rW-}O
RASSEN-
NUMMER
II
«H i|| i ft*
VRIJDAG 7 JANUARI 1966
54e Jaargang No. 2811
Officieel orgaan van de Maatschappij tot bevordering van land enTainbouw en Veeteelt in Zeeland
g| ^;P If
Frankering bg abonnementTerneuze*
TROOR de huidige ontwikkelingen in de landbouw valt het
accent in sterke mate op het struktuurbeleid en staan
bedrijfsekonomie en arbeid in het middelpunt van de be
langstelling. Kostenverlaging is inderdaad bij gegeven op-
brengstprijzen en matige prijsverwachtingen voor de toe
komst van groot belang. De technische zaken mogen daardoor
echter niet op de achtergrond raken. De opbrengst per ha is
eveneens een maatgevende faktor voor de rentabiliteit van
het bedrijf.
In dit rassennummer vindt U een samenvatting van de re
sultaten van de rassenproefvelden, die elk jaar weer ver
rassingen opleveren. De gegevens hebben betrekking op het
Z.W. Zeekleigebied en de beschrijvingen zijn daarop afge
stemd. Dit is een voordeel voor de Zeeuwse boer, maar het
houdt ook tevens een onvolledigheid in. Het gebruik van de
zojuist verschenen 41e Rassenlijst, als uitgebreide informatie
bron. ïs onmisbaar.
¥K meen dat het goed is bij het verschijnen van dit rassen-
nummer de grote betekenis van het veredelingswerk te
belichten. De plantenveredeling resulteert uiteindelijk in
betere en produktievere rassen, die bijdragen in de op
brengstverhoging. Het werk, dat de kwekers, tesamen met de
onderzoeksinstituten en keuringsdienst verrichten voor de
Nederlandse boer en d.m.v. de export voor de ekonomie van
ons land, kan niet genoeg worden gewaardeerd.
Afzonderlijk kan hierbij worden genoemd de verdienste
van het I.V.R.O., dat de nieuwe rassen zo snel mogelijk in
roulatie brengt.
Men beseft in het algemeen nog te weinig welk een moei
zame arbeid voorafgaat, alvorens een ras in de rassenlijst
wordt opgenomen. De vele teleurstellingen en de kostbare in
vesteringen zijn alleen de kweker bekend Het duurt immers
minstens 10 jaar voordat een nieuwe kruising geschikt is voor
de praktijk. En hoeveel toprassen zijn tegenwoordig niet bin
nen enkele jaren verouderd, vooral in de sektor van de
granen
DE BETEKENIS VAN DE PLANTENVEREDELING
VOOR DE OPBRENGST
TfcOOR verschillende deskundigen zijn becijferingen ge
maakt over de invloed van de plantenveredeling op de
opbrengststijging van de gewassen. In 1958 heeft Ir. C. Koop
man bij zijn afscheid van het veredelingsbedrijf van het
C.B. hierover gegevens samengesteld, die interessant genoeg
zijn, om deze (in de volgende kolom) nogmaals te vermelden.
Het gaat om de toename van de gemiddelde kg-opbrengsten
van verschillende gewassen in de periode 1948-1957 ten op
zichte van 1911-1920.
De opbrengststijging varieert per gewas. De opbrengst
stijging van de meeste gewassen ligt rond de 50% over een
periode van nog geen 40 jaar of wel 1,27 per jaar.
3TOALS opgemerkt hebben verschillende deskundigen soort
gelijke berekeningen gemaakt en schattingen gedaan over
het aandeel van de .plantenveredeling in deze opbrengst
stijging. Er zijn immers nog talrijke andere faktoren die hier
op invloed uitoefenen, zoals bemesting, ontwatering en grond
verbetering, betere teeltmethoden etc. Berekend is, dat door
het veredelingswerk de opbrengst gemiddeld met minstens
0,5 per jaar zou stijgen. M.i. wordt dit aandeel relatief be
langrijker, omdat door de arbeidsschaarste, gekombineerd
met vergaande mechanisatie, opbrengstderving kan op
treden. Denk b.v. aan de struktuur, grover werk e.d.
De genoemde jaarlijkse opbrengstverhogingen gaan op de
lange duur van betekenis worden. Er staan voor de boer ver
houdingsgewijs zeer geringe meerkosten tegenover. Dat men
soms op de kosten van duurder zaaizaad bezuinigt is m.i.
zuinigheid die de wijsheid bedriegt.
DE RASSENKEUZE VOOR BEDRIJF EN KONSUMENT
J^AAST de opbrengst zijn er andere raseigenschappen die
de keuze van een ras bepalen voor het individuele bedrijf.
De mogelijkheid van vroeg of laat zaaien, grondbedekking,
geschiktheid voor een ondervrucht, resistentie tegen ziekte,
schot, korreluitval, stro-stevigheid zijn evenveel faktoren,
waar de boer rekening mee moet houden. De arbeidsorgani
satie en mechanisatie gaan daarop steeds groter invloed uit
oefenen. De ontwikkeling van het genetisch éénkiemig bieten
zaad is een sprekend en aktueel voorbeeld van de aanpassing
van het kwekerswerk aan de moderne bedrijfsvoering van de
boer. De hoogte van de peulaanzetting bij erwten is b.v. van
belang bij het zwad- en van stam dorsen van erwten, de strostevigheid van de inlandse
tarwe alsmede schotgevoeligheid en de mate van korreluitval zijn voor het maaidorsen be
langrijk. De nieuwe rassen worden getoetst op chemische middelen voor ziekte- en on-
kruidbestrijding. Soms komt de chemische bestrijding de kweker te hulp, zoals bij de mo
gelijke toepassing van c.c.c. op granen, waarmee in feite een raseigenschap, n.l. de lengte
van het stro direkt beïnvloed wordt.
^ENSLOTTE dient de kweker zich ook te richten naar de eisen die de konsument stelt.
In de tuinbouwsektor is dit van doorslaggevende betekenis voor de prijs. In de land
bouw komt de kwaliteit helaas veel minder in een prijsvorming tot uitdrukking. Melk,
eieren, tarwe en aardappels zijn in feite massaprodukten zonder kwaliteitsklassen. Voor de
landbouw wordt steeds belangrijker welke arbeidsbesparende mogelijkheden er zijn voor de
huisvrouw en de geschiktheid voor industriële verwerking. De Bintje b.v. zou in het bin
nenland nooit zo'n opgang hebben gemaakt als de knolvorm zich niet zo goed leende voor
hand- en machinaal schillen. De aard van de knol is bepalend voor de bereiding van
patates frites. Het betrekkelijk nieuwe ras Woudster b.v. is door zijn knoleigenschap ge
schikt voor de bereiding van chips.
Samenvattend kan gesteld worden dat de kweker, te samen met de wetenschappe
lijke onderzoekinstituten een belangrijke steun is voor de boer. Opbrengstverhoging,
raseigenschappen voor grondsoort en bedrijfsvoering, afzetmogelijkheden en tot op
zekere hoogte de prijs worden door het kwekerswerk mede bepaald. Daarom is een
rassennummer van betekenis en zorgvuldige bestudering alleszins de moeite waard.
R.L.V.D. Goes
Ir. H. P. DE BRUIN.
gemiddelde
gemiddelde
Gewas
opbrengst
opbrengst
toename
toename in
1911-1920
1948-1957
in
per jaai
Wintertarwe
2468
3859
56
gem.
1,50
Zomertarwe
2468
3272
32
99
0,87
W'intergerst
2532
3552
40
99
1,08
Zomergerst
2118
3379
59
99
1.59
Rogge
1757
2730
55
99
1-48
Haver
20V2
50
99
1,35
Gerep. vlas
3610
5514
55
99
1,48
Cons, aardappelen
15400
2SiiuO
65
99
1,75
Fabr. aardappelen
21700
26800
23
99
0,62
Suikerbieten
30500
4
36
99
0.98
Suiker
5200
6480
23
99
0,62