De lange weg Kerstmis tussen de tijden 1123 j£N DAT geeft juist de glans aan het Kerstfeest. Vooir de christenheid de herdenking van de ge boorte van Christus, dat wil zeggen van het wéten dat er het licht van de liefde is, ook in ons, in ieder mens. In ieder mens, hoe hij ook handelt en doet, ligt dat vonkje verscholen. Soms laat men het ver- H. VAN WERMESKERKEN LI ET gedenken van dit gebeuren is het Kerstfeest. En wij zullen het vertalen in „onze dagen". In onze dagen van een nieuwe brug, van afscheid en opnieuw beginnen, van gedenken en vooruitzien. Nog eens: „Er zijn veel dingen nodig. Maar het allernodig- ste is mens te zijn". Wij vinden in het Kind in de kribbe God daarbij aan onze zijde. Ook in een nieuwe wereld met nieuwe opdrachten en (heel concreet) met een nieuwe voorzitter. Het was de boodschap van de scheidende voorzitter, dat wij het wonder zouden zien. Wel, slaat U het oude Evangelie van Lukas 2 nog eens op, en lees het misschien voor de zo veelste ïnaal. Maar zie het wonder van de levensvolheid van de Schepper, dat Hij MENS wordt. Mag ik nu ditmaal ook eens eindigen met een gedicht, dat ik in een blad vond met daaronder de naam Rein Klazes. H. At. ST RAT ING. VRIJDAG 24 DECEMBER 1%5 WEDEROM staan wij aan de vooravond van een Kerstmis. Een herdenkingsfeest dat wij, gedachtig aan het gezang der engelen, zo gaarne willen vereenzelvigen met het streven naar vrede op aarde. Dan krijgt men de neiging om wat schamper te lachen om dit feest, want er is immers geen vrede op de aarde? Na twintig eeuwen christendom, dat uitgaat van de liefde voor de naaste en voor God, lijkt de mens. heid eerder uit op een elkaar vernietigen. Dat kan dan echter niet aan dat christendom liggen, noch aan een andere godsdienst, maar uitsluitend aan die mensheid. De voorschriften en geboden voor een goed, een liefdevol en vreedzaam leven zijn wel gegeven, door Christus, door Mohammed, door Boeddha, over de gehele wereld en aan ieder mens. Dat nochtans moord en doodslag, bedreiging, oor log en oneerlijkheid heersen, komt dan alleen doordat de mens zich niet houdt aan de wijze voorschrif ten en geboden. Dat kan ook niet volledig, want wij zijn geen levende goden. Het streven naar het goede, het juiste handelen, vereist een ontwikkelingsgang, die bijkans geen mens in zijn ene leven tot het einde toe be reikt. De een komt wat verder dan de ander, maar ergens blijft de mens toch in die ontwikkeling naar een hoger leven steken. jyjAAR WIE ver gekomen is, heeft dit niet voor niets bereikt. Van zijn of haar levensinstelling, lessen en voorbeelden, blijft ook ergens iets hangen. Het zaad is uitgestrooid en er zullen nieuwe loten uit ontstaan. Sommigen daarvan zullen toch weer verstikt worden door het welig tierend onkruid, maar enkele zullen zich tot nieuwe bomen, tot nieuwe voorbeelden ontwikkelen. En op hun beurt zullen zij weer vrucht dragen en uitstrooien. Zo gaat het proces door. Uiterst langzaam en soms nau welijks merkbaar en tóch baant het goede zich een een weg. Wij leven dan weliswaar nog in een wereld die vol is van dreiging en van gevechten, maar ander zijds heeft de mensheid reeds een enorme vooruit gang geboekt vergeleken bij tien of meer eeuwen geleden. We behoeven dat hier niet allemaal te om schrijven, wie iets van de geschiedenis der mens heid kent, ziet, ondanks een misschien grotere on kerkelijkheid, toch het principe van de liefde tot de naaste groeien. Het zaad is niet overal vergeefs gestrooid. De Kerk is ook slechts een hulpmiddel tot de verwe zenlijking van het hogere leven. Eén der hulpmid delen. Ieder mens draagt echter het middel om tot een hoger en beter leven te komen in zich. stikken, omdat men geen vertrouwen heeft in de kracht van dat licht of zelf te zwak is om het aan te blazen. Bij anderen echter gaat het vonkje wel gloeien en spreidt het licht zich uit naar anderen. Worden wij er door beroerd? Daar ligt het maar aan hoe de wereld zich toont. Er is in ieder geval in ieder mens het besef dat het kan. Ieder wil ook wel goed zijn, als de anderen hem, in zijn zwakheid, er maar de gelegenheid toe geven en hij zich niet behoeft te verdedigen tegen wat hij meent dat anderen hem willen aandoen. Laten de kaarsen en andere lichten die wij nu met Kerstmis weer ontsteken, het symbool zijn varn ons geloof in het bestaan van de liefde. Wanneer wij daérvan overtuigd zijn, dan bloeit de liefde tot de naaste reeds. Dan doen wij waartoe Jezus tot ons kwam. En in wezen is dat iets heel menselijks, want wij zijn allen geschapen met die goddelijke vonk van de liefde in ons. Hoe de wereld zich dan nu ook mag voordoen, er blijft alle reden om het Kerstfeest te vieren. Want het blijft het getuige nis van de wil der mensen om tot het goede, het liefdevolle te komen. En waar een wil is, iseen weg. Zij het een zeer lange, omdat de mens -zich slechts aarzelend en schuivelend over deze weg voortbeweegt. (Vervolg van eerste pagina.) We raakten met de dingen zo vertrouwd, dat wij ze nauwelijks meer begrijpen t Spreekt ons vanzelf, dat aan het eikehout de eikels van het najaar rijpen. De glans van 't wonder ging voor ons teloor, robijn verdoft in onze handen; de klop van t hart bereikt nooit ons oor verwondering legden wij aan banden. „En God lag in een stal", dat weten wij. „Voor onze schuld is Hij gekomen En met een dubb'le zond ig zijn wij blij, met groen en kaarsen ingenomen. Och God, als t kan, gun mij dat eerste zien die jonge liefde voor Uw daden Ik heb Uw krib zo menigmaal gezien dat haar vertrouwdheid mij zou schaden. Goes

Krantenbank Zeeland

Zeeuwsch landbouwblad ... ZLM land- en tuinbouwblad | 1965 | | pagina 3