel U ook hierin,
mijnheer Geuze, bijzonder rustig in Uw optreden
was, wars van alle overhaasting, meen ik toch wel
wel eens enige ongeduldheid te hebben geeonjta-
(Zie verder pag. 21.)