1127
vrijdag 24 December i%5
Het oude boerenhuis omringd door fors geboomte
De lichte constructie van de schuur bleek nadelig te zijn in de stormnacht van
1 februari 1953. Toen drukte de zware storm het westelijk eind van het dak enigs
zins in elkaar, zodat enkele zolderbalken afbraken en versterkingen aan het wagen
huis moesten worden aangebracht.
VROEGERE BEWONING
Het is moeilijk te zeggen wanneer op deze plaats voor het eerst een hofstede
werd gebouwd. Zoals we hierboven aantoonden bestond de hoeve in elk geval reeds
in 1747. Toen de woning in 1763 werd vernieuwd moet derhalve al geruime tijd
daarvoor de oude behuizing hebben bestaan. Er is nu één omstandigheid, welke
dit in het bijzonder aannemelijk maakt, n.l. deze.
De Noord-Oosthoek van de Nisse-Stelle komt gedurende meer dan 300 jaren voor
in de overlopers met een totale grootte van 58 gemet en 58 roeden.
Daarvan hebben ook gedurende deze 3 eeuwen steeds ca. 44 gemet aan opeen
volgende eigenaars behoord, terwijl ca. 14 gemet bijeen bleef en in eigendom was
bij een tweede reeks eigenaren.
Er lagen in dit kleine gebied nooit meer dan twee hofsteden. De ene is de hier
beschrevene, de andere behoorde bij het bezit van 44 gemeten en wordt tot in 1652
ook steeds genoemd. Dit was de hoeve, gelegen aan de Stelleweg, thans bewoond
door de familie P. Acda.
Bij de hoeve „Torenzigt" waarop nu de heer W. Boonman pachter is, hebben
in de Noord-Oosthoek nooit meer dan de genoemde 14 gemet direct aansluitend
gelegen, terwijl de pachters ervan in de 17e eeuw meestal ook weinig meer dan
deze percelen in pacht hadden. Dit in tegenstelling tot latere pachters, die ook
nog in andere polders diverse percelen bebouwden.
De conclusie die hieruit te trekken valt kan geen andere zijn, dan dat op de
bewuste plaats al vroeg de pachters zelf hebben gewoond zij het dan ook op
een klem bedrijf, waar gezien de matige kwaliteit der omliggende gronden
de veehouderij hoofdzaak zal zijn geweest. Het feit, dat in 1763, toen kapitaal
krachtige eigenaars reeds geruime tijd het bezit hadden verworven, de woning
werd vernieuwd, onderstreept de veronderstelling, dat er daarvoor slechts een
kleine hofstede zal hebben bestaan, hoewel dit wegens het ontbreken van een
aar^al overlopers niet zo uitdrukkelijk kan worden vastgesteld.
DE EIGENAARS
Deze boerderij in de Nisse-Stelle-Polder is thans eigendom van het Franse Leger
des Heils L'Association des Oeuvres de Bienfaisance de L'Armée du Salut
Deze instelling verwierf het bezit van „Torenzigt" met nog een boerderij te
Hemkenszand en één in Zeeuws-Vlaanderen in 1940 en wel door schenking van
de toenmalige eigenaresse mevr. Valentine BallyLeirens. Zij overleed op 20
november 1939 te Annecy in Frankrijk en woonde daarvoor lange tijd in Genève.
De waarde van „Torenzigt" met bijbehorende landerijen werd ten tijde van de
scnenking in 1939 dus getaxeerd op ca. 135.000,
Mevrouw BallyLeirens had de bezittingen geërfd van haar oom Charles Louis
Lefens advocaat te Gent, vermoedelijk reeds omstreeks 1890. Zij was toen zeif
nog minderjarig. Genoemde Leirens had de boerderij verkregen uit de nalatenschap
van zijn vader, Franciscus Ludovicus Leirens, en wel in 1868.
Deze had in 1853 de hoeve door koop van Jacoba en Maria Koning verworven
Jacoba was de weduwe van David Koning, die zoals hierna zal blijken, slechrs
korte tijd eigenaar geweest kan zijn. We vonden een acte van scheiding uit 1843,
toen de hoeve en gronden aan de beide eigenaressen (zusters) kwam Zij betaalden
van 1843/'44 tot en met 1851 waterschapslasten in Nisse-Stelle en wel over 9.73.04
ha en hadden dus gedurende ca. 9 jaren „Torenzigt" in eigendom.
De zijkant van de woning met ingangen tot keuken en schuur
Vóór 1843 was eigenares Cornelia Maria Gorsse .e Goes, heigeen blijkt uit do
kohieren van waterschapslasten, waarin zij in 1838 wordt vermeld en daarvóór
regelmatig tot in 1812. Omstreeks laatstgenoemd jaar werd zij weduwe door het
overlijden van haar echtgenoot Marinus Gorsse. In 1800 betaalt deze over 24 gem.
239 roeaen geschot in de Nisse-Stelle, waarvan 14.053 gem. in de Noordoosthock,
t.w. de 5 percelen, op één waarvan de hofstede thans nog staat.
In 1794 was de situatie ook reeds dezelfde en M. Gorsse komt in de overloper
van dat jaar voor met 5 percelen, resp. groot 1.23, 5.80, 1.3.25L en 3.gemei,
ane gelegen in de Noordoosthoek.
Hij heeft dan hoeve en gronden nog niet lang in bezit, want in 1792 staan deze
nog op naam van Maria Coomans Erven. Dit is op te maken uit de overlopers van
de Breede Watering bewesten Yerseke, terwijl ook in de kohieren van de 100ste
penning de Erven van Maria Coomans als eigenaars worden genoemd en voor
hoeve en landerijen 2.11.moeten betalen. Maria Coomans bovengenoemd heb
ben we in deze artikelenreeks al eerder ontmoet. In de geschiedenis van de „Stel-
hoeve' te Wemeldinge (zie Zeeuws Land- en Tuinbouwblad van 5 febr. 1965)
speelt zij n.l. een rol. Zij is de zuster van Pieter Coomans, Heer van Wemeldinge
en burgemeester van Goes (tussen 1740 en 1747), en schonk de Stelhoeve aan de
Hei vormde Kerk te Weme idinge onder voorwaarde dat er nimmer een orgel in
die kerk zou worden geplaatst.
Zij overleed in 1791 en had de hofstede in eigendom sedert Pieter Coomans in
1758 overleed. Deze laatste kunnen we als eigenaar terugvinden tot in 1746.
Vóór 1746 laten de archieven een lange tijd niets mee? los over bestaan en wel
en wee van de hoeve en zijn bewoners. Teruggaande naar het begin der 18e eeuw
vinden we eerst in 1695 weer enkele daarop betrekking hebbende gegevens. Dan
is eigenaar Johan Westerwijk van in totaal 14.053 gemet, n.l. dezelfde percelen
die we hondera en meer jaren later nog steeds tegenkomen.
In 1674 behoren deze gronden toe aan Salomon Sabbinx Erven en zeven jaar
eerder aan Everaart Sabbinghe. Ook in 1659 is deze er reeds eigenaar van, evenals
in 1652, het vroegste jaar waarin wij gegevens over bezit en pacht van deze per
celen konden vinden. Het betrof toen, ruim driehonderd jaren geleden, precies
dezelfde percelen met dezelfde grootte, als die we in het midden der 19e eeuw
aantreffen.
Ligging, vorm en grootte daarvan ondergingen gedurende minstens 3 eeuwen
geen verandering tot na de ramp van 1953 de herverkaveling in dit deel van Zuid-
Beveland daarin grondige wijziging bracht.
Zeer opvallend is nog dat reeds in 1652 één dezer percelen, groot 1 gemet, toe
behoorde aan de kerk te Ellewoutsdijk en dat dit perceel als zijnde in erfpacht van
die kerk steeds genoemd blijft. De huidige pachter betaalt daarvoor nog steeds
3,per jaar aan het betrokken kerkbestuur.
n
Het kop-eind van de schuur waarin het royale wagenhuis is ondergebracht.
DE PACHTERS
f\E hoeve „Torenzigt" is lang niet altijd door de eigenaars zelf bewoond en
bestuurd geweest. De huidige pachter, de heer W. Boonman, nam als zodanig
de hoeve over van zijn vader, J. Boonman Wzn. in 1938. Deze laatste was even
eens zijn vader als pachter opgevolgd. Dat was W. Boonman Jzn die in 1908 de
pacht overgaf na sedert ongeveer 1873 de hoeve te hebben bewoond en beheerd.
Hij was gehuwd met een dochter van de pachter die vóór hem op het bedrijf zat.
Dit waren dan resp. Martina de Jonge en Pieter de Jonge. Archiefstukken vermel
der de naam van deze laatste in 1849 en nog steeds als pachter ook in 1868.
In 1849 worden de bewoners van „Torenzigt" onder huisnummer 74 opgenomen
in de lijst van volkstellingsgegevens en daaruit blijkt, dat het gezin dan gevormd
wordt door:
Pieter de Jonge, geb. 1812, R. K. landbouwer
Jacoba Vermue, geb. 1814, R K. vrouw
Martina de Jonge, geb. 1847, R. K. dochter
Appolonia Boonman, geb. 1824, R. K. boeremeid
Jobtje Boonman, geb. 1835 R. K. boeremeid
Het is waarschijnlijk dat Pieter de Jonge omstreeks 1844 pachter werd. Zijn
voorganger was Adriaan Jansse Boonman, die het er niet zolang uithield, n.l. onge
veer van 1842 tot 1848. Te beginnen met hem heeft totnutoe met inbegrip van de
door huwelijk verwante familie De Jonge, het geslacht Boonman dus ruim 120
jaa»- lang „Torenzigt" als pachters beheerd.
Matthijs Rottier ging aan die reeks als pachter vooraf. We ontmoeten hem als
zodanig reeds in 1823 en hij zal met zijn gezin zeker 20 of meer jaren op de hoeve
hebben gewoond. Uit het jaar 1823 zijn enkele interessante gegevens bekend, n.l.
in de eerste plaats door de aanwezigheid van een Meetboek van hoeve en bijbe
horende percelen uit 1823, waarin alle percelen zijn getekend en voorzien van
benamingen en grootte.
Het is samengesteld en de metingen zijn verricht door G. Rottier Matth.zn. (zoon
dus van de toenmalige pachter) die voorin het boek geschreven heeft:
„Gemeten voor Matthijs G. Rottier de hier in voorkomende zaai- en wei
landen en wel met de Nederlandsche maat in ploegensveld en groot bevon-
„den zooals in iede- figuur wordt aangewezen, door mij ondergeteekende
„geëxamineerd Landmeter in den jare achttienhonderd en drie en twintig,
„door den heere K. Priester in dien tijd als examinator der landmeters van
„Zeeland aangesteld benevens ook behoorlijk gepatenteerd"
get. G. ROTTIER Matth.zn.
(Zie verder pag. 1130)