Het L. E. I. over de Rentabiliteit Akkerbouwbedrijven Bespreking Minister van Landbouw met Landbouwschap D1 Voorcalculatie 1966-1967 - Slechte resultaten verwacht 1 3-s |l "IS c :a> ii TUINBOUWKLANKEN 29 In de reeks publikaties van het Landbouw-Economisch Instituut is thans verschenen het verslag over de rentabiliteit van akkerbouwbedrijven. T) De be rekeningen in dit verslag zijn gebaseerd op de gegevens van ruim 300 akker bouwbedrijven in verschillende produktiegebieden van Nederland. VOORCALCULATIE 1966/67 (OOGST 1966) De voorcalculatie van kosten en opbrengsten geldt voor gemiddelde omstan digheden en bij het in 1966 te verwachten produktiviteitspeil. Ten aanzien van de prijzen van de kostenbestanddelen is rekening gehouden met de te verwach ten prijsontwikkeling voor oogst 1966. FINANCIËLE RESULTATEN VAN HET BEDRIJF VOORCALCULATIE 1966/67 <r Noordel. bouwstreel Oldambt Noord- Holland Zuidwestel kleigebied Veen koloniën Cultuurgrond 42,ha 47,— ha 32,— ha 34,— ha 21,— ha Resultaten Opbrengsten Kosten Winst of verlies 86910 96290 938C 82680 94220 11540 78770 84120 5350 76890 76040 850 43840 48980 5140 Arbeidsinkomen ondernemer Winst of verlies Beloning bedrijfsleiding Arbeidskosten ondernemer Arbeidsinkomen ondernemer 9380 7270 8500 6390 11540" 7400 8500 4360 5350 6280 9250 10180 850 5690 8500 15040 5140 3060 10550 8470 De garantie- of richtprijzen voor granen en suikerbieten oogst 1966 zijn thans nog niet bekend. De prijzen van deze produkten zijn daarom in de voorcalculatie in rekening gebracht op basis van de garantie- of richtprijzen voor oogst 1965. Door dit verschil in prijspeil van kosten en opbrengsten wordt de rentabiliteit uiteraard ongunstig beïnvloed. Voor de voornaamste produkten zijn de volgende prijzen per 100 kg aange houden, waarbij rekening is gehouden met de regionale verschillen. Tarwe 35, tot 36,—; Gerst 31,— tot 33,—; Haver 30,— tot 33,—; Rogge 29 Graan- stro 55,tot ƒ66,(per ton); Suikerbieten ƒ66,tot 70,(per ton); Con sumptie-aardappelen t 12,Fabrieksaardappelen 7,40; Pootaardappelen f 22.50. Nadrukkelijk wordt er op gewezen dat de thans nog niet bekende opbrengst- prijzen voor oogst 1966 kunnen afwijken van de in rekening gebrachte op- brengstprijzen die voor de belangrijkste gewassen betrekking hebben op oogst 1965. In de volgende tabel is daarom aangegeven wat de invloed is van een Dit verslag is verkrijgbaar door overschrijving van 3,op girorekening No. 41.22.35 t.n.v. het Landbouw-Economisch Instituut te 's-Cravenhage. Vermeld dient te worden: „Zend Verslag No. 144". 1,— hogere of lagere opbrengstprijs per produkt op het arbeidsinkomen van de ondernemer. INVLOED VAN PRIJSWIJZIGINGEN OP HET ARBEIDSINKOMEN- VAN DE ONDERNEMER (bouwplan voorcalculatie 1966/67) Prijswijzi ging per 100 kg Noordel. bouwstreek Oldambt Noord- Holland Zuidwestel. kleigebied Veen koloniën Tarwe 1 525,— 722,— 403,— 270,— 140,— Gerst 1,— 127,— 209,— 119,— 267,— 21,— Haver 1,— 306,— 289,— 27,— 6 183,— Rogge 1- 49,— Graanstro 1 104.— 134,— 54,— 33,— 49,— Suikerbieten 1 89,— 16,— 251,— 251,— 63,— Cons./fabrieks- aardappelen 1,— 210,— 66,— 532,— 970,— 1850,— Pootaardappelen 1,— 245,— 520.— 137,— Per ton. NACALCULATIES 1957/58 T/M 1964/65 schommelingen in de resultaten van de afgelopen jaren waren het gevolg van de wisselende weersomstandigheden (kg-opbrengsten) en de wijziging in opbrengstprijzen. GEMIDDELD ARBEIDSINKOMEN VAN DE ONDERNEMER IN GLD. PER BEDRIJF Boekjaar Ui ÜO O oordel. Duwstreek -O CO 73 i *0 u O S O O is a> -O ÖC O O ZX NS >36 1957/58 1957 6700 1000 7350 10000 9750 1958/59 1958 1700 3850 12550 18750 8250 1959/60 1959 14950 20300 25950 18700 12150 1960/61 1960 7500 6750 11950 11650 10950 1961'62 1961 4100 1200 11350 13500 8750 1962/63 1962 9350 14100 17000 22100 11450 1963'64 1963 9050 11400 11500 12850 10550 1964/65 1964 25950 23450 24300 29600 18850 Voorlopige resultaten. Het jaar 1964/65 werd gekenmerkt door hijzonder gunstige resultaten. Van nagenoeg alle gewassen waren de geldopbrengsten per ha belangrijk hoger dan in het jaar 1963/64. De voornaamste oorzaak hiervan was de hogere kg-op brengsten per ha. VLASUITZAAI 1966 Naar aanleiding van de definitieve uitzaaic\jfers van vlas in 1965 in Frankrijk, België en Nederland met een totaal van 97.700 ha (21.700 ha Nederland, 27.000 ha in België en 49.000 ha in Frankrijk) lijkt het volgens de vooruitzichten voor 1966 dat een op pervlakte van 86.500 ha voldoende zal zijn om de spinnerijen in de periode 1966'67 te bevoorraden op basis van een vezelrendement van 1350 kg per ha. Tot dit cijfer kwam de uitgebreide werkgroep van de Internationale Confederatie van vlas en hennep, die in Parijs vergaderde. De verdeling van deze opper vlakten zal zijn: Nederland 20.000 ha, België 25.000 ha en Frankrijk 41.500 ha. Voor België wordt ge propageerd het areaal tot 24.000 ha terug te brengen, terwijl in Frankrijk geijverd wordt de teelt met 15 te beperken. Algemeen is dus ongeveer een vlas- areaalinkrimping van tenminste 10 te verwachten. (Vervolg van vorige pag.) Het is te begrijpen dat de waterleiding mij zegt, jullie kunnen wel water krijgen, maar vragen te veel kubieke meters tijdens de spitsuren of in de droge perioden. Nu kan men daar als tuinder heel bout tegenover staan en zeggen ik betaal toch mijn afgenomen kubiekemeters water. Maar daar is de maatschappij en wij allen niet mee gebaat. Diverse besprekingen, ook de laatste keer weer, hebben uitgewezen dat het bouwen van een vol doende groot waterreservoir de uitkomst kan geven. Elke m:! die men tenslotte opvangt is 50 cent waard! Laat men hier echter niet te ver over voortborduren want dan zal een betrekkelijk een voudige rekensom 1965 nog een zeer goed batig saldo geven alleen al door de grote regenval! De reeks van vergaderingen werd geopend met een gunstig geluid van Ir. v. Soest, oud-T. C. in Zeeland over aardbeienteelt onder glas. Wij prij zen ons gelukkig met uitspraken als deze. Geluk kig dat er nog teelten zijn die ondanks concurren tie vanuit het buitenland nog een gunstig perspec tief kunnen bieden. Verder kwam ter sprake schaalvergroting, goed vakmanschap e.d. Voor in gewijden en gezeten tuinders allemaal vrij logisch, maar voor diegene die van de grond af aan moet beginnen met een groot gedeelte vreemd kapitaal tegen een hoge rente -ijkt het sterk op vissen in erg troebel water. Om dan weer maar bij het wa ter te lijven! Hier zijn we tenslotte Zeeuwen voor! HET dagelijks bestuur van het Landbouwschap heeft in de maandelijkse bespreking met de Mi nister van Landbouw en Visserij op 6 januari j.l. de voorstellen van het Landbouwschap inge diend met betrekking tot het prijsbeleid voor akkerbouwprodukten oogst 1966. In de volgende be spreking, in februari, zal het melkprijs- en rundvleesbeleid 1966/1967 aan de orde komen. Voorafgaande aan het concrete prijsoverleg heeft het Landbouwschap de aandacht van de Minister gevraagd voor de sociaal-economische positie van de werkers in de land- en tuinbouw in het alge meen. Hierbij werd tot uitdrukking gebracht, dat door verschillende oorzaken de positie van de ondernemers en arbeiders in de land- en tuinbouw steeds moeilijker wordt. Er ontstaat onge rustheid over de toekomst, dat tot uiting komt in de afvloeiing van werkers uit de landbouw, in de eerste plaats van landarbeiders, daarna van boerenzoons en ten slotte ook van de bedrijfshoof- den. Betwijfeld kan worden of de afvloeiing van landarbeiders nog verder moet gaan dan reeds plaatsvond. He4 is van belang dat de ondernemers en landarbeiders die overblijven en die moeten overblijven het gevoel hebben, dat zij perspectief hebben in de land- en tuinbouw. Hiervoor is een voortzetting van een aktief landbouwbeleid noodzakelijk. HET Landbouwschap ging voorts de mogelijkheden na van de twee belangrijkste instrumenten van landbouwpolitiek, te weten het markt- en prijsbeleid en het structuurbeleid. Het huidige structuurbeleid in grote lijnen onderschrijvend, werd er op gewezen, dat er een sterke verruiming van de subsidies voor de ontwikkeling van de land- en tuinbouw in het kauer van het Ontwikkelings- en Saneringsfonds noodzakelijker wordt, naar mate de mogelijkheden van het markt- en prijsbeleid geringer worden. Het structuurbeleid kan evenwel eerst op langere termijn zijn vruchten afwerpen. Dit betekent, dat op korte termijn het markt- en prijsbeleid het belangrijkste instrument is om de posi tie van de agrarische werkers te verbeteren. Het Landbouwschap is zich echter zeer goed bewust van de beperkingen die internationale afspraken in EEG-verband het nationale prijsbeleid opleg gen en deed een beroep op de Minister om de mogelijkheden in het markt- en prijsbeleid maximaal te benutten. Ook het markt- en prijsbeleid zal in de EEG in de naaste toekomst rekening moeten houden met het gewenste sociaal-economische beleid. )E Minister deelde mede begrip te hebben voor de uiteenzetting van het Landbouwschap. De mi nister wees er op, dat de ongerustheid die er in de land- en tuinbouw heerst, mede wordt ver oorzaakt door de onzekerheid over de voortzetting van de E.E.G. De Minister sprak de hoop uit, dat nu de partijen weer aan de conferentietafel plaatsnemen het komende overleg in de E.E.G. zal leiden tot een verdere ontplooiing van de E.E.G. vooral ook in het belang van de Nederlandse land en tuinbouw. In het gesprek over de voorstellen van het Landbouwschap met betrekking tot het prijsbeleid voor akkerbouwprodukten, maakte het Landbouwschap het voorbehoud om hierop te kunnen terugkomen indien bijvoorbeeld de ontwikkeling in de E.E.G. of het loonbeleid in Nederland hiertoe aanleiding zou geven. Een tweede belangrijk onderwerp vormde de mond- en klauwzeerepidemie onder de varkens. On middellijk na de bespreking hebben het ministerrie en het Landbouwschap een gezamenlijk persbe richt uitgegeven, waarin werd meegedeeld, dat de inenting van varkens tegen mond- en klauwzeer in de daarvoor aangewezen en eventueel nieuw aan te wijzen gebieden in de besmette streken, met ingang van donderdag 6 januari 1966 met terugwerkende kracht geheel op kosten van het rijk zal geschieden. Het Landbouwschap sprak zijn grote waardering uit voor deze beslissing van de Minis ter.

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 27