A 11 I yêé1 11 éÉI (W u 'J %i Onderweg De tijd dringt VRIJDAG 31 DECEMBER 1935 53e Jaargang No. 2810 wM m Él m -#• if rt 41 i i 4- ?pp PPPPPju!85PPi ..Officieel orgaan van de Muatschappij tot bevordering van Landt enTuinbouw en Veeteelt in Zeeland Frankering bij abonnement: Terneuzen 5 W IEDER einde is een begin, schreef een wijsgeer. Dit moet de man, die juist achter een periode in zijn leven als het ware een punt mocht zetten, veel zeggen. En men zou er op kunnen laten volgen: Begin en einde zijn wel van dezelfde familie, maar het begin is blind, het einde ziet. Achteraf praten is zo gemakkelijk, stellen wij vaak.vOp Oudjaar kunnen we achteraf praten. We kunnen nabeschouwen en haast tekstueel tot een toepassing komen. 1965 was zo'n wonderlijk jaar. Wij agrariërs meten het aan het klimaat, aan de groeitijd en groeivoorwaarden der gewas sen, aan de opbrengst van de oogst. De overmatige regenval domineert, het wordt een recordjaar in het natte. Er ligt een dreiging over het natte waterland, dat Nederland is. De beel den uit de Biesbos tonen het. In het politieke vlak in ons vaderland vertoonden zich even eens nieuwe uitersten. De eenheid van het volk van 20 jaar geleden, vervlakt en van ons weggedreven in die tussentijd, bleek ook om de Troon van Oranje niet langer een algemeen gegeven. Het weekblad van de Quakers schreef in 1861: In het noodzakelijke eenheid, in het twijfelachtige vrijheid, in alles echter liefdevolle verdraagzaamheid. Laat ieder zich vooral dit laatste als vraag stellen. In de grote wereld gingen wedloop om de ruimte en strijd om de macht, in Vietnam, in Rhodesië en op zovele fronten voort. De kloof tussen rijke en arme landen werd groter in plaats van kleiner. Met al onze wetenschap hebben wij de techniek van de hulpverlening aan de ontwikkelingslanden, zo als zij zou moeten zijn, in geen velden of wegen onder de knie. Trouwens de oude Chinezen wisten al dat wetenschap beoefe nen en de mensen niet beminnen gelijk stond met eeu fakkel aansteken en de ogen sluiten. We hebben net Kerstfeest gevierd. Het is eon tijd om ons in familie- en vriendenkring binnen af te zonderen. De wereld buiten heeft er dat naar gemaakt en het verdiend, denken wij dan. Binnen bij de boom en de dis en het mooie Kerstverhaal overheerst het gevoel van veiligheid. Zo halen we nog Oudjaar, zo vieren wij nog de Nieuwjaarsdag. Dan komt de ontnuchte ring, de kilte van alle dag, de moeilijke arbeid, de kosten verhogingen, de gejaagdheid van de tijd, kortom alle onzeker heden die de moderne mens vertwijfeld naar houvasten doen zoeken. Terugziende op de „feestelijke" dagen achter Ons, zouden wij ons de vraag moeten stellen of het woord van de dichter Andries Dongera op ons kon worden toegepast: „Dit is een volk, dat brood en spelen wil: niet voor één keer, maar telkens, telkens weer En hoeveel woorden ik er ook aan spil, het lacht en dansten taalt naar U niet meer". De moderne mens staat vreemd tegenover de grond der din gen, vreemd tegenover God en het idee dat God's zoon in een stal geboren werd en mens werd onder ons mensen. Hij staat vreemd ook tegenover zijn medemensen; het leven is veruiter lijkt, de ouderwetse vriendschappen vindt men nauwelijks meer. Hij staat vreemd tegenover zichzelf. Deze mens zucht wel mede met de ganse schepping, immers hij kan er deel van uitmakende niet anders, maar hij aanvaardt de Schep per niet meer. Hij weet heg noch steg. In de Bijbel vinden vrijwel alle belangrijkste gebeurtenissen op reis plaats, onderweg. De mens wordt dan tot in zijn ziel getroffen. Saulus op reis naar Damaskus. De Moorse Kamer ling. Het Kerstfeit, Jezus' geboorte, gebeurde ook onderweg. Straks zijn wij allen onderweg in 1966. Waarheen kan nie mand ons zeggen. Het begin is blind, slechts het einde ziet. Maar Jacqueline van der Waals, die wist dat ze jong ging sterven, had de moed te getuigen. „Waar de weg mij brengen moge, aan des Vaders trouwe hand loop ik met gesloten ogen naar het onbekende land". Poortvliet. M. A. GEUZE. jUU de presidentsverkiezingen in Frankrijk achter de rug zijn vraagt de E E. G. zeer dr<n- gend om een oplossing. Blijkens de berichten hierover wordt daaraan dan ook hard ge werkt. Natuurlijk zijn de politieke problemen eerst aan de beurt en die kunnen misschien wel wat tijd vergen, maar daarna valt te verwachten dat de landbouwvraagstukken met sneltreinvaart zullen worden afgewerkt. Hier immers zal Frankrijk beslist niet remmen, want het heeft het grootste belang bij een zo spoedig mogelijk tot stand komen van de gemeen schappelijke markt net als wij. Hier kunnen eerder moeilijkheden met Italië of Duitsland «*e zaak ophouden. Het wordt trouwens de hoogste tijd dat er beweging komt. Met name oe prijsvaststellingen van de verschillende produkten dienen op korte termijn plaats te vinden. Aldus ir. C. S. Knottnerus in een bijdrage, waaraan wij het volgende ontlenen. VERLIESSALDO Met het oog hierop heeft ook het L. E. I. weer berekeningen gemaakt. Vroeger konden wij zonder de L. E. I.-berekeningen de prijzen zelfs niet vaststellen. Nu wij in de E. E. G. zijn be land zijn het natuurlijk niet alleen de Nederlandse kostprijzen die bepalend zijn, maar ook di van onze partner landen en met dit feit zullen wij ter dege rekenenig moeten houden Het opvallende in de berekening van het L E. I. is dat de verwachtingen voor 1966 op vrijwel alle categorieën van bedrijven bedrijfseconomisch tot een verliessaldo leiden, m.a.w. op alle be- drijfstypen leidt de prestatie van de boer tot een te lage beloning voor zijn arbeid. Proberen wij deze te lage beloning weg le werken door prijsverhogingen van de eindprodukten dan lopen wij meestal vast in E. E. G.-regelingen die zodanig verhoogde prijzen niet toestaan. De eerste reactie is dan altijd heel logisch: dan moet die E. E. G.-regeling maar wat veranderd worden. De prijs van de produkten moet toch de redelijke beloning van de boer waarborger. In onze partner landen zal toch ook wel een kostenstijging zijn opgetreden en daar kan men er dan ook niet mee komen. (Zie verder pag. 1163;

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 1