ERWTEN DOPERWTEN éh gehele rooiperiode matig. Het suikergehalte is hoog. De bieten maken ge makkelijk vrij veel schieters en de sapzuiverheid is vrij slecht. Polyrave E is een mooie lange biet met een goede wortelopbrengst en zeer goed suikergehalte. Vrij veel loofontwikkeling, matige rooibaarheid. Sterke neiging tot vezelvorming. Vrij slechte sapzuiverheid. Weinig schieters. Het valt op dat een aantal rassen in financiële opbrengst zo kort bij elkaar liggen. De oorzaak hiervan is mogelijk de rooimethode. Werd voorheen op de proefvelden met de hand gerooid en gekopt, thans geschiedt dit volledig in overeenkomst met de praktijk, dus machinaal. Het ene ras leent zich hiervoor beter dan het andere. Rassen met een grote brede kop zullen gevoeliger zijn voor koptarra dan rassen met een meer normale kop. Ook de kopmethode is van grote invloed. Gezien de grote toename van het machinaal rooien zijn in de Rassenlijst afzonderlijk waarnemingscijfers opgenomen voor de rassen bij machinaal rooien op lichte en zware grond. Voor nadere informatie verwijzen wij u naar de genoemde Rassenlijst. Op zware gronden, waar men als regel vroeger zaait, zal men moeten letten op de gevoeligheid voor schieters. Op onkruidrijke gronden is een vroege grondbedekking van de bieten van groot belang. De sapzuiverheid komt steeds meer in de belangstelling. Er zijn duidelijke verschillen tussen de rassen. Ook hierover kan men zich oriënteren in de Rassenlijst. Naarmate de sapzuiverheid slechter wordt, neemt het suiker- verlies toe. Van bedrijf tot bedrijf liggen de mogelijkheden anders. De beste oplossing wordt daar verkregen, waar men er in slaagt zoveel mogelijk gunstige raseigenschappen samen te voegen. Het meer dan één ras zaaien kan hierbij nodig zijn, tenzij men een zeer beperkte oppervlakte suikerbieten verbouwt. Landelijk gemiddelde Rassen Gem. 1957-1965 op verschillende Waardering van grondsoorten in resistentie tegen: 1965 stro- nor stro- topver- Am. valse kg/are rijke male arme geling vaat meel ziekte dauw KLEINE GROENE Rondo C.B. 39,4 96 100 106 7 1 7 Dik Trom 43,3 104 99 94 8,5 1 7 Pauli 40,6 105 103 98 8,5 1 7 Laga (Cebeco 57-9) 43,3 103 102 Rovar 40,0 101 99 102 8 10 6 GELE Flavanda 39,8 98 102 113 7 10 6 Porta (Cebeco 60-24) 41,9 104 94 Dippes Gele Victoria 60 69 71 8 10 7 SCHOKKERS Maro 37,8 103 106 9 10 7 Big Ben 36,2 103 96 96 9 10 5 Emigrant 32,5 93 98 104 8,5 10 6 KAPUCIJNERS EN ROZIJNERWTEN Aureool 182 106 110 9 10 6 Imposant (Cebeco 59-8) 114 110 9 10 6 Ivora 91 104 104 7 10 5,5 Koroza 94 90 86 8,5 10 7 Gastro (Cebeco 60-15) 107 110 Als resultaat van het vele kweekwerk is de erwtenteelt steeds meer be- drijfszeker geworden. Stap voor stap is men er in geslaagd schadelijke invloeden uit te schakelen. Misgewassen, zoals die tot 1950 vrij veel voorkwamen, leken gezien de steeds op elkaar volgende goede gewassen verleden tijd te zijn. Toch is dit groeiseizoen duidelijk gebleken dat we er nog niet zijn. Enkele zwakke punten, die samengevat kunnen worden als gevoeligheid voor slecht weer en natte grond kwamen sterk naar voren. Weliswaar komt een zomer als die in 1965 weinig voor. Daartegenover staat echter de meer extensieve oogst- methode die in kombinatie met de meer normale jaarlijks te verwachten regen val steeds een voldoende dreigement vormt voor een achteruitgang in kwaliteit door schimmelaantastingen. Tot het moment van maaien of maaidorsen van stam is kwaliteitsachteruit* gang voor een deel te voorkomen door te zorgen voor een niet te overvloedige stro-ontwikkeling. Het huidige rassenassortiment biedt op dit punt voldoende mogelijkheden. Daarnaast zal een goede ontwatering van de grond het gewas spoediger doen drogen en het perceel ook vlugger toegankelijk maken voor de oogstmachines. Onkruid in het gewas wreekt zich in hoofdzaak in een groot aantal door schimmels aangetaste zaden. Het probleem onkruid zal in de toe komst door gebruik van steeds effectievere middelen gemakkelijker komen te liggen. De tijd tussen maaien en ruiteren of opraapdorsen zal men zo kort mogelijk houden, hoewel ook hier de onkruidbezetting dikwijls bepalend is. Veelal ziet men in deze periode dat de granen voorrang krijgen, waardoor de voor de erwt soms weinige goede momenten onbenut blijven. Dit geeft teleurstellingen. De grondsoort en de vruchtbaarheidstoestand van de grond hebben een sterke invloed op de opbrengst. Een aantal rassen vragen een rijke grond; anderen voelen zich beter thuis op een meer normale of zelfs arme grond en geven daar de hoogste opbrengst. Om deze reden is een indeling gemaakt in drie om standigheden van bodem en vruchtbaarheid. Of het ook mogelijk is een ras dat een betere vruchtbaarheid vraagt dan men het aan kan bieden, tegemoet kan komen met een stikstofgift, moet vooralsnog als ongewenst gezien worden. Een uitzondering hierop schijnt Dik Trom te maken. Enige praktijkervaringen met dit ras pleiten voor een lichte kalksalpetergift op gronden waarop een ge ringe stro-ontwikkeling is te verwachten. KLEINE GROENE Dik Trom, Pauli en Laga komen in de eerste plaats in aanmerking op gronden waar een flinke hoeveelheid stro ontstaat. Pauli heeft veelal een minder goede konsumptiekwaliteit. Laga werd voor het eerst in de Rassenlijst opgenomen. Op de ten opzichte van de groei meer normale gronden zijn de opbrengstverschillen tussen de rassen het kleinst. Ook hier kan Rondo goed meekomen. Duidelijk de hoogste in opbrengst is Rondo op de stro-arme gronden. Onder deze omstandigheden maken Dik Trom, Pauli en Laga in de regel te weinig stro om van een goede grondbedekking te kunnen spreken. Rovar reageert op de bodemvruchtbaarheid vrij neutraal. Rovar en Laga zijn onvatbaar voor de Amerikaanse vaatziekte en daarom geschikt voor ver bouw op de met deze ziekte besmette grond. GELE Flavanda en Porta reageren tegengesteld op de bodemomstandigheden. Fla- vanda met zijn vrij lang stro voldoet het beste op de stro-arme gronden, Porta is kort en het meest geschikt voor grond die de erwt gemakkelijk doet groeien. Porta is nieuw in de Rassenlijst gekomen. Het is een mooi gekleurde grove erwt van een goede konsumptiekwaliteit. SCHOKKERS Maro is op de stro-rijke gronden even produktief dan Big Ben, doch bij de meer normale groei-omstandigheden duidelijk produktiever. Het is een mooie erwt met een goede smaak. De resistentie tegen valse meeldauw is de hoogste van de tot op dit moment bij de schokkers bereikte onvatbaarheid. Emigrant komt door het langere stro het beste op de stro-arme gronden tot zijn recht. Het ras geeft hier een hogere opbrengst. KAPUCIJNERS EN ROZIJNERWTEN Een vrij geringe oppervlakte met deze erwten is in staat in de behoefte te voorzien. Deze erwten worden in eigen land geconsumeerd. Imposant heeft boven Aureool het voordeel van de hogere opbrengst en de mindere gevoeligheid voor slecht oogstweer. Komt overigens veel met Aureool overeen. Korosa is korter van stro dan Ivora, gevoeliger voor een minder goede struktuur van de grond en heeft een minder goede konsumptiekwaliteit. Korosa is meer resistent tegen topvergeling. Gastro is voor het eerst in de Rassenlijst opgenomen. De produktiviteit is goed: ook de kwaliteit van de erwt voor de konsumptie wordt met goed ge waardeerd. OPBRENGST DOPERWTEN-RASSEN PROEFVELDEN VAN 1961 T/M 1965 Kg per are Gem. 1965 Gem. 1961-1965 Rassen peul erwt peul erwt Gloire de Quinper 135 41.8 133 42,6 Onyx 137 47,8 121 40,9 Kei va 149 56,1 Alaska 124* 43,6 102 30,7 Sprite 175 68.9 162 62,7 Kelvcdon Wonder 157 64,8 160 65,3 Rovar 173 59,4 13 R 60 145 52,3 132 46,1 Finette 167 60,1 149 53.1 Hurst 87 160 61,9 147 55,7 Cobri 162 62,3 154 59.3 Supcovert 166 62,5 149 53,4 Cebeco 59-8 177 54,4 164 48.2 Dark Skin Perfection 174 68,9 158 61,2 Small Sieved Freezer 200 82,4 177 71.7 Wyola 161 62.3 Aureool capucijner 149 49.6 Vitalis 175 79,9 Double One 167 65.9 De hiervermelde opbrengsten zijn op een TM-waarde van 120 voor de ronde erwten en van 110 voor de kreukerwten omgerekend. gemiddelde van 1 proefveld. Ook bij doperwten blijkt de uiteindelijke opbrengst voor een belangrijke mate afhankelijk van het ras. De cijfers uit bovenstaande tabel tonen de grote verschillen. Volledigheidshalve wordt meegedeeld dat genoemde opbrengsten op een gelijke rijpingsgraad zijn omgerekend en wel voor de ronde erwten op een TM-waarde van 120 en voor de kreukerwten op een TM-waarde van 110. Hierdoor zijn de rassen onderling goed vergelijkbaar. Bij oogst van een jonger of ouder gewas kunnen andere rasverschillen ontstaan. De financiële uitkomst is daarnaast ondermeer afhankelijk van de prijs die men voor het produkt maakt. Het is duidelijk dat bij gelijke prijs het ras een sterke invloed heeft op de uiteindelijke financiële resultaten. Bovendien zijn er rassen die om hun geringe weerstand tegen ziekten zoals b.v. topvergeling het risiko van een misgewas inhouden. Doch afgezien van abnormale risiko's heeft elk gewas andere eigenschappen, zoals vroegh^id, (Zie verder volgende pagina.)

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1966 | | pagina 8